Bolivia

Swipe

Andes en Altiplano (3500 tot 6500 m)

De permanente sneeuwgrens (afhankelijk van de ligging ten opzichte van de zon en windrichting) ligt op 5500 m.

Flora

•, Puna zijn uitgestrekte grasvlaktes op hoogtes tussen 3500-4200 m met relatief weinig neerslag. Lage bosjes van hard, taai en scherp gras vormen ondoordringbare vestingen voor vogels en dieren.

•, Queñua (Polylepis incana) is een boom met een rood okerkleurige stam met afbladderende bast die groeit op hoogtes tot 5000 m, (geen enkele boom in de wereld groeit zo hoog!). De kronkelige takken zijn behangen met baardmos en andere epifyten. De Inca’s cultiveerden deze boom, die door de bevolking gebruikt werd als brandhout. Daarnaast is het hout van de boom hard en werd gebruikt voor de bouw van huizen en voor gereedschappen. Veel queñuabossen verdwenen dan ook voorgoed maar tegenwoordig is de boom beschermd verklaard.

•, Ichu zijn harde, taaie en scherpe gele struiken gras die 25 tot 90 cm hoog zijn en groeien in de puna tussen de 3000 en 4600 m. Ichu vormt voedsel voor vee en de lama, alpaca en vicuña. De kameelachtigen zijn milieuvriendelijk want zij snijden het gras met hun tanden en rukken de wortel niet los zoals vee dat doet, zodat gras weer kan groeien. Oud, bruinachtig ichu wordt een stekelige graspol en is nauwelijks te eten voor de dieren en wordt daarom in het droge seizoen verbrand zodat er jonge groene ichu kan groeien. De ichu wordt door de bevolking van de Andes gebruikt als dakmateriaal voor de adobe (leem en klei) huizen. Daarnaast worden er touwen, tapijten, kussens en hoeden van gemaakt.

•, Yareta (Azorella compacta) is een plant waarvan de takjes en bladeren zo tegen elkaar dringen dat er bolvormige harde en compacte kussens ontstaan, die veel op mos of een grote broccoli lijken. De stelen zijn houtachtig en de bladeren bevatten hars en worden daarom door de bevolking gebruikt als brandhout. De yareta werd ook gebruikt als brandstof voor de trein van La Paz naar Arica en werd daardoor bedreigd met uitroeiing maar tegenwoordig is de plant beschermd verklaard. De yareta groeit extreem langzaam, een millimeter per jaar, maar kan tot een meter hoog worden. Ze zijn te vinden tussen de 4000 en 5000 m en zijn meestal omgeven door grote stenen die ze beschutting geven tegen de harde winden. De lokale bevolking gebruikt de hars van de yareta voor medicinale doeleinden zoals het verlichten van pijnen van het lichaam door de kou en voor het genezen van diabetes.

•, Muña is een soort mintplant en men komt deze kleine struik met witte bloemetjes vaak tegen tijdens bergwandelingen. Van de takjes met bladeren kan een thee gemaakt worden die heel goed helpt bij maag- en darmproblemen. Daarnaast helpt het bij problemen met de hoogtes; je wrijft de takjes met de handpalmen en snuift de vrijgekomen geur op, dit geeft verlichting.

•, Jacha qiru (grote paal) is de grote cactus op het bekende Incawasi eiland in de Salar de Uyuni. Het hout van de cactus wordt gebruikt bij de constructie van huizen en voor meubels en de vrucht van de cactus wordt geconsumeerd.

•, Tuna (Opuntia ficus-indica) is een cactus die veel voorkomt in de Andes en die gewaardeerd wordt om zijn zoete vruchten. Bovendien groeit op de cactus een parasiet, cochinilla genoemd, die een rode kleurstof produceert, die gebruikt wordt voor textiel maar ook bijvoorbeeld voor lippenstift.

•, Andes-orchideeën zijn vaak klein en hebben kleine mooie bloemen in trossen.

•, Andes-lupine (lupine) is een tot twee meter hoog groeiende plant met groene bladeren in de vorm van een hand en lavendelkleurige bloembladen. De zaden worden gebruikt als voedsel voor mensen (tarwi) en vee en bevatten veel proteïnen. Bovendien staat lupine bekend als een uitstekende organische kunstmest vanwege zijn hoge stikstofgehalte dat wordt afgezet in de bodem.

