Korte uitleg van stijlen in de kunst
Romaans
De Romaanse bouwstijl kenmerkt zich door strakke contouren en dikke muren met kleine (boogvormige) ramen. Bij kerken staat de toren meestal op de kruising van het transept en het middenschip. Ook komt het voor dat de toren los van de kerk staat. Langzamerhand wordt de houten kap vervangen door een van steen. Aan het begin van de Romaanse periode wordt een tongewelf over het middenschip aangebracht, later maakt dit plaats voor het kruisribgewelf. Het gevolg hiervan is dat het gewicht van het dak niet langer gelijk over de muren verdeeld wordt, maar zich op kleinere oppervlakten concentreert. Grotere openingen om het licht door te laten kunnen daarom worden gemaakt.
Gotiek
De belangrijkste verandering ten opzichte van de voorafgaande bouwstijlen is het gebruik van de spitsboog ter vervanging van de rondboog. Het gewicht van het gewelf rustte op de pijlers, zodat de muren het gewicht niet langer hoefden te dragen en voor een groot deel vervangen konden worden door ramen. Aan de buitenkant van de kerk werden steunberen aangebracht die de zijwaartse druk opvingen. De gebouwen zijn vaak hoger dan in de Romaanse tijd. De gewelven werden steeds gecompliceerder en sierlijker (bijvoorbeeld ster- en netgewelf).
Renaissance
Het woord renaissance betekent wedergeboorte. De klassieke (Romeinse) kunst staat hierbij centraal. De renaissancekunst vindt haar oorsprong in Italië. De wereldlijke bouw wordt steeds belangrijker omdat de stedenbouw zich uitbreidt. Hout maakt plaats voor steen. Kenmerkend voor de renaissance is het gebruik van zuilen en koepels.
Engelse tudor
Een bouwstijl in de laatste fase van de Engelse gotiek. De stijl was in zwang tijdens de regering van de eerste vorsten uit het Huis van Tudor (16e eeuw). De term wordt voornamelijk gebruikt in de burgerlijke bouwkunst.
Barok
De barok is een uitlaatklep voor emoties. De fantasie wordt de vrije loop gelaten. Bij de kerkelijke bouw gaf de Contrareformatie impulsen aan het gebruik van de barokstijl. De katholieke kerk probeerde door pracht en praal uit te dragen hun invloed terug te winnen. Alles moest kolossaal en weelderig overkomen.
Rococo
De term rococo wordt vooral gebruikt als interieuren beschreven worden. Het woord is afgeleid van rocaille, wat grotachtig betekent. Rococo doet wat eleganter aan dan barok. De kleuren die gebruikt worden zijn ook wat lichter en verfijnder.
Classicisme
In de tijd van het classicisme gaat de belangstelling opnieuw uit naar de Romeinse cultuur. Zuilengalerijen en timpanen worden weer populair. Motieven worden ontleend aan de antieke kunst.
Empire
De empirestijl was in zwang tijdens het bewind van Napoleon Bona-parte. Deze stijlaanduiding wordt hoofdzakelijk gebruikt als het gaat om decoratieve en toegepaste kunsten zoals meubels. Bij gebouwen, schilderijen en beeldhouwwerken wordt meestal de term classicistisch gehanteerd.
Jugendstil of art nouveau
Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond steeds meer aversie tegen het blijven gebruiken van oude stijlvormen in een nieuw jasje. Een heel nieuwe stijl werd ontwikkeld. Er werd naar gestreefd vormen te doen kenmerken door een vloeiend ritme van beweging en compositie. Veel plantmotieven werden gebruikt. Een Oostenrijkse vorm van deze stijl wordt ook wel secessionisme genoemd.
Sgraffito
Op een donkere ondergrond wordt witte kalk aangebracht. De kalk wordt gedeeltelijk verwijderd. Op deze manier worden kunstige patronen zichtbaar en worden blokken steen gesuggereerd.