Het is een waterrijk gebied, waar stuwingsregens vallen in de vorm van zware plensbuien. In Arthur’s Pass regent het gemiddeld tussen de 150 en 175 dagen per jaar. In Otira valt jaarlijks zo’n 5000 mm neerslag. In de winter kan het ook in de dalen streng vriezen. Februari en maart zijn de beste maanden om dit nationale park te bezoeken.

Het park kent een grote verscheidenheid aan bomen en planten. In de bossen leven tui’s, uilen en koekoeken. In de hogergelegen delen van het park leeft de kea. De enige nederzetting is Arthur’s Pass. Het dorp heeft een winkel, een restaurant, een jeugdherberg en een hotel.