Pállfy stond bekend om zijn bouwdrift. Het ene kasteel was nog niet af of er werd alweer begonnen met het volgende. Hij was ook erg reislustig en was vooral onder de indruk van de Arabische wereld en Afrika. Zijn kastelen richtte hij in met voorwerpen die hij van zijn reizen meebracht. Zijn bouwdrift, reislust en verzamelwoede brachten hem in grote financiële problemen. Vandaar dat hij gedwongen werd een groot deel van zijn bezittingen te verkopen. In 1938 kwam het kasteel van Bojnice in handen van de Tsjechische schoenfabrikant Bat'a. In 1945 werd het geconfisqueerd door de staat.

In kasteel Bojnice zijn kunstschatten te zien die door Johann Pálffy bij elkaar zijn gezocht. Het 19e- en 20e-eeuwse meubilair is grotendeels van zijn familie afkomstig. Het kostbaarste voorwerp bevindt zich in de kapel. Het is een 14e-eeuws altaar, dat door een Florentijnse kunstenaar is gemaakt. Het altaar werd in 1933 gestolen, maar het werd al snel teruggevonden. Het was echter beschadigd en werd naar Praag gebracht, zodat het gerestaureerd kon worden. Daar was het altaar nog steeds toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Na de oorlog raakte het kwijt en werd het vergeten. Pas in de jaren negentig werd het altaar herontdekt en kwam het naar Slowakije, naar Bojnice terug. Bijzonder kunstig is de vloer in de zogenaamde Marmerzaal. In de kelder van het kasteel bevindt zich de grafkamer met de rijk gegraveerde graftombes van de Pállfys. Niet ver van het kasteel ligt de dierentuin.

Aan de voet van de rots waarop het slot verrijst, ligt de bronnenbadplaats Bojnice Kúpele.