De steden van het Spaanse Centrale Hoogland

Swipe

Toledo

Vanuit welke Spaanse windstreek je Toledo ook nadert, altijd steekt het middeleeuws silhouet van torens en koepels scherp af tegen de staalblauwe lucht. Het verraadt dat u op weg bent naar een stad met een politiek machtig verleden. Het moderne Toledo zoekt het in economische macht en in de macht van het getal: de stad telt ruim 83 duizend inwoners.

De historie van Toledo gaat terug tot ver voor de komst van de Romeinen. Pas onder de Moorse overheersing kwam de stad tot grote bloei. Stuwende kracht was de omvangrijke joodse gemeenschap. Die gaf in Toledo de Moors-christelijke cultuur in Spanje voor het eerst een krachtige impuls.

Na de herovering op de islamieten in 1008, riep de katholieke koning Alfons Vl Toledo uit tot hoofdstad van Castilië. Het inspirerende en tolerante leefklimaat bleef aanvankelijk onaangetast. Alfons X (de Wijze) stichtte zelfs de later befaamd geworden Escula de Traductores, een school waar Griekse en Latijnse wijsgerige geschriften werden vertaald.

Maar de conflicten tussen de christelijke regenten en de omvangrijke joodse en Moorse gemeenschap mondden in de 14e en 15e eeuw uit in bloedige pogroms. Ondanks dat verzamelden zich in de 16e eeuw rond het Spaanse hof tientallen kunstenaars, schrijvers en filosofen van zowel joodse, Moorse als christelijke afkomst. Zij gaven gezamenlijk vorm aan nieuwe ideeën en idealen.

Dat intellectuele en culturele klimaat deed Cervantes de stad betitelen als 'het licht der kunsten'. Onder de schilders die naar Toledo trokken was El Greco (‘de Griek’). Hij vestigde zich in 1577 in de stad die hem bij leven al als haar eigen zoon beschouwde. Zijn schilderijen waren zwanger van mystiek en gaven die beangstigend gedetailleerd weer. Koning en adel waren opgetogen over zijn sublieme schilderkunst en verleenden hem de status waar hij altijd naar had verlangd. Zijn woonhuis is nu museum.

In de 16e eeuw nam de politieke onrust in Spanje toe en daarmee ook in Toledo. De stad verpauperde en de ingenieuze door de Moren ontworpen watervoorziening raakte in verval. Voor Filips II was dat in 1560 aanleiding het voltallige hof naar Madrid te verplaatsen.

Toledo zou nog eenmaal in het brandpunt van de natie staan. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-39) werd Franco’s kompaan, kolonel Moscardó, door troepen van de zittende regering teruggedrongen in het Alcázar, de voormalige Moorse vesting waarin ook nu nog de militaire academie is gevestigd. Samen met 1100 soldaten en een aanzienlijk aantal vrouwen en kinderen, weerstond hij een belegering van twee maanden. De kolonel weigerde zich over te geven ondanks het feit dat zijn zoon door de belegeraars in gijzeling werd gehouden en later gedood. Op 29 september 1936 wist Franco de stad te ontzetten.

Toledo is gebouwd op een bergplateau en torent hoog uit boven het dal van de Taag. De rivier omringt de stad aan drie zijden en wordt overspannen door evenveel bruggen. De oudste is de noordoostelijke Puerta de Alcantara Vieja die van Romeinse oorsprong is. De stad wordt voor een deel omgeven door de oorspronkelijke Visigotische en Moorse stadswallen waarin imposante poorten en torens zijn opgenomen. In de 17e en 18e eeuw zijn de muren vrijwel overal opgenomen in de stadsuitbreiding.

Binnen de stadswallen liggen de belangrijkste historische gebouwen, waaronder een van Spanjes drukst bezochte kathedralen. Het schilderachtige middeleeuwse centrum bestaat uit smalle, met keien geplaveide straten en stegen. De centrale winkelstraat is de Calle del Comercio. De winkels bieden niet meer of minder dan wat u thuis gewend bent, maar u vindt er wel volop de specialiteiten van de stad zoals marsepein (dat overigens van Arabische oorsprong is) en de bekende Méntrida-wijnen, afkomstig uit de streek ten noordwesten van de stad.

De Calle de Comercio verbindt het kathedraalskwartier met het in het noordoosten gelegen stadscentrum, de Plaza de Zocodover. Hier zijn de terrassen tot ver na middernacht open. Tussen de druk pratende en gesticulerende Spanjaarden, scharrelen bedelende kinderen en een enkele zwerfhond. De volgende morgen kunt u er in alle vroegte al weer uw café solo drinken.

Vanaf de oostelijke uitgang van de Plaza de Zocodover voert de Calle de Cervantes naar de lager gelegen rand van de stad. Deze straat komt uit bij een stadspark met het beeld van Alfons X. Vooral 's avonds heb je hier een prachtig uitzicht over de rivier en de lager gelegen stadswijken. Aan de overkant op een heuvel staat het fraai verlichte kasteel van San Servado, nu hotel.

