Rusland

Swipe

Literatuur

Poesjkin

De dichter Aleksandr Poesjkin (1799-1837) is eigenlijk de grondlegger van de Russische literatuur met zijn lange epische gedichten als Jevgeni Onjegin. Daarmee legde hij tevens de standaard voor het Russisch vast, dat voordien nog een splitsing kende tussen kerkelijke taal, geschreven ambtelijke taal en vele dialecten. De adel gebruikte tot aan de komst van Napoleon het Frans als spreektaal, maar na 1812 was om politieke reden het Frans uiteraard niet meer zo geliefd. Met en door Poesjkin werd het Russisch de standaardtaal. Zijn dramatische dood door een duel maakte hem des te meer tot een icoon van de Russische literatuur.

De grote prozaschrijvers

Na de epiek van Poesjkin produceerde Nikolaj Gogol (1809-1852) het eerste proza in het Russisch. Zijn meesterwerk Dode zielen hekelt op sarcastische wijze de kloof tussen arm en rijk. Direct na hem publiceerde een groot aantal schrijvers werken die hun weerga in de wereldliteratuur nauwelijks kennen. Auteurs als Fjodor Dostojevski, Lev Tolstoj, Ivan Gontsjarov en Ivan Toergenjev schreven monumentale werken met grote diepgang. Dostojevski (1821-1881) is met Misdaad en straf en De broeders Karamazov de grootmeester van de psychologische roman. Gontsjarov (1812-1891) creëert in Oblomov de niets doende dromer van grote daden. De grootgrondbezitter Toergenjev (1818-1883) behandelt o.a. in Vaders en zonen de maatschappelijke vraagstukken van zijn tijd. Graaf Tolstoj (1828-1910) schreef met Oorlog en vrede en Anna Karenina wereldberoemde romans tegen een historische achtergrond. Anton Tsjechov (1860-1904) was de meest gevierde toneelschrijver met stukken als De meeuw en De kersentuin. De 19e eeuw wordt dan ook aangemerkt als de gouden eeuw van de Russische literatuur.

Onder het Sovjet-bewind

Na de val van de tsaren kenmerkten de eerste jaren zich door het zoeken naar nieuwe vormen. Voorman van de avant-gardisten en fel bestrijder van de bourgeoiswereld was de dichter Vladimir Majakovski. Het Sovjetregime maakte auteurs echter steeds meer onderworpen aan de normen van staat en partij. Een briljant fantast als Michaïl Boelgakov (De meester en Margarita) had het daar heel moeilijk mee, Vladimir Nabokov (Lolita) emigreerde vrijwel direct, Majakovski koos zelfs voor zelfdoding. Boegbeeld van het Sovjetbewind was (tegen wil en dank) Maksim Gorki, die zich toch inzette voor door terreur getroffen kunstenaars. Ondanks de strakke lijn van bovenaf, die Osip Mandelstam al in een strafkamp en zijn graf bracht en Anna Achmatova een moeilijk leven bezorgde, vielen na 1945 toch drie Nobelprijzen in Rusland. Dokter Zjivago van Boris Pasternak werd echter officieel veroordeeld als ‘historisch niet objectief’. Michail Sjolochov beschreef in De stille Don heel realistisch, maar wel goedgekeurd, het leven van de Don-Kozakken. Aleksandr Solzjenitsyn maakte het in de ogen van de machthebbers weer te bont met De Goelag archipel en moest min of meer gedwongen emigreren. In de latere jaren van het Sovjetbewind werd de strenge partijlijn al langzamerhand losgelaten. Een realistisch en kritisch werk als de tetralogie ‘Kinderen van de Arbat’ van Anatoli Rybakov werd probleemloos gepubliceerd.

10 prachtige bestemmingen in Rusland