Cuba

Swipe

Politiek

Van 1959 tot 2008 was Fidel Castro Ruiz Cuba’s staatshoofd. Zijn macht was echter veel uitgebreider: hij was tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten, regeringsleider en partijsecretaris, voorzitter van de nationale vergadering, de staatsraad en de ministerraad. De man is gezegend met een geweldig redenaarstalent en zat stevig in het zadel.

Althans… luisterend naar de man in de straat was bij zijn aftreden zijn populariteit sterk gedaald. Men maakte reeds lang politieke grappen waarbij de figuur Castro er behoorlijk van langs kreeg. Waarschijnlijk heeft hij zijn grootste politieke misrekening gemaakt met de legalisering van de Amerikaanse dollar in 1993. De invoering van de CUC én de komst van de euro waren er de oorzaak van dat in 2004 de USD weer in de ban werd gedaan. U kunt er nog wel mee terecht, maar er wordt 10% ‘omwisselbelasting’ geheven soms vermeerderd met administratiekosten.

In 1965 werd de communistische partij op Cuba gesticht, waarmee Castro naar het buitenland ondubbelzinnig duidelijk maakte waar Cuba’s plaats was op het politieke wereldtoneel. Het werd hem niet in dank afgenomen. Sinds 1993 worden er verkiezingen gehouden. Wat de waarde ervan is valt moeilijk in te schatten. In 2006 benoemde Castro zijn broer Raúl simpel als zijn plaatsvervanger hetgeen in 2008 werd omgezet in een overdracht van alle functies. Geen presidentsverkiezingen dus. In februari 2013 werd hij herkozen als president, bij welke gelegenheid hij meteen aankondigde dat het zijn laatste ambtstermijn zou zijn. Het wordt een, politiek, interessante aangelegenheid wie er na de gebroeders Castro het presidentiële stokje in 2018 zal overnemen. Alle tekenen (o.a. de toenadering tot de VS in 2015) wijzen erop dat het er daarna in elk geval gematigder aan toe zal gaan.

Cuba is, blijkens de grondwet, een socialistische partij van arbeiders en boeren, waarbij de macht in handen van het volk ligt. De (theoretische?) opbouw van de samenleving duidt daar ook op. Elke stad en elk dorp kent een Poder Popular, een soort gemeenteraad bestaande uit leden van de gemeenschap, arbeiders en boeren. Elk huizenblok, in kleinere gemeenten elke wijk, heeft een Comité e Defensa de la Revolución (CDR), een comité voor de verdediging van de revolutie. Tot de taken van de comitéleden behoren veel zaken die tot veler voorbeeld zouden kunnen strekken: de hulp aan zieken en bejaarden, het begeleiden van kinderen naar school, het geven van bloed ten behoeve van ziekenhuizen, enzovoort.

Tot de taak van het comité behoort echter ook, de Gerekend over de afgelopen 5 jaar ligt het gemiddelde op 39.000 emigranten per jaar.naam zegt het al, ‘de verdediging van de revolutie’. Dat betekent simpelweg dat de een de ander in de gaten houdt en bij het comité meldt of iemand zijn verplichtingen goed nakomt. Het CDR controleert middels vrouwenorganisaties, vakverenigingen en jeugdbonden de Cubaanse bevolking. Bijna 6 miljoen Cubanen zijn geregistreerd lid van een van deze organisaties, alle scholieren zijn lid van een speciaal voor hen in het leven geroepen organisatie die hen helpt een goed, bruikbaar en bewust lid te worden van de partij. De toelatingseisen daarvoor zijn streng, van (zeer) jongs af aan wordt de jeugd voorgehouden dat het een eer is om ooit lid van de partij te zijn.

In januari 1990 kondigde de regering Castro de ‘bijzondere periode in vredestijd’ af. Dit was het rechtstreekse gevolg van de economische situatie. Er was schaarste aan van alles en de regering had besloten om zélf het hoofd te bieden aan de crisis, vooral veroorzaakt door het geleidelijk aan wegvallen van de Russische hulp. De meeste artikelen gingen ‘op de bon’. Elke Cubaan heeft maandelijks recht op een bepaalde hoeveelheid van een bepaald artikel. Soms blijven de bonnen weg, het artikel is er niet. Er werd van alles verzonnen om te overleven. De benzineschaarste probeerde men bijvoorbeeld op te lossen door het beschikbaar stellen van uit China geïmporteerde fietsen. Soja werd op grote schaal toegepast.

Het mocht allemaal niet baten. De crisis werd namelijk niet alléén veroorzaakt door het wegvallen van de buitenlandse hulp, ook intern waren de nodige blunders begaan. Als gevolg van de partijpolitiek zaten veel verkeerde mensen op verkeerde posten. Castro nam weliswaar maatregelen, maar te laat. Pas in 1994, met het aantrekken van het toerisme, scheen er enig licht te komen. Dat had weer andere consequenties, de juiste mensen op de juiste posten probeerden een baan in het toerisme te bemachtigen. Veel intellect is daardoor voor de economie verloren gegaan.

10 prachtige bestemmingen in Cuba