De Rastabeweging
In Gambia zult u vele malen geconfronteerd worden met zg. Rasta’s, gemakkelijk herkenbaar aan hun haardracht, of aan de veelkleurige mutsen die ze vaak over hun ‘pijpenkrullen’ dragen. Het is voor ons geen onbekend verschijnsel, we herkennen ze onmiddellijk als geestverwanten van de in onze omgeving opererende muzikanten (en een enkele beroepsvoetballer) die hun haar op dezelfde manier dragen. Ze maken daarmee duidelijk dat ze een bepaalde stroming aanhangen, veelal in verband gebracht met muziek, afkomstig uit het Caribisch gebied, met name uit Jamaica. Deze erkennen de laatste keizer van Ethiopië, Haile Selassi, als hun geestelijk leider. De Rasta’s uit Gambia hebben hiermee, hoewel er herkenningspunten zijn, weinig mee te maken. Deze zijn namelijk volgelingen van de Muriths, een secte binnen de islam.
Het was sheik Ahmadou Bamba die de eerste aanzet gaf tot de vorming van de beweging. Hij werd in 1802 in Ndaram in Senegal geboren en stond bekend onder verschillende namen zoals Momodou Banba Salla en als sheik Ibrahima Faal. Zijn werkelijke naam was Momodou Bah. De reden voor de verschillende namen komt voort uit zijn bewering tot verschillende stammen, de Tukuloor en de Fula, te behoren, met elk hun eigen naamgeving. De laatste naam waaronder hij bekend werd was Sering Touba Mbakeh. Alle (plaats)namen in Gambia waarin het woord Touba voorkomt ontlenen dat woord aan de naam van deze man.
De sheik, kortweg sheik Ibra genoemd, was een eenvoudig man, fervent aanhanger van de Muriths, de islamitische sekte die vergaande eenvoud hoog in het vaandel had. Als uitvloeisel daarvan liep sheik Ibra altijd blootsvoets en zijn haar werd nimmer geknipt. Ook zijn kleding was zeer eenvoudig. Hij was een bestrijder van alles wat anti-islamitisch was en durfde zich openlijk uit te spreken tegen het kolonialisme. Hij vestigde zich in Bairi in Senegal, waar hij werd gezien als een marabout, een heilig man binnen de islam.
Senegal werd in die tijd ‘geregeerd’ door grote koningen. Zij bezaten een geweldige macht, hen gegeven door de buitenlandse overheersers. In feite waren het dus gewone stromannen. In 1852 werden, door de heersende koning, de 12 marabouts uit West-Afrika naar Saint-Louis ontboden, de toenmalige hoofdstad van Senegal. In opdracht van de gouverneur wenste hij dat er een verdrag ondertekend werd. Daarin werd bepaald dat alles wat er binnen het land gebeurde, slechts kon gebeuren met instemming van de gouverneur. Onder andere werd in deze overeenkomst het recht van samenkomst geregeld en het recht om een (politieke) partij te stichten.
Kortom, de vrijheden van het volk werden stevig aan banden gelegd. Als enige van de bijeengeroepen marabouts weigerde sheik Ibra het verdrag te ondertekenen en dat had gevolgen. Toen hij op zeker moment daadwerkelijk weigerde orders van de gouverneur uit te voeren werd hij gevangengezet in Dakar. Hij was opgesloten in een ruimte van 1 bij 1 meter, waarin allerlei voorzieningen waren getroffen die er voor moesten zorgen dat ontsnappen onmogelijk was. Desondanks zag hij kans om uit de gevangenis te komen en werd op slag een volksheld.
Nadat hij opnieuw gevangen genomen was werd hij als ‘speeltje’ aan een stier gebonden. De stier overleefde het niet. Daarna probeerde men hem in een leeuwenkuil om het leven te brengen. De leeuwen lieten hem echter met rust en hij wist ze zelfs zó tam te krijgen dat het kleinste kind in Dakar zonder enig gevaar op de rug van de leeuw kon rondrijden. Alle gebeurtenissen bij elkaar maakten hem tot de grootste marabout die het gebied ooit gekend heeft.
Het verhaal over zijn leven is nog steeds verplichte leerstof bij de geschiedenislessen in Senegal. Hij werd verbannen naar Gabon, een Franse nederzetting in West-Afrika. Op weg daarheen kwam het opnieuw tot schermutselingen, ditmaal met de zeelui die de opdracht hadden hem in Gabon af te leveren. Zijn weigering om tot God te bidden werd hem fataal. Hij werd in volle zee overboord gezet. Het schip bevond zich toen weliswaar in de nabijheid van Gabon, maar de zee stond hier bekend als ‘wir-wir’. De zeven heksen die in die tijd veel invloed hadden op het dagelijkse leven in het gebied, hadden hier hun woonplaats.
De zee was er dan ook altijd buitengewoon ruw en had al aan honderden zeelui het leven gekost. Ondanks het feit dat men er van overtuigd was dat hij nu eindelijk een zekere dood gestorven was, slaagde hij erin om aan land te komen en via Gabon naar Senegal terug te keren. Hij stichtte Touba, een soort vrijstaat binnen Senegal, waar hij werd opgevolgd door sheik Mustafa Mbakeh. Het staatje is een beetje vergelijkbaar met Monaco. Er heerst belastingvrijdom, het heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. Degenen die in Touba geboren worden, worden er ook begraven, zélfs als ze buiten Touba sterven.
Touba in Senegal is nog steeds een bedevaartsoord voor de Rasta’s. De moskee behoort tot de grootsten in Afrika. Jaarlijks wordt de plaats bezocht door vele duizenden volgelingen. Niet alleen uit Gambia, Senegal en Gabon, maar ook uit Italië, de Verenigde Staten, Frankrijk en Nederland.
In de nationale parken ziet u op vele plaatsen staan: ‘Toubakolong’. Het duidt op een eertijds geheime bron, die alleen bekend was bij de marabouts van de Rasta’s. Soms lagen ze midden in de wildernis. Wanneer een marabout ging mediteren deed hij dat op een afgelegen plaats. Water was echter een essentie, óók voor een heilig man. Vandaar dat men koos voor een plaats waar een bron in de nabijheid was. ‘Kolong’ betekent ‘bron’.
NB. Touba heeft niets te maken met het woord toubab (witmens). Het wordt veelvuldig (vaak in samenstellingen zoals bij Toubakolong), gebruikt om heilige plaatsen aan te duiden.
Volkeren en hun geschiedenis
Verre reizen