•, Agave (Agave americano). Deze vetplant zie je overal verspreid over de Andes en heeft in het algemeen dikke, vlezige bladeren, meestal met doornen langs de zijkant van de bladeren, en eindigend in een scherpe punt. De plant is vooral te vinden rond akkers. De bloemstengel groeit razendsnel en kan enige meters hoog worden. De vezels van de bladeren worden gebruikt om touwen of zakken van te maken. Van het sap van de stam maakt men een gefermenteerde drank chicha, daarnaast dient het medische doeleinden zoals bloedzuivering. Van de wortels wordt shampoo gemaakt.

•, Cantua (Cantua buxifolia) is een struik tot drie meter hoog, met prachtige, hangende, rode, oranje en gele bloemen, die het hele jaar door bloeien. Het is een van de twee nationale bloemen van Bolivia naast de patujú. De bloem is altijd belangrijk geweest voor de Andesbevolking en in diverse precolumbiaanse weefsels en keramiek is de cantua dan ook afgebeeld. Voor de Inca’s was dit een heilige bloem en wanneer de Incaheerser op weg was naar een plechtigheid werd het pad dat hij volgde, versierd met cantuas. Tegenwoordig maken de Andesbewoners soms bloemenkransen van de cantua, die worden opgehangen bij de entree van het huis als symbool van gastvrijheid. Als je soms een inheemse vrouw ziet die een muts draagt versierd met een cantua kan dit betekenen dat ze soltera (vrijgezel) is.

Zoogdieren

Het meest typerende dier van de Andes is ongetwijfeld de llama (lama) die tot de familie van de Zuid-Amerikaanse kameelachtigen behoort evenals de alpaca, vicuña en guanaco.

•, Llama (Lama glama, lama) stamt af van de guanaco en wordt al meer dan 6000 jaar gedomesticeerd. Hij kan een schofthoogte van 1.80 m bereiken en tot 200 kg wegen. De lama is een zeer sociaal dier en leeft graag in een kudde. Hij leert snel simpele taken uit te voeren. De lama werd voorheen vooral gebruikt als lastdier (tot 40 kg last kan de lama dragen), onder andere voor de zilvertransporten van Potosí naar de zeehavens maar ook voor transport van handelsgoederen zoals cocabladeren en zout tussen de Andes en de lagergelegen gebieden. De lama’s kunnen 30 km per dag afleggen en een dag zonder water leven. Ze zijn eigenwijs en wanneer ze moe zijn weigeren ze verder te gaan. Bovendien moet je de lama niet irriteren want dit wordt bestraft met een vies ruikende spuug. De lama voorziet de eigenaars van al zijn behoeftes: vlees (vooral charqui, gedroogd vlees,), de huid (trommels, sandalen en touw), wol (weefsels, poncho, touw, draagbanden en zakken). De uitwerpselen dienen als brandstof voor het koken en het verwarmen van het huis en van de botten worden gereedschappen gemaakt. Bovendien speelt de lama een belangrijke rol bij rituelen. Zo wordt bij de inwijding van een nieuw huis een lamafoetus onder de drempel begraven om de bewoners bescherming te bieden en voorspoed te brengen. Ook worden de mooiste lama’s ritueel geofferd aan Pachamama (Moeder Aarde), waarna priesters, aan de hand van het analyseren van de ingewanden, toekomstvoorspellingen maken. Soms lopen lama’s met gekleurde lintjes, dit kan om verschillende redenen zijn. Het kan aanduiden wie vrouwtje of mannetje is, wie de eigenaar is of het kan zijn dat een lama pas gedoopt is tijdens festiviteiten. De babylama’s lopen geregeld met blikken op hun nek om zich te beschermen tegen vossen. Er zijn twee soorten lama’s: llama lanuda en llama pelada. De eerste heeft lange haren en wordt speciaal gebruikt voor textiel en touwen.

•, Alpaca (Lama guanicoe pacos) stamt af van de vicuña. Hij is kleiner dan de lama, met een schofthoogte van een meter en is eveneens gedomesticeerd. De alpaca vormt een belangrijke economische bron voor de families vanwege zijn gewaardeerde wol. Elke achttien maanden wordt de alpaca geschoren en dit levert twee tot drie kg wol op. De kwaliteit van de wol is beter dan de wol van schapen en baby alpacawol is het meest verfijnd en heeft daardoor de hoogste kwaliteit Er zijn wel twintig verschillende kleuren alpacawol, maar witte wol is het meest geliefd omdat deze geverfd kan worden. Het vlees van de alpaca is geliefd, bevat minder cholesterol dan bijvoorbeeld rundvlees en is bovendien malser dan lamavlees. De Bolivianen eten echter nauwelijks alpacavlees maar gebruiken de wol want deze levert meer geld op. De alpaca’s leven op grote hoogtes tot 4000 meter en vaak in de buurt van water. Er bestaan twee soorten alpaca’s: de alpaca huacaya (vacht als een schaap) en de alpaca suri (met gekrulde lange haren). De laatste geeft betere wol.

