Vanaf de 15de eeuw tot ongeveer 1870, toen de theeplantages opkwamen, vond in het zuidwesten de meeste productie plaats van specerijen, die Ceylon in de vroegere koloniale tijd zo aantrekkelijk maakten voor Portugezen, Hollanders en Engelsen. Eerst werd er vooral kaneel geproduceerd, later ook kopra en vanaf het einde van de 19de eeuw rubber. Door de bloei van de economie in het zuidwesten en het regenrijke klimaat raakte deze streek ook het dichtstbevolkt. Tussen Galle en Colombo is sprake van een vrijwel aaneengesloten bebouwing van kleine dorpen, die vloeiend in elkaar overgaan. In het zuidwesten zijn sedert de jaren zeventig vele toeristenhotels gebouwd. Het beste seizoen aan deze kust, waar men ook goed in zee kan zwemmen, is van november tot en met maart. Tussen Galle en Colombo, en vooral ten zuiden van Bentota, hangen op veel plaatsen touwen tussen de kokospalmen. De toddy-tappers balanceren daarover van palm naar palm. De meestal jonge mannen klimmen in de palmen om het zoete, melkachtige sap (toddy) van de bloem van de kokospalm te tappen. Eén man kan op die manier honderd of meer kokospalmen per dag afwerken.