Via de zuidelijke uitgang van de Plaza Zocodover doemt het hooggelegen Alcázar op. In de zijstraten van de oplopende straatweg vindt u winkeltjes met het 'antieke' filigrein- en damasquinowerk waar Toledo om bekend staat. Filigrein is het werken met goud- en zilverdraad; damasquino is de kunst van het aanbrengen van goud en gouddraad op niet-edele metalen. De keus varieert van met goud- en zilverdraad ingelegde gevesten tot dito asbakjes en manchetknopen. De kruisvaarders brachten wel de technieken vanuit Damascus naar Europa, maar geen asbakken of manchetknopen, kortom: hoed u voor namaak.

Een wijk die zeker niet mag worden overgeslagen is de voormalige Juderia. De Joodse wijk ligt in het westelijke stadsdeel en strekt zich uit tussen de San Juan de los Reyes-kerk en de Tránsito-synagoge vlak bij het park Paseio del Transito. Veel herinnert hier aan de bloeiende joodse cultuur van de stad.

De groei van Toledo is in de 19e en 20e eeuw grotendeels opgevangen door de noordelijke buitenwijken en door een ten westen van de stad verrezen hypermoderne satellietstad. De industrie heeft een lange historie op het gebied van de productie van wapens; voor de komst van de Romeinen moeten hier al belangrijke wapensmeden zijn geweest. Zij legden de basis voor wat nu een van de grootste werkgevers is in de stad, de Fabrica Nacional de Armas.

Bezienswaardigheden

Toledo is een cultuurstad bij uitstek. De antieke stad is compact gebouwd en de meeste bezienswaardigheden liggen op loopafstand.

Begin een verkenning van de stad bij het begin, dat wil zeggen in het hart van het oude centrum, het Zocodover-plein (Plaza de Zocodover). Vanaf de zuidzijde loopt een weg omhoog naar het Alcázar. Van de oorspronkelijke ideeën van bouwmeester Covarrubias die in 1531 in opdracht van Alfons Vl aan de slag ging, is niet veel overgebleven. In de loop van de gewelddadige geschiedenis van het fort, is het een aantal malen vrijwel volledig verwoest geweest. Maar even vaak is het weer herbouwd, zij het steeds in een andere stijl. Daarnaast lieten Karel V en Filips II in hun tijd er verschillende vleugels aanbouwen, ingrepen waarvoor onder andere de beroemde Spaanse bouwmeester Herrera werd aangetrokken.

De verwoestingen tijdens het beleg in 1936 waren gigantisch, zoals o.a. te zien op een foto uit 1940 gemaakt tijdens het historische bezoek van Heinrich Himmler aan het fort. Maar het Alcázar is daarna weer als vanouds uit zijn as herrezen.

Aanvankelijk deed het opnieuw dienst als militaire academie - hoe kan het anders: Franco was hier als 14-jarige aan zijn militaire loopbaan begonnen. En hij was het die met zijn troepen generaal Mascardó uit zijn benarde positie bevrijdde. De catacomben waar de belegerde opstandelingen zich destijds hadden verschanst, werd als permanente tentoonstelling ingericht. Het beeld dat hier van de Spaanse Burgeroorlog werd gegeven was op zijn minst eenzijdig. Maar dit was dan ook het hol van de leeuw.

Na de dood van de caudillo in 1975, is er lang politieke strijd geleverd over de toekomst van het Alcázar. Sinds 1998 heeft het een sociaal-culturele bestemming en is er o.a. de Bibliotheca Castilla-La Mancha gevestigd, die ook wel chauvinistisch ‘Bibliotteca Autonómica’ wordt genoemd. Ook het legermuseum (Museo del Ejército) dat voorheen in Madrid was gevestigd, is hier ondergebracht. Het is zeker de moeite waard zowel de bibliotheek als het museum te bezoeken. In de bibliotheek is wifi en kunt u ook gebruik maken van computers, er is een eetcafé en prachtige zitjes voor wie op historische grond rustig een boek wil lezen of over de stad wil uitkijken.

Vanaf de zuidwestzijde van de Plaza Zocodover loopt de Calle de Comercio richting kathedraal (Catedral de Toledo). Op die van Sevilla na is dit de grootste kathedraal van Spanje. En zeker de meest 'Spaanse'. Hoewel de Franse invloed bij de bouw die in 1227 begon groot is geweest, slaagde bouwmeester Pedro Pérez erin typisch Spaanse elementen als door hekwerken afgesloten kapellen te laten overheersen.

Het immense karwei was in 1493 geklaard. De lange bouwtijd heeft talrijke stijlvariaties opgeleverd die een bezoek aan de kathedraal extra interessant maken. Indrukwekkend is het volledig uit hout gesneden Retablo Mayor; aan dit hoofdaltaar is door verschillende kunstenaars gewerkt en het bezwijkt welhaast onder zijn eigen praalzucht. Het koor is een duidelijk voorbeeld van de invloed van de renaissance op het interieur; de hand van beeldhouwer Berruguete laat zich herkennen.

