Rusland ligt op een grote laagvlakte, die eigenlijk strekt van de Noordzeekust tot aan Vladivostok. Als enige oneffenheid ligt op de grens van Europa en Azië het Oeral gebergte, een langgerekt middelgebergte waarvan de hoogste top reikt tot 1894 meter. Aan de zuidgrenzen zijn er veel hogere gebergten, zoals natuurlijk de Kaukasus in het Europese deel, met als hoogste berg (van heel Rusland) de Elbroes op 5642 meter. In het Aziatische deel zijn er hooggebergten als het centrale Altaj-gebergte, op de grens met Mongolië en Kazachstan, en op het schiereiland Kamsjatka. Beide hebben toppen tussen 4500 en 4800 meter.

Water en ijs

De langste rivieren stromen in Siberië. De Ob en de Irtysj hebben een gezamenlijke lengte van ruim 5400 km, de Amoer, Lena en Jenisej zijn alle met meer dan 4000 km lengte ook nog langer dan de 3700 km die de Volga in het Europese deel lang is. De meeste Siberische rivieren stromen uit in de Noordelijke IJszee. Daarnaast ligt er in Rusland een aantal grote meren. De Kaspische Zee is met 386 km2 natuurlijk het grootste meer ter wereld, al rekenen sommige geografen het niet tot de meren maar zien het als een binnenzee. Bij gebrek aan uitstroom is het water in de Kaspische Zee door verdamping ook zouter dan dat van de rivieren die de zee voeden. Het Baikalmeer in Siberië is het diepste meer ter wereld en herbergt vooral daardoor het grootste reservoir met zoet water ter wereld, naar schatting een vijfde van de totale zoetwatervoorraad houdende. Ook de meren Ladozjskoje (Ladoga) met een oppervlakte van bijna 18 km2 en Onjezjskoje (Onjega) met bijna 10 km2 in het noordwesten behoren daarna tot de grotere natuurlijke meren.

Grote delen van het oosten in Siberië zijn het hele jaar erg koud en de grond is er permanent bevroren. Dit is het gebied van de permafrost. Op sommige plekken in Siberië kan het in de winter tot 70 gr C. vriezen.

Klimaat

Rusland kent uiteraard door die uitgestrektheid grote verschillen in klimaat. In het uiterste noorden heerst een poolklimaat, sommige delen van het zuiden zijn subtropisch. Over het algemeen heerst er een landklimaat met warme zomers en koude winters.