Jola (Jolla)
Men treft afstammelingen van de Jola langs vrijwel de gehele Atlantische kust van West-Afrika aan. In tegenstelling tot andere volkeren is van de Jola, historisch gezien, weinig bekend. Wát ervan bekend is, komt uit reconstructies van historische feiten van andere volkeren.
De belangrijkste reden voor het ontbreken van een historische achtergrond van het volk zélf, is het feit dat het volk geen ‘griots’ had. Er waren geen geschiedenisdóórvertellers, maar ook geen andere tradities die de geschiedenis van de Jola levend hielden. Het enige houvast wordt gevormd door oude liederen en de muziekinstrumenten die ze bij het ten gehore brengen ervan gebruikten.
De geschreven historie van de Jola gaat in feite dan ook maar een paar generaties terug. Hoewel de herkomst van de Jola onbekend is, staat vast dat ze al heel lang inwoners van West-Afrika zijn, in het bijzonder van het gebied dat zich noordelijk van Gambia bevindt.
De Jola hebben een ingewortelde hang naar onafhankelijkheid. Als je de vluchtelingenkampen bij Sifoe en Kiti bezoekt, tref je daar veel Jola. Ze komen uit de Casamance (een gebied in Senegal dat grenst aan de zuidgrens met Gambia). Ze leefden daar sinds mensenheugenis, samen met Senegalezen van andere volkeren. Vrijheidsdrang betekent evenzeer: drang naar onafhankelijkheid en om die reden zijn de Jola door de eeuwen heen ook daadwerkelijk Jola gebleven.
Er werd weinig getrouwd met mensen van andere volkeren. Handelaren uit Europa en de Noord-Afrikaanse staten maakten echter wel degelijk melding van de aanwezigheid van Jola. Ook ontdekkingsreizigers en missionarissen vertellen erover, juist vanwege de problemen die de Jola veroorzaakten als men probeerde ze (om economische redenen) uit hun isolement te halen.
De Jola bewoonden de Casamance al voordat de grote trek van de Mandinka naar het westen begon (omstreeks 1250). Ze leefden toen al verspreid over een groot gebied, veelal in kleine nederzettingen. Zodra er meer vee was dan het land aan voedsel kon opbrengen, vertrok er een groep die zich dan elders vestigde. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot.
De Jola hebben veel, soms buitengewoon bloedige, gevechten geleverd tegen leden van het eigen volk die tot een andere familie behoorden. Meestal was het rijstveld of het viswater de oorzaak van het conflict.
Kenmerkend voor de Jola is dan ook de vorming van ‘clans’, zoals we die kennen uit Schotland. Binnen een volk vestigden families zich zelfstandig en vormden als het ware een bevolkingsgroep binnen zo’n volk. Bekende familienamen, ze komen nog steeds voor, zijn: Floup, Cadjinol, Kabrouse, Djougout, Jiwat en Foni. Er bestaan ook dorpen die de namen dragen van Jolafamilies, met name in Senegal.
De middelen van bestaan waren vaak afhankelijk van de plaats waar ze zich vestigden. Onder de Jola vindt men vissers, meestal op mosselen, oesters en kokkels en landbouwers die zich toelegden op het vervaardigen van palmwijn en palmolie. Van oudsher bedreven de Jola ruilhandel met Europese handelaren. Daarbij valt het op dat er veel rijst verhandeld werd. De Jola bezaten uitgestrekte rijstvelden. Hun sociaal aanzien werd bepaald door de grootte van de rijstvelden die ze bezaten.
Misschien zijn de Jola wel de oudste forensen. Als er in de directe omgeving te weinig mogelijkheden waren voor de verbouw van andere producten dan rijst, trokken ze gedurende het droge seizoen naar nabijgelegen streken, waar ze landerijen ontgonnen, vruchtbaar maakten en andere landbouwproducten dan rijst op verbouwden. Gedurende die tijd leefden ze zeer primitief. De meesten keerden als de regentijd kwam, beladen met de oogstopbrengst, terug naar hun dorpen. Als het droge seizoen weer aanbrak trokken ze weer naar hun nederzettingen waar ze zich soms permanent vestigden. Als de oogst het vorige seizoen wat tegenviel trokken ze naar nieuwe, nog niet ontgonnen gebieden.
Het einde van de onafhankelijkheid van de Jola kwam door een godsdienststrijd en wel gedurende de Soninke-Marabout-oorlogen, gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze werden onderworpen aan de wetten die voor de islam gelden. Toen de marabouts door de Britten en de Fransen verdreven werden, vervielen de Jola weer in hun oude gewoonten die nauw samenhingen met hun streven naar onafhankelijkheid, agressief tegen alles wat niet-Jola was. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de nieuwe bezetters, maar het duurde lang alvorens ze vat kregen op de Jola.
Veel Jola vestigden zich zelfstandig binnen een groot gebied, waardoor ze moeilijk te bestrijden waren. Ze stonden altijd voor elkaar klaar en voerden in feite een soort guerilla-oorlog. Slechts met tussenkomst van Mandinka, als chiefs aangesteld, lukte het de Britten de Jola te beteugelen. Het duurde evengoed nog tot 1943 voordat de laatse Jolaclan (Kabrouse) onder (Frans) koloniaal bestuur kwam. Het jaar ervoor hadden de Floup de strijd gestaakt.
De Mandinka waren toen al vervangen door Jola chiefs, die de taal van de Fransen geleerd hadden, waardoor de communicatie wat gemakkelijker verliep. In feite is de strijd echter nog steeds gaande. In het Casamancegebied wordt nog steeds, en soms op bloedige manier, gestreden voor onafhankelijkheid.
Volkeren en hun geschiedenis
Verre reizen
8-daagse Verre reizen naar 8 daagse combinatiereis Beleef het echte Gambia in
Verblijven in een gezellig boetiekhotel in een land waar 12 maanden per jaar de zon schijnt? Kies dan voor een vakantie in...
Ervaar Gambia in het Balafon Beach Resort! Het in 2016 geopende resort ligt direct aan het zandstrand van Kololi en is volledig...