De hoofdkapel (de kathedraal telt maar liefst 22 kapellen!) wordt door vier schepen omgeven en is mozarabisch, d.w.z. opgetrokken in een stijl die onder christelijke bouwmeesters en handwerkslieden die onder Moors bestuur leefden opgeld deed. Het kapittelhuis bevat een groot aantal mudéjar-decoraties; dit is een kunststijl waarbij islamitische en christelijke elementen samenvloeien. In de sacristie is een mooie en waardevolle collectie doeken en panelen bijeengebracht. Er is werk te zien van onder andere El Greco, Velásquez, Van Dijk en Spanjes mystieke schilder Goya.

De kerktoren kan worden beklommen. Vanaf 90 meter hoogte heb je een onvergetelijk uitzicht over de stad en de weidse, roodbruine vlaktes van het Spaanse Hoogland. Naar het noordwesten rijzen de bergen van de Sierra de Gredos op en aan de zuidelijke horizon zijn de contouren te zien van de Montes de Toledo.

Loop voor een bezoek aan de Joodse wijk (Barrio Judería) vanaf de noordzijde van het kathedraalsplein de brede Calle de la Trinidad in. Deze gaat over in de Calle de Santo Tomé en komt als Calle del Angel uit bij het San Juan de los Reyes-klooster (Monasterio San Juan de los Reyes). De Vlaming Juan Guas begon met de bouw van deze oorspronkelijk koninklijke graftombe in de 15e eeuw in opdracht van Ferdinand en Isabella. Tot in de 17e eeuw is er nog aan gebouwd, vooral aan de façade.

Aan de verder de wijk inlopende Calle de los Reyes Católicos, liggen achtereenvolgens de 12e-eeuwse in mudéjarstijl opgetrokken Santa María la Blanca-sinagoge (Synagoge Santa María la Blanca) waar in 1391 een bloedbad onder joodse gelovigen werd aangericht, en de van rijk stukwerk voorziene 14e-eeuwse Transíto-sinagoge (Synagoga del Transito).

Het bij deze laatste synagoge behorende Sefardisch museum geeft een goed inzicht in de historische en religieuze achtergronden en de tradities van de Zuid-Europese joden in het algemeen, en die van de joodse gemeenschap in Toledo in het bijzonder.

Achter de Transíto-sinagoge ligt het als museum ingerichte voormalige woonhuis van El Greco (Casa el Greco). Er zijn hier overigens geen belangrijke werken van deze grote Spaanse meester te zien. Het museum geeft een aardig tijdsbeeld, meer ook niet. Al zal dat in het El Greco-jaar 2014 tijdelijk anders zijn.

Wanneer je de Calle de los Reyes Católicos terug inloopt en rechtsaf de Calle de San Juan de Dios inslaat, sta je aan het eind ervan tegenover de Santo Tomé-kerk (Iglesia de Santo Tomé). Een bezoek aan deze kerk die vele malen werd verbouwd en aangepast, wordt vooral gerechtvaardigd door het aanpalende museum waarin El Greco’s wereldberoemde doek 'De begrafenis van de Graaf van Orgaz' hangt. Het is een indringend tafereel waarop zowel de jonge Filips ll als de schilder zelf voorkomen.

Het meest interessante museum van Toledo is het Santa Cruz-museum (Museo de Santa Cruz). Het ligt enkele straten ten oosten van de centrale Plaza de Zocodover. Dit provinciale museum is in de 16e eeuw opgetrokken als hospitaal, maar het heeft nooit als zodanig dienst gedaan. Het heeft een druk bewerkte façade waarachter een goede archeologische collectie schuilgaat. De historie van de stad wordt hier ook voor niet-Spaanstaligen begrijpelijk in beeld gebracht.

Heel prozaïsch maar daarom niet minder interessant, is een kijkje in het opmerkelijke Centraal Station van Toledo. Het staat aan de Paseo de la Rosa. Je komt er langs wanneer je de stad over de Romeinse brug richting Valdepeñas verlaat; het is volledig in mudéjarstijl opgetrokken.

Evenementen

Door het jaar heen worden in Toledo verschillende processies gehouden. De indrukwekkendste is die op sacramentsdag ofwel Corpus Cristi, de 2e donderdag na Pinksteren.

In 2014 wordt de 400 sterfdag van El Greco herdacht met tal van tentoonstellingen en evenementen. Het landelijke programma ‘El Greco 2014’ staat onder voorzitterschap van koning Juan Carlos en koningin Sophia van Spanje. De schilder El Greco (‘De Griek’) werd in 1541 op Kreta geboren, maar woonde en werkte het grootste deel van zijn leven in Toledo waar hij op 7 april 1614 stierf. Voor het programma: www.elgreco2014.com/en.

De steden van het Spaanse Centrale Hoogland

10 prachtige bestemmingen in Toledo en Spanje