Noordelijk Chileens-Patagonië: Aisén

Swipe

Geschiedenis en bevolking

De oorspronkelijke bewoners

Voor de komst van de Spanjaarden leefden er in Aisén drie bevolkingsgroepen: de kanovarende Chonos-indianen langs de zeestraten ten noorden van het Taitao-schiereiland, de Alacalufs (of Vuurland-indianen) langs de zuidelijke kusten en zeestraten, en de nomadische Tehuelches op de pampa’s ten oosten van de Andes, die leefden van de jacht op de guanaco. Het ondoordringbare Andesgebergte scheidde de Tehuelches van de kanovarende bevolkingsgroepen, en hadden zo geen contact met elkaar. In het tijdperk van de kolonisatie en ontdekking van Patagonië vanaf de 18e eeuw zijn alle indiaanse bevolkingsgroepen hier (al of niet bewust) uitgeroeid door het contact met de blanken. Aan het eind van de 18e eeuw brachten missionarissen een aantal van de laatste Chonos-indianen naar Chiloé en na 1870 werd er nauwelijks nog melding gemaakt van indianen langs de kust van Aisén. Alleen bij Puerto Eden in de XIIe Región wonen nog afstammelingen van de Alacalufes.

De ontdekking van Trepanada, een ‘vergeten land’

Al vroeg in de koloniale tijd (vanaf 1534) voeren Spaanse schepen langs de kust van Zuid-Chili om deze gebieden in kaart te brengen. Francisco de Ulloa landde in 1553 als eerste blanke op het Taitao-schiereiland voor de kust van Patagonië. Dit deel van Chili met z’n ruige klimaat en ondoordringbare bossen noemden de spanjaarden ‘Trepanada’. De Spanjaarden hebben zich door de ontoegankelijkheid van de regenwouden en het hooggebergte echter nooit in dit barre land gevestigd. Het bleef lange tijd bij verkenningsexpedities van de Spaanse vloot. Gedurende de 17e en 18e eeuw zijn er enkele kleine expedities geweest langs de kust van Trepanada die ook landinwaarts gingen op zoek naar de legendarische ‘stad van de keizers’, die zich hier zou moeten bevinden. In 1793 vervaardigde José de Moraleda in opdracht van de vice-koning van Peru de eerste kaart van het gebied.

Met de komst van het Britse schip de Beagle, waarvan kapitein Fitzroy de opdracht had gekregen om de kust van Zuid-Amerika te karteren, begon het tijdperk van de wetenschappelijke expedities. De Beagle met de beroemde onderzoeker Charles Darwin aan boord voer in 1828 langs de kust van Patagonië. Darwin was diep onder de indruk van het ondoordringbare bos dat hij ‘the green desert’ noemde.

De Chileense staat beschouwde Aisén nog lange tijd als marginaal gebied. Want tot die tijd richtte de kolonisatie zich vooral op Chiloé en Magallanes. Het tussenliggende Aisén bleef lange tijd ‘vergeten’ gebied. Slechts enkele kleine expedities onder leiding van Enrique Simpson vonden plaats tussen 1870 en 1872, die tot de vallei van Coihaique landinwaarts trokken, en de uiteindelijke aanzet gaven voor kolonisatie en permanente vestiging in dit gebied. Argentijnse wetenschappelijke expedities ontdekten tegelijkertijd vanuit het oosten de grote Patagonische meren San Martin (in Chili Lago O’Higgins) en Buenos Aires (in Chili Lago General Carrera), en de bovenloop van een aantal grote rivieren. In 1882 vestigden zich de eerste kolonisten in Argentijns Patagonië: een groep immigranten uit Wales vestigde de plaats Trelew, van waaruit later groepen kolonisten naar de westelijke valleien van Manso, Puelo en Futaleufú trokken. Nadat in opdracht van de Chileense regering de geograaf Hans Steffen een grootscheepse verkenning van de zone van Futaleufú tot aan Cochrane had uitgevoerd, was er genoeg bekend om tot kolonisatie van dit gebied over te gaan. Eerst moesten echter nog een aantal grensconflicten worden opgelost, waarover in 1902 de Engelse koning als onafhankelijk rechter een oordeel velde, voor de kolonisatie van Aisén kon beginnen.

De kolonisatie van Aisén; houtbaronnen en schapenfarms

Net als Chili eerder bij de kolonisatie van Magallanes had gedaan gaf de regering grote stukken land op de overgangszone tussen bos en pampa aan enkele grote schapenfarms in concessie, onder de voorwaarde dat deze bedrijven de producten via Chili zouden verhandelen, en een aantal families in het gebied zou huisvesten. In 1903 verleende de staat een concessie aan de ‘Sociedad Industrial Aisén’ (SIA) uit Punta Arenas om drie grote valleien rond Coihaique voor de schapenteelt in gebruik te nemen. Later volgden twee andere bedrijven, die echter volledig op Argentinië gericht bleven. De SIA bouwde wegen en verscheepte goederen vanuit Puerto Aisen, toen de enige plaats in de regio. De concessies waren voor beperkte tijd uitgegeven en de regering verminderde geleidelijk het in gebruik gegeven areaal, tot ze in 1969 alle contracten beëindigde. Van de grote bedrijven zijn nu nog een klein aantal grote privé-estancia’s over.

