Batwa en Bambuti, pygmeeën van Uganda
Veel reisgezelschappen trekken naar westelijk Uganda om een tocht te maken in het Rwenzori gebergte. Vaak wordt zo’n trip gecombineerd met een bezoek aan een pygmeeënfamilie, doorgaans behorend tot het Bambutivolk. Batwa zijn moeilijker te traceren, ze leven grensoverschrijdend met R.D. Congo als knechten en bedienden voor de Bahutu en de Batutsi. Uit de naamgeving wordt duidelijk dat het om Bantoevolkeren gaat (zonder het kenmerk van de Bantoeherkomst zijn de Hutu en de Tutsi de laatste jaren zeer negatief in de publiciteit geweest). Zowel van de Batwa als van de Bambuti wordt aangenomen dat ze tot de oudste inwoners van Uganda gerekend moeten worden. Van de vroegste herkomst is weinig bekend, ze zijn echter verwant aan de pygmeeën die het Congogebied bewonen en aan het Ndorobovolk (net als de Batwa met de ondergang bedreigd) dat zich in Kenia gevestigd heeft. Ook de in Zuid-Afrika levende Hottentotten en Bosjesmannen hebben waarschijnlijk dezelfde voorvaderen.
De Bambuti leven in het uiterste westen van Uganda en van hen wordt aangenomen dat ze de oorspronkelijke bewoners van de Rwenzori zijn. Ze leven in clans, die soms wel meer dan 100 personen groot zijn. Ze leven van de jacht en ze verzamelen voedsel in de vorm van bodemgewassen, grondproducten en boomvruchten. Als gevolg van deze levenswijze is het noodzakelijk om regelmatig van vestigingsplaats te wisselen. Bambuti worden dan ook gekenmerkt als nomaden, ze leiden een zwervend bestaan. Er wordt van hen beweerd dat ze ook als kannibalen leven als er weinig of geen voedsel te vinden is. Een Bambuti wordt nauwelijks 150 centimeter hoog. Hoewel ze bijzonder dikke lippen en een betrekkelijk grote, platte neus hebben, wordt hun uiterlijk veelal omschreven als ‘knap’. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door hun lichtbruine huidskleur en hun donzige haar. Ze wonen in hutten die opgetrokken zijn uit bladeren. Alleen de geoefende Bambutikenner zal zo’n hut kunnen vinden. Er is een ingang waardoor zelfs de bewoners slechts op de knieën naar binnen kunnen. Bambuti zijn meesters in het camoufleren.
Het volk leeft in hoofdzaak van vlees, product van hun jacht. Aanvullend worden er bananen en aardappels genuttigd die ze krijgen door middel van ruilhandel met of diefstal van de omwonende Bantoevolkeren. Tijdens de jacht, waarin ze zeer bedreven zijn, houden zij zich in leven met vruchten en aardknollen, voedsel dat overigens eveneens op het dagelijkse menu van vrouwen en kinderen staat. Kinderen zijn al op zeer jonge leeftijd in staat voedsel te verzamelen. Zowel de mannen als de vrouwen verlaten de woning niet zonder de wapenuitrusting die kenmerkend is voor de Bambuti: een kleine handboog, pijlen (meestal met giftige punten) en een speer voorzien van een weerhaak. Als het moeilijk is om voedsel te vinden op de traditionele manier, roven ze simpelweg het land van een omwonende Bantoe leeg. Bambuti worden gevreesd om hun agressiviteit en wanneer een Bantoe een Bambuti op zijn land ontdekt, is dit vaak een reden om zich te verschuilen.
Wanneer de Bambuti op jacht gaan doen ze dit in groepen. Ze wachten bij een drinkplaats totdat er wild verschijnt en proberen dan een maaltijd te verschalken. Het maakt ze niet uit wat ze schieten, het zijn wat dat betreft alleseters. Zelfs een olifant wordt niet versmaad. Er is dan echter een probleem: hoe krijg je met een groep jagers van wie de gemiddelde lengte slechts 1,5 meter bedraagt, een olifant in het dorp. De Bambuti lossen dit probleem op door zich met hun gehele clan rond het dode dier te vestigen. Ze trekken weer verder als er nog slechts een karkas over is, het ivoor wordt geruild voor levensmiddelen bij de Bantoes.
Bambuti zijn niet gewend aan kleding en het liefst lopen ze naakt. Zodra ze echter iets buiten hun dorp te doen hebben omgorden zowel mannen als vrouwen zich met een riem van dierenhuid waarbij de voor- en achterzijde tussen de benen met elkaar wordt verbonden door middel van een andere strook huid. Versieringen kennen ze niet, slechts sporadisch treft men een Bambuti met een halsketting of armband. De aankleding van hun hut is al even sober: een dierenhuid om op te slapen is meestal de enige inventaris. In een enkel geval zijn er wat kookpotten van aardewerk.
De taken bij de Bambuti zijn strikt gescheiden. Mannen gaan op jacht, vrouwen zorgen voor het eten dat, als het maar even mogelijk is, in de open lucht wordt bereid. Tijdens hun trektochten worden alle bezittingen door de vrouwen gedragen, de mannen dragen slechts hun wapenuitrusting. Op een nieuwe vestigingsplaats aangekomen bouwen de vrouwen nieuwe hutten.
Volkeren van , leefwijze en tradities
Rondreizen
Tijdens deze unieke natuurreis door Uganda ontdek je het groene hart van Afrika onder begeleiding van biologe Iris. Door met een bioloog...
Rondreizen
Deze unieke rondreis door Uganda en Rwanda kan je eigenlijk niet aan je voorbij laten gaan. Ontdek de schoonheid van de vele...
Rondreizen
Tijdens deze avontuurlijke rondreis door Uganda ontdekken we het groene hart van Afrika. Wie vroeger graag de verhalen van Tarzan las, moet...