•, Vicuña (Vicugna vicugna) komt alleen in het wild voor en zijn de kleinste kameelachtigen. Zij hebben net zoals de alpaca en lama een laag impact op de ecologie; dankzij hun zachte poten vindt er geen erosie van de grond plaats en zij rukken geen wortels los wanneer zij ichu-gras eten. Ze kunnen 20 jaar oud worden. De vicuña is goed aangepast voor grote hoogtes en leeft zowel in de puna (vlakke graslanden) als in de bergen, tot 5200 m. Hun vacht is bijzonder fijn; de vezels hebben een doorsnede tussen de 11 en 14 micrometer, en bieden perfecte isolatie tegen de kou. De vicuña leeft in kuddes van ongeveer twaalf tot vijftig dieren. Eén mannetje waakt over 5-12 vrouwtjes en de welpen. Het mannetje beschermt zijn kudde onder andere tegen de poema en de vos. Een vicuña mannelijk jong wordt na een jaar afgestoten en moet vervolgens zijn eigen weg zoeken. De vrouwtjes worden op latere leeftijd afgestoten. De vicuña kan een snelheid bereiken van 60 km per uur. Elke twee jaar wordt in sommige comunidades (gemeenschappen) een evenement gehouden waarbij de vicuña’s gevangen worden genomen; er worden lijnen gespannen en de dieren worden in een bepaalde hoek gedreven waar ze niet meer uit kunnen. Vervolgens worden ze geschoren; een vicuña levert 200-250 gram wol op. Vicuñawol is de beste wol van de wereld en ook de duurste; mantels van vicuñawol kunnen 20.000 dollar opleveren. De vicuña werd met uitsterven bedreigd maar is tegenwoordig door de wet beschermd verklaard en vooral in het natuurreservaat Ulla Ulla, westelijk van Cordillera Apolobamba, rond de Sajama-vulkaan en in Cordillera Lípez leven er nog veel.

•, Guanaco (Lama guanicoe) is een wilde lama en heeft een rossig bruine vacht op de rugzijde, de buikzijde is wit. De wol van de guanaco is grover dan die van de vicuña en bestaat uit twee lagen. De bovenlaag is ruw, de onderlaag is fijn en zacht. De guanaco werd met uitroeiing bedreigd vanwege zijn vlees en wol en is zeldzaam in Bolivia.

•, Taruca (Hippocamelus antisensis). Het schuwe, kleine Andeshert is 70-80 cm hoog, tot 65 kg zwaar en leeft in kuddes tot 8 dieren, die geleid worden door een vrouwtje. Zij verblijven op hoogtes tussen de 2500 en 5200 m. De taruca wordt met uitsterven bedreigd vanwege de jacht die op hem gemaakt wordt.

•, Zorrino (Conepatus spp., stinkdier) is zwart met twee witte horizontale strepen over zijn rug. Dit nachtdier scheidt een smerige stinkende vloeistof uit wanneer het zich bedreigd voelt.

•, Puma of lion (Felix concolor, poema) is het machtigste dier van de Andes en kan 120 kg worden. Het mannetje is groter dan het vrouwtje. Hun kleur is afhankelijk van de vochtigheid van de omgeving, in een droge omgeving heeft hij een grijs tot gele kleur maar in een vochtige omgeving is de kleur bruin tot donker roodbruin. Het mannetje maakt geen geluid maar de jonkies en de vrouwtjes in bronstijd soms wel. De poema is zowel overdag als ’s avonds op pad, hoofdzakelijk alleen. Zijn voedsel bestaat uit zoogdieren zoals herten en knaagdieren of lamajonkies. De poema komt niet graag in aanraking met de mens. Een tot drie vrouwtjes en één mannetje verblijven in een grondgebied van ongeveer 20 km2. Poema’s passen zich aan alle geografische omstandigheden aan en leven daardoor verspreid over het hele land. De poema werd vereerd en aanbeden door de diverse Andesculturen en zijn afbeelding is terug te vinden in diverse ruïnes, zoals die van Tiwanaku, en op keramiek en textiel. De poema representeert vitale kracht.

