Communistisch Joegoslavië
Na streng gecontroleerde verkiezingen kwam Tito aan het hoofd van de communistische partij en het land te staan. Om te voorkomen dat de ustaša, cetniks en het Joegoslavische koningshuis hun reactionaire ideeën in de praktijk zouden brengen, organiseerde hij een enorme slachting onder die groeperingen. Die afrekening kostte aan bijna een kwart miljoen mensen het leven en joeg vele anderen op de vlucht. Zijn charisma en retoriek maakten hem populair bij een groot deel van de bevolking. Het socialisme was voor hen een aantrekkelijk alternatief voor de door etnisch geweld verscheurde vooroorlogse samenleving.
In 1948 verbrak Tito de banden met de Sovjet-Unie van Josef Stalin. Joegoslavië onderging daarna een geleidelijk proces van decentralisatie. De macht werd steeds meer aan de deelstaten gegeven. In het buitenland is Tito veel geprezen vanwege zijn ‘derde weg’. Deze uit noodzaak geboren politiek hield in dat Joegoslavië goede banden onderhield met het Westen, maar vooral ook met andere ongebonden landen, zoals Indonesië, Egypte, India en Zweden. Om de leiders van die landen niet tegen de borst te stuiten werd religie niet meer zo sterk onderdrukt als daarvoor. Vooral de tot dan toe stevig onderdrukte moslims kregen steeds meer rechten.
In 1968 kregen de Bosnische moslims de status van nationale groep. Daarmee kwamen ze op gelijk niveau met bijvoorbeeld de Serven en Kroaten, behalve dat ze geen eigen deelstaat hadden. Vanaf dat moment moest er een onderscheid gemaakt worden tussen moslims en moslims, aanduidingen voor respectievelijk de nationale en de religieuze groep. De moslims waren inwoners van de seculiere Joegoslavische Bosnisch-Herzegovijnse Republiek; de moslims waren leden van de islamitische gemeenschap en haar organisatie – de Islamitische Associatie. Met deze politiek probeerde Tito het belang van de islam voor de identiteit van de Moslims tot een minimum te beperken. Later is men om verwarring te voorkomen de term ‘Bosnjak’ gaan gebruiken om de nationale groep aan te duiden.
In 1974 kreeg Joegoslavië een nieuwe grondwet, die nog meer macht aan de deelstaten gaf. In 1980 overleed Josip Broz Tito en tientallen wereldleiders bezochten zijn begrafenis. Joegoslavië raakte in de jaren die daarop volgden langzaam in verval. De economie kwam in het slop en er was hyperinflatie, waardoor de ontevredenheid onder de bevolking groeide. Het rommelde in de Joegoslavische Communistische Liga, de partij die nog steeds de absolute macht had. Terwijl Slobodan Miloševic, de president van de deelrepubliek Servië, geleidelijk meer macht naar zicht toetrok, zagen de communisten in Slovenië en Kroatië steeds minder heil in Joegoslavië. In 1990 viel de Joegoslavische Communistische Liga uit elkaar. Op de achtergrond speelden hierbij ook de hervormingen van Gorbatsjov in de Sovjet Unie en de val Berlijnse muur in 1989 een rol.
In 1990 konden de inwoners van de Joegoslavische deelstaat Bosnië-Herzegovina voor het eerst hun eigen volksvertegenwoordigers kiezen. De meeste politici profileerden zichzelf op etnische basis, omdat dat de aangewezen manier was zich te onderscheiden van de communisten. De politieke partijen speelden goed in op de behoefte van mensen om in onzekere politieke en economische tijden bescherming te zoeken bij de ‘eigen groep’. De verkiezingen verliepen vrijwel volledig langs etnisch-nationalistische lijnen. De grootste partij werd de Partij van de Democratische Actie (SDA) van Alija Izetbegovic, gevolgd door de Servische Democratische Partij (SDS) en de Kroatisch Democratische Unie (HDZ). De drie nationalistische partijen vormden een nieuwe regering. Dit monsterverbond moest bijna wel leiden tot het uiteenvallen van het land.
Familiereizen
Dit is een afwisselende reis door drie verschillende landen; Kroatië, Montenegro en Bosnië en Herzegovina. Verbaas je over de mogelijkheden van de...
Familiereis-Tweepersoonskamer
Ben je op zoek naar een actieve en avontuurlijke familiereis en wil je daarbij ook nog niet te ver van huis? Dan...
Rondreizen
Dit is een afwisselende reis door 4 verschillende landen; Servië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Kroatië. Deze landen maakten deel uit van het voormalig...