Centraal-Chili en Santiago

Swipe

Geschiedenis, bevolking en economie

Ten tijde van de komst van de Spanjaarden werd Centraal-Chili bewoond door de Mapuches, gemengd met stammen die door de Inca’s uit Peru waren meegevoerd. De Mapuches van deze zone noemden zichzelf Picunches, en waren verwant aan de Mapuches van het zuiden. De Inca’s hadden het gebied tot de Rio Maule onder hun controle gebracht, en forten en landbouwkolonies gesticht. De bevolkingsdichtheid was echter zeer gering, en de eerste Spanjaarden schatten de totale inheemse bevolking van Midden-Chili op niet meer dan 25.000 mensen. Die bevolking nam snel af door het encomienda-systeem, dat de inheemse bevolking als slaven te werk stelde. Velen kwamen om door zwaar werk op de landerijen of in de mijnen, en anderen vluchtten naar veilige gebieden in het zuiden of over de Andes. In de loop der eeuwen veranderde de Centrale Vallei geleidelijk van een gebied met struikgewas en mediterraan bos in een rijk en intensief bebouwd landbouwgebied.

Santiago, in 1541 door de Spanjaarden gesticht, bleef twee eeuwen lang de enige stad in het midden van Chili. In het zuiden, aan de grens met het Mapuche-gebied was Concepción (gesticht in 1550) de enige andere stad, die door een legertje permanent moest worden verdedigd tegen indiaanse aanvallen. Landbouw (voor zelfvoorziening) en mijnbouw waren in de koloniale tijd de voornaamste economische activiteiten. De meeste Spanjaarden hadden hun zinnen gezet op de vruchtbare gebieden in het zuiden, maar na de Mapuche-opstand van 1599 moesten velen genoegen nemen met de minder vruchtbare gebieden rond Santiago. Rond 1650 was dan ook vrijwel heel Midden-Chili verdeeld onder Spanjaarden en mestiezen. De landbouwproductie overtrof langzamerhand de behoefte van de eigen bevolking verre, en Chili werd een belangrijke exporteur van landbouwproducten voor Peru en de zilvermijnen van Potosí. En zo werd de basis gelegd voor het grootgrondbezit: overal werden grote haciënda’s of fundos opgezet, waar een groot deel van de inmiddels mestiezenbevolking werkte. Vooral uit de 18e en 19e eeuw zijn nog een aantal van die grote fundos bewaard gebleven, met hun karakteristieke architectuur. Vervoer van goederen vond voornamelijk langs de kust plaats over de ‘camino del Maule’, een oude route die de precolumbiaanse dorpen met elkaar verbond. De Centrale Vallei werd in die tijd nog niet als reisroute gebruikt, en was nog gedeeltelijk bebost. Pas in de 18e eeuw werden buiten Santiago dorpen en steden gesticht, zodat de Spaanse staat en de Kerk meer controle konden krijgen op de groeiende bevolking. Zo volgde in korte tijd de stichting van San Felipe (1740), Melipilla (1742), San Fernando (1742), Talca (1742), Cauquenes (1742), Rancagua (1743), Curicó (1743), Linares (1755), Los Andes (1791) en San José de Maipo. De nieuwe steden werden op regelmatige afstanden langs de route door de Centrale Vallei gesticht, en trokken het handelsverkeer van de kust naar zich toe. De steden werden alle op vrijwel identieke manier aangelegd, met een rechthoekig stratenplan rond de centrale Plaza de Armas. Vandaag de dag zijn steden als Curicó, Talca of Linares maar moeilijk van elkaar te onderscheiden qua sfeer en bouw. Aan het eind van de koloniale periode waren ook de militaire posten Chillán en Los Angeles in het grensgebied met de Mapuches stevig verankerd. De belangrijkste en machtigste grootgrondbezitters hadden zich allen rond Santiago gevestigd, en concentreerden zo alle macht in het centrum van het land. Pas na Chili’s onafhankelijkheid in 1818 werden meer plaatsen in Centraal-Chili gesticht. Chili’s vader des vaderlands, Bernardo O’Higgins, speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van Midden-Chili, en in alle steden van de Centrale Vallei vinden we z’n naam telkens terug in straatnamen, musea, standbeelden et cetera. Zo leren we dat O’Higgins in Chillán werd geboren, in Talca voorbereidingen trof voor de onafhankelijkheid, in Rancagua slag leverde met de royalisten, in Concepción de onafhankelijkheid uitriep, en in Santiago ten slotte Chili’s eerste president werd.

De grootste verandering voor de Centrale Vallei kwam in de 19e eeuw door de aanleg van grootschalige irrigatiekanalen, waardoor de akkerbouw en fruitteelt de traditionele veehouderij in snel tempo verdrongen. In 1851 werden de eerste wijngaarden aangelegd, en sinds 1920 zijn op grote schaal boomgaarden aangeplant.

Huidige economische situatie

Buiten de grote steden (belangrijke industriële centra), heeft de snelle ontwikkeling van de geïrrigeerde landbouw zich tot op heden voortgezet. Het water uit de Andes wordt in een groot aantal stuwmeren opgevangen, waar het in centrales wordt gebruikt voor elektriciteitsopwekking en voor de bevloeiing van de belangrijke landbouwgebieden in de vallei. De belangrijkste economische activiteiten van deze zone zijn de veeteelt, fruitteelt, bosbouw, landbouw en agro-industrie. Fruitteelt heeft een explosieve groei doorgemaakt, met nieuwe koelhuizen en een verwerkende industrie; appels, peren, druiven, kiwi’s. Er is veel bosbouw in de zone van het kustgebergte, waarbij veel oorspronkelijk bos verloren is gegaan en is vervangen door monoculturen van Pinus radiata. Andere landbouwproducten zijn graan, pompoen, rijst, maïs en aardappelen.

10 prachtige bestemmingen in Geschiedenis, bevolking en economie en Chili