•, Viscacha (Chinchilla) lijkt op een groot konijn, met de staart van een eekhoorn en leeft in kolonies die wel in aantal tot 80 kunnen oplopen. Ze leven rond rotsblokken op hoogtes boven de 4000 m. Met zonsopkomst komen ze hun hol uit en gaan spelen, overdag baden ze in de zon om zich op te warmen en tegen de avond gaan ze op zoek naar vegetarisch voedsel. Ze graven wijde ondergrondse holen met veel galerijen en deze zijn verdeeld in afzonderlijke ruimtes, volgens het aantal viscacha-families dat meegegraven heeft. Hun grootste vijand is de mens die op ze jaagt vanwege hun uitstekende vlees en hun waardevolle huid. Daarnaast vormen de arend en de vos een bedreiging.

•, Zorro Andino (Pseudalopex culpaeus, Andes-vos) is het belangrijkste roofdier van de Andes en valt vee en de kameelachtigen aan maar heeft de voorkeur voor zieke of zwakke dieren.

Aasvogels

• De Andescondor (Vultur gryphus)
Met een vleugelwijdte van drie meter en een gewicht tot twaalf kg, is de Andescondor een van de grootste vogels ter wereld. De condor heeft om te overleven een groot gebied nodig, met voldoende potentiële prooien en bovendien een berggebied met geïsoleerde steile wanden om zich te nestelen en te overnachten. Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit aas dat hij opspoort met behulp van zijn uitstekende reukorganen en zicht. Wanneer de condor een kadaver bespeurt laat hij dit ongeveer een week liggen en houdt de omgeving intussen goed in de gaten. Andere dieren, waaronder de vos, doen het voorbereidende werk en maken het kadaver open. De condors pikken uiteindelijk de ingewanden eruit. Na hun vreetpartij zijn ze vol en kwetsbaar omdat ze nauwelijks weg kunnen vliegen bij gevaar (de mens). De condor heeft een kop zonder veren met een hoekige snavel zodat ze het kadaver beter kunnen uitplukken. De poten, die hetzelfde gevormd zijn als bij een kip, zijn niet sterk ontwikkeld, maar ze kunnen wel een jong kalf van de aarde wegslepen en het vervolgens in de afgrond storten. Ze worden 17 tot 50 jaar oud.

De condors kunnen vanwege hun gewicht en grootte zeer moeilijk loskomen van de grond en nemen daarom een aanloop en storten zich in de afgrond. Vervolgens gebruiken zij optimaal de thermiek van stijgende warme lucht om te vliegen en op te stijgen en beschrijven hierbij cirkels waarbij ze de vleugels nauwelijks bewegen. Hun normale vliegsnelheid is 70 km per uur maar dit kan oplopen tot 111 km per uur wanneer ze een duikvlucht nemen. Ze zweven op zulke grote hoogtes, tussen de 3000 en 8000 m, dat de oude culturen dachten dat de condor een bode van de zon was. De condor heeft een vleugel met zeven ‘vingers’ en volwassen vogels (boven de 7 jaar) hebben een witte kraag en aan de bovenkant van de vleugels witte vlekken. De jongen, tot ongeveer 6-7 jaar hebben een bruine kleur. Het mannetje (macho) heeft een kroon in tegenstelling tot het vrouwtje en is groter. De condors zijn monogaam.

In november vindt bevruchting plaats, het mannetje gaat vliegend achter het vrouwtje aan en bevrucht haar horizontaal vliegend. In december in het daaropvolgende jaar wordt één ei in een grot gelegd en na 60 dagen komt dit uit. Beide ouders zorgen voor het jong. Er wordt op de condor gejaagd. De voornaamste reden is dat de boeren denken dat de condor hun vee en paarden dood maakt, wat zeker niet het geval is. Aan de andere kant werd de condor aanbeden door de Andesculturen en had hij voor de mensen een religieuze betekenis. De condor vertegenwoordigde de bovenwereld in de Andes kosmosvisie en communiceerde tussen de spirituele gees-ten die in de bergen verblijven en onze wereld.

•, Sucha (Cathartes aura, kalkoengier) en de (Coragyps atratus, zwarte gier). De kalkoengier heeft een rode kop. De zwarte gier is in tegenstelling tot de kalkoengier een groepsvogel. Bovendien is de zwarte gier dominant over de kalkoengier. Samen zijn ze nauwelijks te zien maar ze leven beide van het afval dat door mensen achtergelaten wordt en van dode dieren of vogels. Beide soorten zijn vaak te zien rondom bewoonde gebieden.

