Meest bezocht zijn Flat Island (Île Plate) en het kleinere buureilandje Gabriël (Ilot Gabriël). Beide eilanden hebben zandstranden en helder water met koraalriffen, ideaal voor een uurtje snorkelen. Ze dienden in de 19e eeuw als quarantainestations voor immigranten tijdens cholera- en malaria-epidemieën. Vanaf beide eilanden is het uitzicht op Mauritius indrukwekkend; maak vooral een wandelingetje. Dichtbij Flat Island ligt Gunner’s Coin (Coin de Mire), direct herkenbaar door zijn wigvorm. Dit eilandje is moeilijk benaderbaar vanwege de steile kust. In de rotsen nestelen allerlei zeevogels, net als op het kleine Pigeon Rock.

Verder naar het noordoosten liggen dan nog Round Island (Île Ronde) en Serpent Island (Île aux Serpents), ook moeilijk te bereiken vanwege gevaarlijke kliffen. Beide eilanden zijn aangewezen als beschermd gebied vanwege hun buitengewone natuur. Om aan land te gaan is een vergunning nodig. Voor natuurliefhebbers is het wel zeer de moeite waard want de ecosystemen op deze eilanden zijn uniek. Op Serpent Island leven geen slangen zoals je misschien zou verwachten maar wel veel zeevogels en een spinnensoort dat nog geen wetenschappelijke naam heeft. Op Round Island (dat vreemd genoeg niet rond is maar waar wél slangen leven) zouden meer zeldzame planten- en diersoorten op de vierkante meter voorkomen dan waar ook.

Aan de noordoostkant van Mauritius ten slotte, ligt het vlinderrijke Île d’Ambre. Delen van de kust van dit eiland zijn bedekt met mangroves terwijl het naastgelegen Ilot Bernache zandstrandjes heeft, een goede plek om te zwemmen en snorkelen. Om er te komen kun je een vissersboot charteren in Poudre d’Or. Ook georganiseerde kajaktochten hebben menigmaal Île d’Ambre als doel.