De eerste Russische componist van naam was Michaïl Glinka (1804-1857), die de aanzet gaf tot de Russisch-nationalistische school. Zijn ‘Een leven voor de tsaar’ uit 1836 is de eerste Russische opera, Roeslan en Ljoedmila zijn bekendste werk. Het stokje werd daarna overgenomen door een groepje componisten die bekend staan als het ‘Machtig Hoopje’ die een eigen klank ontwikkelden, gebaseerd op Russische volksmotieven. Tot hen behoorden o.a. Modest Moessorgski (opera Boris Godoenov), Aleksandr Borodin (opera Vorst Igor) en Nikolaj Rimski-Korsakov (symfonie Sjejerazade). Tegen het eind van de 19e eeuw componeerden Pjotr Tsjaikovski en Sergei Rachmaninov meer romantische werken in een westerse stijl. Met name Tsjaikovski ontwikkelde zich tot de populairste Russische componist met zijn veelgespeelde balletten, pianoconcerten, opera’s en symfonieën. Van modernisme in de muziek was Igor Stravinski de voorman. In de Sovjettijd werden mannen als Dmitri Sjostakovitsj en Sergei Prokofjev zowel met eer als met kritiek overladen. Naast componisten heeft natuurlijk ook een groot aantal uitvoerende kunstenaars van Russische bodem wereldbekendheid verkregen. De pianisten Vladimir Horovitsj en Vladimir Asjkenazi en de cellist Mstislav Rostropovitsj vierden hun grootste triomfen in het westen na hun emigratie.