Tanzania

Swipe

Vegetatiezones

Aan de kust van de Indische Oceaan komen mangrovebossen voor, meestal in de vorm van struiken en lagere bomen. Ze zijn gemakkelijk herkenbaar aan de luchtwortels, in het zoute water komt te weinig zuurstof voor.

Direct achter het mangrovegebied bevinden zich de kustbossen. De bomen zijn er altijd groen als gevolg van overvloedige regenval en ze worden ook iets hoger dan de mangroven.

Droge savannen komen op verschillende plaatsen in Tanzania voor: in het noordoosten direct achter de kustbebossing, in het noordwesten aan de grenzen met Uganda en Rwanda, westelijk van Lake Victoria en tevens aan de oostelijke zijde van dit meer met een uitloper naar Centraal-Tanzania. Droge savannen komen voor tot een hoogte van 2000 meter en er kunnen grassen, struikgewas en bomen groeien. In de lagergelegen gebieden komen zelfs droge baobabbossen voor. Hogerop vindt u acacia- en commiphorabossen. Deze laatste echter vrijwel uitsluitend in het Tarangire- en Ruaha National Park, zowel in struik- als in boomvorm. Bij bossen moet u zich geen wouden voorstellen, het gaat meer om groepen bomen in de schaduw waarvan dieren graag vertoeven als de zon hoog aan de hemel staat.

Natuurlijk vindt u er vele grassoorten. De hoogte van het gras varieert en is afhankelijk van de hoogte waarop het groeit en de hoeveelheid regen die er gevallen is. De vochtige savannen, u vindt er verschillende verspreid over het land onder andere in het Sadaani National Park en in het Uwanda/Rukwa wildreservaat, hebben dezelfde kenmerken als de droge savannen, alleen is de vegetatie hier wat uitbundiger, het doet allemaal wat groener aan en de begroeiing is wat hoger.

Het grootste deel van het land wordt in beslag genomen door miombobos. U treft deze bebossing aan in het gehele zuidelijke gedeelte van Tanzania. De gordel loopt vanuit het oosten en begint daar direct achter de kustbossen, loopt via het zuiden en zuidelijk Centraal-Tanzania westwaarts tot aan de noordzijde van Lake Tanganyika. Het gaat vaak om dichte, middelhoge bebossing en u kunt er slechts korte tijd echt van genieten. Het grootste deel van het jaar zijn de bomen en struiken stoffig en dor of het blad ontbreekt geheel. Direct na de regentijd, van juni tot augustus lijken de bossen tot leven te komen. In hoog tempo zetten ze blad en er is dagelijks een andere doorgaans zachte, bijna lichtgevende kleur te zien, variërend van lichtgeel via bruin naar rood en paars. Een schitterend gezicht, helaas maar van korte duur.

De doornstruiksavannen, regenarme gebieden en na het miombobos de grootste vegetatiezone in het land, zult u gemakkelijk herkennen. U vindt ze in geheel Centraal-Tanzania, meestal aansluitend aan de miombobossen, tot aan de noordgrens met Kenia. De bomen die er groeien zijn weinig gevoelig voor bosbranden. Ze wortelen diep en als gevolg van het ontbreken van water is er nauwelijks onderbegroeiing mogelijk. Afhankelijk van de hoogte van het land (u vindt deze savannen tot op een hoogte van meer dan 1500 meter) worden de bomen tot 7 meter hoog.

Regenwouden ten slotte vindt u in het noordoosten (Kilimanjaro en Meru) en in de zuidelijke berggebieden (Livingstone, Uporoto en Mbizi). Ze voelen zich het beste thuis op berghellingen op plaatsen waar overvloedig regen valt. De meeste regenwouden van Tanzania maken deel uit van de zg. afro-alpinezone en gaan, naarmate ze hoger gelegen zijn, geleidelijk over in lagere en minder uitbundige vegetatie en eindigen als mos.

10 prachtige bestemmingen in Tanzania