Roofvogels

Roofvogels zijn te verdelen in enerzijds de familia accipitridae met de águila (de havik en arend), anderzijds de familia falconidae die bestaat uit halcones (valk) en cara cara.

•, Águila mora (Geranoaetus melanoleucus, grijze arendbuizerd) is met een lengte van 65-80 cm, vleugelwijdte 175-200 cm en een gewicht van slechts twee kilo, na de condor de grootste vogel in de Andes. Zoals bij de meeste roofvogels is het vrouwtje groter dan het mannetje. Beide hebben grijze veren en de ronde vleugels zijn aan de onderkant licht, aan de bovenkant donker en ze hebben een grijze nek en kop. Hij heeft een korte brede staart. De arend is in staat om in de lucht op één punt te hangen alvorens zich neer te storten op zijn prooi. Deze roofvogel leeft vooral in open gebieden in de Andesvalleien en is soms te zien op een kale tak of een rots.

•, Aguilucho Puneño (Buteo poecilochrous, puna- of gurneybuizerd) komt voor op hoogtes tussen de 2800 en 5000 m. Het is een roodbruine grote roofvogel van 50-70 cm met een vleugelwijdte van 120 cm.

•, Caracara Andino (Phalcoboenus mega-lopterus, Andescaracara) behoort tot de valksoorten en is veelvuldig te zien op de puna en in de hoge bergen. Vaak lopen ze in smalle groepen of in paartjes in omgeploegde velden op zoek naar insecten. Ze leven tussen de 3500 en 5000 m. Ze zijn zwart van kleur en hebben een witte buik, witte poten en een rode bek.

•, Halconcito colorado (Falco sparverius, Amerikaanse torenvalk) is een kleine valkensoort van 25 cm en heeft een vleugelwijdte van 55 cm. Deze vliegt snel met een stijve vleugelslag en is opzichtig en vaak te zien rond dorpen, op palen, draden of grote stenen. De valk leeft in gebieden tussen de 2500 en 4500 m.

•, Halcón aplomado (Falco femoralis, aplo-madovalk) heeft lange puntige vleugels die een snelle en behendige vlucht garanderen voor de jacht. Deze roofvogel stort zich op zijn prooi, vaak een vogel in volle vlucht, en neemt deze gevangen mee naar een boom om hem daar vervolgens te nuttigen. Het is een van de mooiste valkensoorten, met rode en kaneelkleuren aan de binnenkant van zijn veren.

Diverse vogels

•, Pava Andina (Penelope montagnii, Andes-kalkoen) doet menigeen schrikken door het kabaal dat hij maakt als de vogel op het laatste moment wegvliegt. De Andeskalkoen is constant op zoek naar mieren. Er wordt veel op gejaagd vanwege zijn vlees.

•, Picaflor gigante (Patagona gigas, reuzen-kolibrie) kan tot 22 cm lang worden en heeft een snavel van drie cm. Nectar is een belangrijk onderdeel van zijn menu en deze vindt hij onder andere in de vruchten van de cactussen en de bloemen van de agave of de cantuta. De kolibrie heeft een razendsnelle vleugelslag (90 per seconde) en hierdoor slaagt hij erin doodstil in de lucht te blijven hangen en zo de nectar (tegenwoordig gebruikt als energie sportdrank) te drinken uit de bloem. Ze kunnen zelfs achteruit vliegen. De vogel heeft veel energie nodig voor zijn drukke activiteiten.’s Nachts daalt de lichaamstemperatuur van de kolibrie enorm en hiermee verlaagt hij de stofwisseling. Ze eten bovendien insecten. Het is een territoriale agressieve vogel en hij achtervolgt andere kleinere kolibries en zelfs de buizerd.

•, Suri of piyo (Rhea americana, nandoe) is een soort struisvogel maar kleiner, met een hoogte van 1,5 m en een gewicht van 20 kg. Deze vogel kan niet vliegen maar bij gevaar kan hij wel hard weglopen en stopt vervolgens abrupt om op de uitkijk te gaan zitten. Ze leven boven de 3500 m op de hoogvlaktes in het zuidwesten van Bolivia en eten zaden, bloemen en jonge knoppen van planten. Elk suri-mannetje verdedigt een groot territorium. Tijdens de voortplanting worden kleine groepen gevormd van drie tot vijftien vrouwtjes, geleid door één mannetje. Elk vrouwtje kan vijftien eieren leggen en een nest kan uit 90 eieren bestaan. De eieren zijn groot en geel van kleur. Het mannetje is belast met de bouw van het nest en voor zes weken met het broeden. Daarna bewaakt en verzorgt hij de kuikens zes maanden. Vaak is de suri in de buurt van de vicuña te zien om elkaar te helpen de vijand te bespeuren zoals de vos en de poema. Ze worden met uitsterven bedreigd door de jacht die op ze gemaakt wordt vanwege hun vlees en eieren.

