De Longmen-grotten
Grotten van de Boeddha’s
Werelderfgoed: Longmen-grotten
Grandioze grotten, vol enorme, gedetailleerd afgewerkte boeddha’s getuigen van de vaardigheid en rijkdom van de mensen die Luoyang bewoonden, en hun toewijding aan het boeddhisme.
In Luoyang, eens de hoofdstad van 13 dynastieën, is niet heel veel dat eraan herinnert dat het al meer dan 5000 jaar oud is. Deze stad, eens het centrum van de Chinese macht en cultuur, kan nu het beste als uitvalsbasis worden gebruikt om de Longmen-grotten (lóngmén shíkù), 12 km van Luoyang, te verkennen.
Boeddhistische beeldhouwwerken in grotten, oorspronkelijk uit India afkomstig, gedenken Sakyamuni Boeddha, die zijn studenten in grotten placht te onderwijzen. Deze beeldhouwwerken – beelden en reliëfs – werden een van India’s grootste artistieke verworvenheden en verbreidden zich met het boeddhisme over heel Azië. De Longmen-grotten zijn door de Unesco als werelderfgoed aangewezen.
Longmen omvat niet alleen de grotten, maar ook welig begroeide bergen en bergkammen met bronnen en watervallen. Twee bergen aan de oostelijke en westelijke kant van de Yi-rivier zijn bedekt met groene pijnbomen en cipressen, elk van beide bergen is bezaaid met torens en paviljoens. Een warme bron in de buurt van de ingang van de grotten van de westelijke berg heeft een constante temperatuur van 24° C.
De grotten hebben de naam Longmen, “Drakenpoort”, gekregen omdat de twee bergen op een poort lijken waar de Yi-rivier doorheen stroomt, en omdat, toen de Sui-keizer zijn paleis in Luoyang bouwde, het op deze “poort” uitkeek.
Veel van de bekende grotten liggen op de westelijke berg. Het werk aan de Longmen-grotten begon in 493, toen de keizer van de Noordelijke Wei-dynastie zijn hoofdstad van Pingcheng (tegenwoordig Datong) naar Luoyang verplaatste. Het werk ging door tot aan de Qing-dynastie, maar twee derde van de grotten dateert van de Song-dynastie. Volgens het Longmen Caves Research Institute zijn er 2345 nissen, meer dan 2840 plaquettes met inscripties, meer dan 60 pagodes en zo’n 100.000 stenen beelden.
De Guyang-grot (guyáng dòng) is een van de oudste grotten in Longmen, uitgehouwen van 428 tot 488; ze bevat grote aantal-len beelden van de koninklijke familie en de edellieden van de Noordelijke Wei. In drie lagen nissen in de noordelijke en de zuidelijke wand zijn Boeddhabeelden van verschillende grootte uitgehouwen. Overeenkomstig de typische Wei-stijl hebben ze een lange nek en een rechthoekig langgerekt hoofd vol stilistisch rijke patronen.
De Drie Binyang-grotten (bînyáng sïn dòng) ontstonden in opdracht van keizer Xuanwu van de Noordelijke Wei-dynastie ter nagedachtenis van zijn ouders, en later van hemzelf. Aan de middelste grot (bînyáng zhong dòng) werd door 802.326 arbeiders 24 jaar lang gewerkt. In de plafonds van de grotten zijn draperieën en bloemslingers uitgehouwen, en de vloer wordt gedomi-neerd door lotusbloempatronen. Binnenin, op de twee wanden aan weerszijden van de ingang zijn grote reliëfs uitgehouwen die worden aangeduid als “Keizer als Schenker met Gevolg” (huángdì lifó tú) en “Keizerin als Schenkster met Gevolg” (huánghòu lifó tú). De reliëfs geven een levendig beeld van de keizerlijke boeddhistische gebruiken tijdens de Noordelijke Wei.
De Longmen-grotten kenden twee bloeiperioden in hun ontwikkeling. De vrome boeddhistische Noordelijke Wei-dynastie begon het project als uiting van boeddhistische devotie en hieuw een groot aantal grotten uit. Maar de echte meesterwerken werden tijdens de Tang-dynastie uitgehouwen. De Tang-beelden zijn levendig en vol expressie, en ze beelden gewone mensen uit, een vaak verwaarloosd onderwerp. Het beeld van de Vairocana-Boeddha in de Fengxian-tempel (fèngxiïn sì) werd tijdens de Tang-dynastie gemaakt, in opdracht van keizer Gaozong. Het beeld is meer dan 17 m hoog, met een hoofd van 4 m en oren van bijna 2 m lang. Keizerin Wu Zetian, de eerste en enige keizerin van China, schonk een groot deel van haar cosmeticabudget voor de vervaardiging van dit beeld, en aangezien zij de rekening betaalde, zou het gezicht van de Boeddha naar haar evenbeeld zijn gehouwen. Dit beeld, samen met de zes begeleidende beelden, geldt als het hoogtepunt in de ontwikkeling van de boeddhistische beeldhouwkunst in China. Met hun levendige uitdrukking, soepele lichaam en elegant gedetailleerde kleding staan ze in sterke tegenstelling tot de zware, logge beelden van de Noordelijke Wei.
