Alta en Baja Verapaz

Swipe

Cobán

Geschiedenis

Cobán werd in 1538 door de Las Casas gesticht. Op last van koning Philips II werd de naam Tezulutlán (land van oorlog) veranderd in ‘Verapaz’ (echte vrede). In 1544 had de dominicaanse orde zijn klooster voltooid en Santo Domingo was sindsdien de beschermheilige van de stad. Het verging de Indianen van Verapaz, die door de zachtmoedige dominicanen bekeerd waren, echter niet beter dan de Indianen in de andere delen van het land die bloedbaden meegemaakt hadden.

Karel V van Spanje schonk Cobán de titel ‘Ciudad Imperial’ (keizerlijke stad) en zij kreeg een wapen met een regenboog en een duif erin. Cobán bleef tot voor kort de hoofdstad van Alta Verapaz, een gebied met een geïsoleerde ligging ten opzichte van de rest van Guatemala. Er was net als nu weinig infrastructuur en slechts een paar paden leidden naar de hoofdstad.

Aan het einde van de 19e eeuw kwamen de Duitsers die van president Barrios land kregen voor het verbouwen van koffie. Zij be-heersten in die tijd de totale economie in de vorm van handel en kleine industrie. De producten voor de export werden over de weg, per spoorweg of via het water van de Río Polochic naar de Caribische Zee getransporteerd. Men reisde in die tijd via Lívingston en dan met de boot over het Izabal-meer de Polochic-rivier op en vervolgens per muilezel naar Cobán.

Tegenwoordig is er van Duitse invloed nauwelijks sprake meer, alleen aan de namen en het blonde uiterlijk van enkelen is de Duitse afkomst nog zichtbaar.

Modern Cobán

De stad ligt op ruim 1300 m hoogte en telt 60.000 inwoners; de naam betekent ‘bewolkte plaats’. Men spreekt hier Kekchí en Spaans. De komst van een goede weg in 1958 maakte een einde aan de geïsoleerde ligging van Cobán. Echter, het verbeterde transport zorgde ervoor dat Cobán een provincieplaats werd, omdat de rijkere families naar de hoofdstad trokken en veel agrarische producten rechtstreeks naar Guatemala Ciudad werden getransporteerd zonder tussenstop in Cobán. De herenhuizen raakten in vervallen staat en Cobán werd een stad van vergane glorie, waar weinig activiteit meer was.

In de laatste paar jaar is de positie van Cobán aanzienlijk veranderd. De economie bloeide op als gevolg van de bouw van het Chixoy hydro-elektrische project en het zoeken naar olie in de laaglanden in het noorden. Een nieuwe middenstand bouwde hotels, restaurants, zelfbedieningszaken en de wegen werden geasfalteerd. Deze groei en welvaart werd bereikt door particulier initiatief zonder enige hulp van buitenaf.

De leukste tijd om Cobán te bezoeken is gedurende het jaarlijkse folkloristische festival waarvan het hoogtepunt op 4 augustus de verkiezing van de ‘Reina Indígena’ (inheemse koningin) is. Hierbij is veel pers en televisie aanwezig en er komen eveneens vele hoge gasten. Gezien de positie van de Indianen in Guatemala, wordt dit festival nogal bekritiseerd.

In Cobán zijn goede hotels en je kunt nog iets proeven van de oude glorie van weleer, maar vooral de omgeving van Cobán met aantrekkelijke kleine steden is de moeite van een bezoek waard.

Het centrum van Cobán is verdeeld in vier zones die op de driehoekige plaza aan elkaar grenzen. De 1 Calle is de hoofdstraat die van west naar oost loopt richting San Pedro Carchá. Rond het Parque Central liggen de koloniale kathedraal ter ere van Santo Domingo, een paleis met arcaden van het departementale bestuur, de alcalde (het gemeentehuis) en het lokale legerhoofdkwartier. In het parkje in het midden van de plaza staat een afschuwelijke futuristische muziekkapel, die gebouwd is van op elkaar liggende betonnen schijven. Achter de kathedraal is de dagelijkse markt die niet zo veel voorstelt. Er is niet veel in het centrum te zien, behalve grote vervallen herenhuizen. Er zijn enige winkels met verzilverde sieraden. Dit zilver wordt gedolven in het noordelijk deel van Alta Verapaz. Je kunt ook zilver vinden in het dorp San Pedro Carchá ten oosten van Cobán.

In en rond Cobán kun je koffieplantages bezoeken. Een daarvan is Dieseldorff’s Finca Santa Margarita, twee blokken van de plaza. Hier krijg je in drie kwartier informatie over de geschiedenis en ontwikkeling van de koffie-industrie in Guatemala en een rondleiding over de plantage. Dit bedrijf heeft 110 jaar ervaring in de koffieteelt en je wordt rondgeleid door een Maya-Kekchí-gids. Tijdens deze rondleiding leer je iets over hoe de koffie wordt geplant, geplukt, gebrand, verwerkt en geëxporteerd. De finca ligt 5 minuten van het Parque Central. De openingstijden zijn: ma. t/m vr. van 8.00-12.30/13.30-17.00 uur, za. van 8.00-12.00 uur. Een Engelstalige rondleiding is ook mogelijk.

Een paar blokken verderop ligt het kleine Museo El Príncipe Maya, 6 Avenida 4-26, zone 3, waar je mooie objecten uit de povincies Verapaz en de Petén kunt zien. Bijzonder zijn een altaarstuk met meer dan 150 hiëroglyfen, beeldjes van klei en sieraden van jade alle uit verschillende Maya-periodes. Het museum is geopend van ma. t/m za. van 9.00 - 18.00 uur; de entree is Q15.

Ga voor een mooi uitzicht naar de Calvario-kerk. Vanaf de 1 Calle in zone 2 volg je de 7 Avenida naar het noorden. De kerkhofkapel ligt op de heuvel Chupanek die je via 130 steile treden kunt beklimmen. De treden leiden langs kleine altaren met offergaven. Dit koloniale kerkje werd in 1559 gebouwd in verband met een legende die verhaalde over de komst van twee jaguars en een steeds terugkerende gekruisigde Christus. Het geheel gerenoveerde interieur bevat een Christusbeeld van de Spaanse beeldhouwer Zuñega.

10 prachtige bestemmingen in Cobán en Guatemala