Maar gelijktijdig met de kolonisatie door de grote schapenfarms vestigden zich kolonisten spontaan in het gebied; deels vanuit de kust, en deels vanuit Argentinië. Veel Chileense boeren, die met hun vee steeds zuidelijker Argentijns Patagonië waren ingetrokken vestigden zich na het vaststellen van de grens (1902) aan de Chileense kant en gingen over tot het stichten van plaatsen als Balmaceda (1917), Puerto Ibañez (1908), Chile Chico (1909), Futaleufú en Palena.

Andere kolonisten uit voornamelijk Chiloé hadden zich langs de kust gevestigd en hielden zich bezig met de kap en verkoop van het bos (waardevolle cipressen en alerces). Enkele beroemde immigranten onder hen waren de ‘houtbaronnen’ Westhoff uit Lithouwen, die de plaats Melinka stichtte op de afgelegen en dichtbeboste Guaitecas-eilanden en meer dan 200 schepen in de bosbouw bezat, en Ciriaco Alvarez, die zich in 1880 in Aisén had gevestigd. Alvarez, die ‘de koning van de cipres’ werd genoemd, zette winkels, huizen en een houtzagerij op in Aisén, en had honderden houthakkers in dienst. Vanaf 1900 tot 1920 werd systematisch de vallei van de Rio Simpson ontgonnen (ontbost) door de inmiddels vele nieuw gearriveerde kolonisten.

De verdere ontwikkeling van Aisén

In 1924 kreeg Puerto Aisén meer vorm, een regionale regering werd gevormd, en begon de staat zich te bemoeien met infrastructuur en nieuwe dorpen. Coihaique (1929) en Cochrane (1930) werden gesticht, en de bestaande nederzettingen kregen de officiële gemeentestatus. In 1936 werd de weg Puerto Aisén – Coihaique voltooid en paden naar het binnenland aangelegd.

De grote bosbranden en bedreiging van de wildernis

Het gebied van de grote veeteeltbedrijven werd ingeperkt ten behoeve van de nieuwe kolonisten, die ook grote stukken grond in de zwaar beboste delen van de Andes kregen toegewezen. Een wettelijke bepaling, die de kolonisten voorschreef om het gehele land kaal te kappen (voor de veeteelt), ontketende een gigantische milieuramp: omdat het bos als waardeloos werd beschouwd ging men over tot het kaalbranden; rond 1940 teisterden grote bosbranden jarenlang Aisén, die op sommige plekken onherstelbare schade toebrachten aan de veelal zeer kwetsbare lengabossen op de overgangszone van Andes naar steppe. Grote delen van de prachtige bossen zijn op die manier verwoest, en duizenden zwartgeblakerde boomstronken wijzen nog op deze rampzalige ontginningswijze. Vooral in de omgeving van Coihaique zien we veel verbrand bos; de lengabossen van de XIe Región behoren tot de meest aangetaste bosgebieden van Chili. De meest recente bedreiging van Patagonië komt van internationale houtbedrijven die azen op de kostbare maar onvervangbare regenwouden van Aisén. Sinds het gebied in 1988 door de aanleg van een prestigieuze weg, de ‘Carretera Austral’, met de rest van Chili is verbonden, is het immers aantrekkelijk geworden voor economische activiteiten zoals houtkap. Door houtkap en steeds langzaam doorgaande ontsluiting telt de Región Aisén een steeds groter aantal bedreigde diersoorten als huemul en pudu.

Huidige ontwikkeling en economie

Coihaique heeft zich tot hoofdstad van de Región Aisén ontwikkeld, en telt nu zo’n 40.000 inwoners. Aisén heeft een zeer groot potentieel aan natuurlijke hulpbronnen, maar heeft door de isolering en moeilijke toegankelijkheid een economische achterstand op de rest van het land. Vooral door de verbetering van de infrastructuur (transport) probeert men deze achterstand in te halen. De economische activiteiten en mogelijkheden van deze streek liggen op de volgende terreinen: veeteelt, bosbouw, visserij, toerisme, hydro-energie, en mijnbouw.

De belangrijkste en traditionele activiteit van Aisén is de extensieve veeteelt, van schapen en koeien. De schapenteelt heeft de laatste jaren een gevoelige klap gekregen door de instortende wolmarkt, waardoor steeds meer boeren op runderen overgaan. Een belemmering vormt vaak het ontbreken van kapitaal en technieken voor intensivering van de veeteelt. Voor akkerbouw is het in Patagonië vrijwel overal te koud.

In een kleinschalige mijnbouw in de bergen rond Lago General Carrera wordt verder koper, zink en lood gewonnen. Bosbouw is groeiende; lenga, coigue en manio worden op dit moment gewonnen voor gebruik in de eigen regio, en naaldbossen aangelegd voor de export van hout. Verder speelt visserij een kleine rol, waarbij de huidige vangst van schaaldieren (mosselen) kan worden uitgebreid met andere soorten. Het toeristische potentieel van Aisén is natuurlijk enorm, en nog maar nauwelijks ontdekt. De laatste jaren zijn de toeristische activiteiten sterk groeiende: nieuwe hotels, meer excursies.

10 prachtige bestemmingen in Geschiedenis en bevolking en Chili