Gambia

Swipe

Wolof (Wollof)

Van de Wolof staat vast dat ze altijd in Afrika geleefd hebben. Hun geschiedenis is zeer oud en gaat terug tot omstreeks het jaar 600. De voorouders van de Wolof hebben een zwervend bestaan geleid en kwamen uit het gebied van de Sahara. Het waren overwegend handelaren in alles waarmee handel te drijven viel in die tijd.

De taal van de Wolof was zeer belangrijk, het was de taal van alle handelaren, ongeacht hun afkomst. Nog steeds spreken veel mensen in Gambia, naast de taal van hun eigen volk, Wolof.

Tussen 639 en 642 dwongen de Arabieren de Wolof hun bestaan in de Sahara op te geven. Ze vestigden zich in Noord- en Oost-Senegal. Dat waren in feite minder goede plaatsen, maar in dezelfde tijd was de migratie van de eerste Mandinka op gang gekomen en ontstonden tevens nederzettingen van de Fula in Futa Toro.

De Wolof stichtten een aantal kleine nederzettingen die later uitgroeiden tot koninkrijken. De nederzettingen kwamen onder leiding te staan van democratisch gekozen ‘chiefs’. Het gebied werd veroverd door Sundiata Keita, de heerser van Mali en afkomstig uit het Mandinkavolk.

In de loop van de veertiende eeuw, na het ontstaan van het rijk Jolof, werden de Wolof onafhankelijk. De Wolof stichtten aanvankelijk een viertal nederzettingen in Senegal: Jolof, Kayor (Cayor), Walo en Balo. Als gevolg van de dreiging van oorlogen met vijandig gezinde volkeren vormden ze een volkerenbond, samen met nog twee andere staatjes: Sine en Saloum, met inwoners die tot het Serervolk behoorden. Ten slotte sloot Dimar zich aan, een klein staatje met een gemengde bevolking, dat oostelijk van Walo gelegen was.

Het samengaan van de staten resulteerde in het keizerrijk Jolof. Algemeen wordt aangenomen dat de eerste heerser over het Walorijk de grote animator was bij de totstandkoming van Jolof. Zijn naam was Njanjan Njie (let op de naam!) en er zijn vele verhalen over hem in omloop. De afzonderlijke staten bleven een vergaande onafhankelijkheid behouden, vooral op politiek gebied. Het lijkt er zelfs op dat er een zekere vorm van democratie heerste.

Binnen de diverse staten leefden minderheden van andere volkeren: Mandinka, Fula en Serer. Elk van deze minderheidsgroepen kreeg een eigen vertegenwoordiger aan het hof van het rijk waarin ze zich bevonden. De Jolofstaten vormden gezamenlijk een leger en leverden elkaar goederen voor de voornaamste levensbehoeften, zoals zout, vis en vlees. Sommige gedeelten van het rijk waren weinig vruchtbaar, zodat ook hout, gras en bladeren voor de bouw van huizen intensief bij de handel betrokken waren.

Zoals in alle andere staten in het gebied, kregen ook de Jolofstaten een overschot aan koninklijke nakomelingen. Het was dan ook geen wonder dat er onderlinge twisten oplaaiden. Elk van die koningskinderen wilde zijn eigen rijk en oorlogen, zowel binnen als buiten het eigen rijk, zorgden voor een uitholling van de macht van het Jolofrijk.

Een bekend verhaal van broedermoord stamt uit 1735 toen een gehele tak van nakomelingen van de koning van Walo werd uitgeroeid door een verwante familie. Bij een andere gelegenheid werd de troonpretendent van Walo vermoord terwijl de kroningsplechtigheid aan de gang was. Men vocht ook grensoverschrijdend, de Walo-Kayoroorlog is hier een bekend voorbeeld van. Eén ding moet vermeld worden: bij invallen door volkeren van buiten het Jolofrijk, stond men als één man klaar om de indringer te verjagen (waarna de interne strubbelingen voortgingen alsof er nooit iets aan de hand geweest was).

Kayor werd het machtigste volk binnen Jolof. Ze veroverden en onderwierpen Balo. De naam van de eerste koning over deze twee landen, Latir Sukaabe Faal, komt óók nog steeds veelvuldig voor in Gambia. De grootste klap kwam toen marabouts uit het nabijgelegen Mauretanië het Jolofrijk overvielen. Veel Wolof kozen voor vrijwillige slavernij in nederzettingen van andere volkeren.

Het ging allemaal weer wat beter toen de Fransen, die inmiddels handelsposten in St. Louis gevestigd hadden, de Wolof bescherming beloofden. De bescherming leidde uiteindelijk tot inlijving in het Franse rijk. Het eerste koninkrijk dat ten prooi viel aan de Fransen was Walo. Het Waloleger werd in 1855 door de Fransen verslagen, hetgeen een koloniaal tijdperk inleidde. In 1886 volgde Kayor, in 1889 Jolof en in 1891 Balo.

Veel Wolof zijn, eenmaal in West-Afrika gevestigd, nogal honkvast geweest. Ze vestigden zich op economisch belangrijke plaatsen en lieten transport, maar ook handel met het buitenland, over aan andere volkeren, waar ze tussen vele bloedige oorlogen door, mee samenleefden. Nog steeds is de belangrijkste concentratie van Wolof in het Senegambiagebied te vinden.

10 prachtige bestemmingen in Gambia