Žilina
Een van de toegangspoorten tot het romantische berggebied Malá Fatra is Žilina. De stad ontstond aan het begin van de 14e eeuw, aan de andere kant van de rivier de Rajcanka. Aan het einde van die eeuw werd de stad verplaatst en werd een nieuwe kern gevormd. Uit die tijd dateert het vierkante marktplein Mariánské Námestie en het vrij rechthoekige stratenplan. De huizen in renaissancestijl rondom het plein zijn voorzien van ronde en rechthoekige arcaden.
Aan de zuidwestkant van het plein werd in 1743 een jezuïetenklooster met de daarbijbehorende Sint-Paulskerk met twee torens neergezet (kostel sv. Pavla). Op het plein staat een beeldengroep met als onderwerp de onbevlekte ontvangenis. Iets ten oosten van het plein staat de parochiekerk, gewijd aan de Heilige Drievuldigheid. De kerk is rond 1400 gebouwd, op de plek waar eerst de burcht stond. Bij de kerk staat een klokkentoren (Burianova Veža) die waarschijnlijk oorspronkelijk deel uitmaakte van het burchtcomplex. De burcht verdween, maar de toren bleef staan en werd bij de kerk getrokken. De toren is een van de oudste renaissancistische klokkentorens in Slowakije.
Het stadstheater stamt uit de Tweede Wereldoorlog. De Považská galéria heeft wisselende exposities van moderne schilderkunst. Het in art-nouveaustijl gebouwde Rosenfeldpaleis is waarschijnlijk geïnspireerd op het Belvedère in Wenen. De 19e-eeuwse synagoge heeft Moorse kenmerken. De Katolícky Dom met het Nationaal Theater is gebouwd in de jaren dertig van de 20e eeuw in de neoklassieke stijl. In het gebouw tekenden vertegenwoordigers van de belangrijkste politieke partijen in 1938 een verdrag, waardoor Slowakije een autonome staat werd. Iets verderop staat de in art-nouveaustijl gebouwde bioscoop Grand Bio Universum. De eerste Slowaakse speelfilm, Jánošík, werd hier in 1921 vertoond. Nu is het een kunsthuis en worden er regelmatig concerten gehouden.
Een stuk uit het centrum, in de wijk Závodie, staat de oudste kerk van de stad, de Sint-Stefanskerk. De laat-Romaanse kerk is rond 1200 gebouwd. Van binnen zijn fresco's uit 1250 bewaard gebleven.
Daar waar de rivier de Kysuca in de Waag (Váh) vloeit, een eindje ten noorden van het oude stadscentrum (aan de andere kant van het spoor en het water) staat het spierwitte, middeleeuwse tolhuis Budatín (Budatínsky zámok). In de dertiende eeuw stond op deze plek een Romaanse waterburcht. Rond 1550 verving de Hongaarse eigenaar de woontoren door een renaissancepaleis dat uit drie vleugels bestond. Later werden barokke accenten toegevoegd. Nu is in het kasteel het museum van het Waaggebied (Považské múzeum) gevestigd. De collectie geeft een overzicht van diverse ambachtstechnieken, zoals bijvoorbeeld houtsnijden en ketellappen.