Watervogels

• Flamingo
Er leven drie soorten flamingo’s rond de zoutmeren; Parihuana Andes (Phoenicoparrus andinus, Andes flamingo), Parihuana Chileno (Phoenicopterus chilensis, Chileense flamingo) en de Parihuana James (Phoenicoparrus jamesi, James flamingo).Zij leven op hoogtes tussen 3500 en 4500 m. Hun voedsel, dat uit schaaldieren bestaat zoals algen en andere organismen (waaronder roze kreeftjes die hun de roze kleur geeft), wordt gefilterd uit ondiepe wateren, door hun omgekeerde snavel heen en weer te bewegen. Het gefilterde water wordt vervolgens weer teruggespuugd. Per dag zuigt de flamingo 120 liter water op. De flamingo’s zijn schuw en bij de geringste dreiging zet een hele zwerm zich in beweging. Om te vliegen moet de flamingo een aanloopje van enige stappen doen. De flamingo’s vormen zwermen van duizenden vogels en bouwen in het regenseizoen, wanneer de temperatuur hoger is, rond de zoutvlaktes en zoutmeren waarachtige steden van kegelvormige nesten van modder. Zowel vader als moeder broedt een maand en wanneer het kuiken eenmaal vet is, is het oppassen geblazen. Behalve hongerige vossen en honden zijn er ook handelslui die de kuikens in vrachtwagens afvoeren voor de export van olie! De flamingo’s zijn tegenwoordig beschermd. Er bevinden zich enorme zwermen flamingo’s bij Laguna Colorado in Zuidwest-Bolivia. Als het in juni tot en met augustus erg koud wordt in de Andes, migreren de Chileense flamingo’s naar de kust.

Hoe kan men de verschillende soorten flamingo’s herkennen?
-    De Andes-flamingo heeft grijze poten, rode gewrichten, rode tenen en zijn snavel heeft geen gele kleur zoals de twee andere flamingosoorten.
-    De Chileense flamingo heeft gele poten, gele snavel met tweederde zwart.
-    De James flamingo is de kleinste van de drie en de zeldzaamste en heeft rode poten, rood gezicht en een gele snavel met een zwarte punt.

•, Ganso Andino (Chloephaga melanoptera, Andesgans) is groot en hoofdzakelijk wit met zwarte hoofdvleugels, rode poten en een rode snavel.

•, Gaviota Andina (Chroicocephalus serranus, Andesmeeuw) is wit met een zwarte kop en zwarte vleugeltoppen en komt voor tot 4800 m.

•, Leke Leke (Vanellus resplendens, Andes-kieviet) is grijs en wit en heeft een bronsgroenige rug en komt voor tussen de 3000 en 4500 m, voornamelijk in natte gras- en moerasgebieden. Ze voeden zich, meestal in paartjes, lopend en pikkend van de grond. Ze maken veel lawaai, vooral wanneer ze gestoord worden. Zij helpen de Andesbewoners te bepalen of het in de komende periode veel gaat regenen of dat het droog blijft. Dit is afhankelijk van waar de vogel zijn eieren deponeert en is belangrijk om te weten in verband met de planning van de landbouwactiviteiten.

•, Puna ibis (plegadis ridgwayi, punaibis) is 60 cm, heeft donkerpaars tot zwarte veren en een lange kromme donkerrode snavel. Vaak vliegen ze in zwermen laag over de grond. Ze leven tussen de 3500 en 4800 meter

•, Pato de Torrente (Merganetta armata, riviereend) scheert door gletsjerbeken en watervallen op zoek naar kleine ongewervelde waterbeestjes zoals larven van insecten. Hij heeft een rode snavel en rode poten.

•, Picatierra Andina (Colaptes rupicola, Andesspecht) komt veelvuldig voor op de puna tot hoogtes van 5000 m. Hij heeft een rode vlek op zijn nek. Hij maakt zijn nest vaak in tunnels van muren in de adobehutten. De bewoners vinden dit niet leuk en schieten ze af en hangen ze vervolgens op in het huis om andere picatierra’s af te schrikken.

10 prachtige bestemmingen in Bolivia