Een ander meesterwerk uit de Tang is de Grot van Tienduizend Boeddha’s (wànfó dòng). Deze werd in 680 uitgehouwen als uiting van vroomheid van keizer Gaozong en keizerin Wu. De centrale boeddha, met een sereen mollig gelaat, zit met gekruiste benen op een lotustroon; de vajra’s die de zetel ondersteunen, hebben een robuuste en krachtige gedaante. Achter het aureool van dit grote Boeddhabeeld zijn 54 bodhisattva’s op lotusbloemen uitgebeeld. In de noordelijke en de zuidelijke rotswand zijn meer dan 15.000 kleine Boeddhabeeldjes uitgehouwen. Onder deze kleine beeldjes zijn twaalf apsara’s, die een sierlijke dans uitvoeren of op muziekinstrumenten spelen. Omdat de grot is afgesloten met een metalen hek, is een verrekijker aan te bevelen om de kleine boeddha’s goed te kunnen zien.
De keizers waren de voornaamste drijvende kracht achter de bouw van de Longmen-grotten. Hoewel uit historische documenten en inscripties in steen blijkt dat de adel, het gewone volk en zelfs boeddhisten uit het buitenland aan de bouw hebben bijgedragen, kon alleen een keizer het enorme leger van werklieden en de financiële middelen bijeenbrengen die nodig waren om zo’n geweldig project tot een goed einde te brengen. De grotten werden door de keizers gebouwd als eerbetoon aan hun voorouders, maar ook uit ijdelheid, als een symbool van hun eigen grandeur. De keizers zagen zichzelf ook als levende Boeddha’s, en de grotten waren voor hen een middel om het volk hun goddelijkheid in te prenten en het zo tot gehoorzaamheid te brengen.
Omdat het boeddhisme en de daarbij behorende beeldcultuur uit India naar China kwamen, vertonen al de beelden een sterke Indiase invloed. Maar mettertijd werden de beeldhouwwerken een samensmelting van Chinese en Indiase stijlen. Beelden die tijdens de Noordelijke Wei-dynastie werden vervaardigd, dragen gewoonlijk ruime kleren en wijde riemen terwijl de lichamen slank zijn, met een zachte gelaatsuitdrukking die een sterke geest suggereert; beelden uit de Tang-dynastie zijn eerder plomp, met een slanke taille en expressievere gezichten.
De meeste grotten hebben de tand des tijds en het weer doorstaan, met name de kalksteen te Longmen is heel duurzaam gebleken. Helaas is de menselijke natuur veel destructiever dan Moeder Natuur, en veel beelden zijn de afgelopen twee eeuwen beschadigd. Hoewel de meeste beelden intact zijn, is bij een groot aantal het hoofd afgehakt en meegenomen naar een museum of een particuliere verzameling. Tegenwoordig worden de nissen en de beelden beschermd door metalen hekken, zodat bezoekers ze alleen van een afstand kunnen bewonderen.
Niet alleen illustreren de Longmen-grotten de ontwikkeling van het Chinese boeddhisme in de 5e en de 10e eeuw, ze kunnen ook bogen op een enorme verzameling van meer dan 2840 plaquettes met elegant uitgevoerde inscripties over een verscheidenheid van onderwerpen.
Hoewel Luoyang cultureel niet zo interessant is, zijn er enkele bezienswaardigheden in de stad, die het de moeite waard maken er een kijkje te nemen.
De pioen is de stadsbloem van Luoyang, wat natuurlijk betekent dat er een jaarlijks Pioenenfeest (mudïn huïhuì) wordt gehouden. Volgens de legende wedde keizerin Wu van de Tang-dynastie eens met een beambte dat bloemen op haar bevel ‘s win-ters zouden bloeien. En op haar goddelijk bevel deden al de bloemen dat, behalve de pioen. Daar werd ze zo boos over dat ze alle pioenen van Xi’an naar Luoyang verbande, hetgeen de reden is waarom de stad synoniem is met pioenen. Als u niet tijdens het Pioenfeest, van 10 tot 25 april, in Luoyang bent, is de Tempel van het Witte Paard (báima sì), China’s eerste boeddhistische tempel, zeker een bezoek waard. Keizer Mingdi van de Han-dynastie droomde van een gouden man die naar het westen vloog, en vatte dit op als een teken: hij zond twee gezanten naar het westen om boeddhistische geschriften te zoeken. Zijn gezanten ontmoet-ten twee eminente Indiase monniken die zij uitnodigden met hen mee terug naar Luoyang te gaan. In 68 na Chr. vaardigde de keizer een edict uit dat men een klooster zou bouwen als onderdak voor de geschriften. De tempel kreeg de naam Tempel van het Witte Paard omdat de boeddhistische geschriften volgens de legende door de monniken op de rug van twee witte paarden mee terug werden genomen.
Midden-China
Groepsreizen-Tweepersoonskamer
Sinds 2004 begeleidt Jan Koning voor Koning Aap reizen in voornamelijk China en Tibet. In China in de provincie Sichuan liggen diverse...
Rondreizen
Alleen de naam al... De Trans-Sib is de langste treinreis ter wereld. Tijdens deze avontuurlijke reis leggen we heel wat kilometers af....