Een grondwetswijziging in 1989 filterde de laatste marxistische residuen van de Anjerrevolutie uit het staatsbestel.

De liberale koers van Cavaco Silva wekte veel weerstand. Afbraak van beschermende arbeidswetgeving en stijgende inflatie brachten eind jaren tachtig miljoenen stakers op de been, maar de regering ging op de ingeslagen weg verder. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1989 moest de PSD echter verschillende grote steden aan de linkse oppositie laten die daarmee aan een hernieuwde opmars begon.

Vanaf 1995 tot 2002 werd Portugal geregeerd door de sociaaldemocratische Partido Socialista (PS). Bij de parlementsverkiezingen van 2002 nam de centrumrechtse conservatief-liberale Partido Social Democrata (PSD) het roer over. Regeringsleider was Jose Manuel Barroso, de latere (2004-2014) voorzitter van de Europese Commissie.

Na veel politieke strubbelingen als gevolg van de aanhoudende economische crisis, kwam na de parlementsverkiezingen van 2005 opnieuw de sociaaldemocratische Partido Socialista (PS) aan de macht, met als minister-president José Sócrates. Na de verkiezingen van 2009 verloren de socialisten weliswaar fors, maar bleven aan de macht dankzij gedoogsteun van de Partido Social Democrata (PSD). Sócrates diende in 2011 echter het ontslag van zijn minderheidsregering in nadat het parlement de bezuinigingsvoorstellen zoals die met de Trojka (EU, ECB en IMF) waren afgesproken, had verworpen. 

Sinds juni 2011 wordt Portugal geregeerd door een meer pragmatische centrumrechtse coalitie bestaande uit de conservatief-liberale Partido Social Democrata (PSD) en de christendemocratische Centro Democrático e Social - Partido Popular (CDS-PP). De regering staat onder leiding van minister-president Pedro Passos Coelho.

In november 2014 werd ex-premier Sócrates samen met enkele bevriende zakenlieden aangeklaagd wegens belastingontduiking, fraude en witwassen. Al jaren deden in Portugal geruchten de ronde over omstreden transacties van de premier en zijn entourage waaronder familieleden.