Tweede Wereldoorlog
Grote stukken van Joegoslavië werden verdeeld onder Italië (Dalmatië, Montenegro, Kosovo en West-Macedonië), Duitsland/Oostenrijk (Centaal-Slovenië en de Vojvodina), Hongarije (Oost-Slovenië en een hoekje van Kroatië) en Bulgarije (Oost-Servië en het grootste deel van Macedonië). In Servië kwam de marionettenregering van Milan Nedic aan de macht. Op 10 april, al vóór de capitulatie van Joegoslavië dus, was in Kroatië en het grootste deel van Bosnië de Onafhankelijke Staat Kroatië (NDH) gesticht. Hoewel de leider van de Kroatische -Ustaša-beweging, Ante Pavelic, aan het hoofd van de NDH stond, moet het woord ‘onafhankelijk’ met een korreltje zout genomen worden: de staat was verdeeld in twee zones, respectievelijk onder Duitse en Italiaanse militaire bezetting.
In zijn streven naar een etnisch homogene staat voerde het ustaša-regime een waar schrikbewind; naast joden en zigeuners moes-ten ook de Serven het ontgelden. De orthodoxen, die meer dan dertig procent van de bevolking uitmaakten, moesten worden ge-dood, verdreven of worden gekroatiseerd. Vermoedelijk zijn er rond de 300.000 Serven door het Ustaša-regime vermoord. Hoewel ze antifascistisch waren, deden de Servische cetniks – het leger van de regering in ballingschap, onder leiding van kolonel Draža Mihailovic – in wreedheid niet veel onder voor de ustaša. De omstandigheden waren moeilijker, omdat het land door een vijandige mogendheid bezet was, maar de intentie was hetzelfde: de creatie van een etnisch homogene staat. Het Groot-Servisch ideaal werd aangehangen, wat betekende dat grote delen van Bosnië, Kroatië en Albanië moesten worden geannexeerd en alle niet-Servische elementen uit deze gebieden moesten worden verdreven. Vooral in Bosnië hebben de cetniks deze ideologie ook in de praktijk toegepast. Een groot deel van de tienduizenden slachtoffers waren moslims; na de joden en de zigeuners de zwaarst getroffen groep van de Tweede Wereldoorlog in Joegoslavië.
De Bosnische moslims werden door de ustaša als Kroaten beschouwd, wat niet wilde zeggen, dat ze niet gediscrimineerd werden. Vaak hadden zij dus geen andere keuze, dan zich aan te sluiten bij de communistische partizanen-beweging. Naargelang de lokale omstandigheden vochten ze echter ook vaak mee met de ustaša tegen de cetniks, met de cetniks tegen de ustaša of met een van beide tegen de partizanen. Vanaf 1943 kregen de Bosnjakken een eigen vrijwilligerslegioen, dat de moslims, onder Duits toezicht, moest beschermen tegen de Serven en Kroaten. Na een lange opleiding in Frankrijk en Silezië keerde deze handžar (dolk) SS-divisie in 1944 terug in Bosnië, waar ze grote slachtpartijen onder de Servische bevolking aanrichtte. Omdat de betrekkingen met de NDH geleidelijk verder verslechterden, liepen veel leden van de handžar-divisie over naar de partizanen.
Communisten van de drie etnische groeperingen, maar ook veel leden van vervolgde minderheden sloten zich aan bij de partizanen onder leiding van Josip Broz Tito. De in 1941 vanuit de communistische partij gestichte groepering bleek succesvol, niet alleen in de strijd tegen de nazi’s, maar ook in de onderlinge oorlog met de cetniks en andere groeperingen. Die laatste strijd bleek beslissend voor de invulling van het naoorlogse Joegoslavië. Op de tweede conferentie van de Antifascistische Raad voor de Nationale Bevrijding van Joegoslavië (AVNOJ) in Jajce riepen ze zichzelf uit tot hoogste wetgevende en uitvoerende instantie in Joegoslavië, ten koste van de regering in ballingschap in Londen. Op deze conferentie werd ook een blauwdruk voor de toekomst van Joegoslavië gemaakt, waarin men uitging van een federaal bestuurde communistische staat. Vanwege angst voor nieuwe overheersing van de Serven kregen de Slovenen, Kroaten, Macedoniërs en Montenegrijnen elk hun eigen deelstaat. De vijfde deelstaat, Bosnië-Herzegovina, had een gemengde bevolkingssamenstelling en was in die zin een proeftuin voor de multi-etnische staat.
Josip Broz Tito
Veel Bosniërs kijken met nostalgie terug op de tijd waarin Tito aan de macht was. Natuurlijk heeft hij in die 35 jaar het volk nauwelijks iets te zeggen gegeven. Maar er was tenminste brood op de plank en de verschillende bevolkingsgroepen leefden vreedzaam naast elkaar. De staatsman werd internationaal gerespecteerd en dat was iets om trots op te zijn. De latere partizanenleider en president Josip Broz werd in 1892 als boerenzoon geboren in het plaatsje Kumrovec, nu in Kroatië, toentertijd in Oostenrijk-Hongarije. Rond 1910, toen hij werkzaam was als metaalbewerker, sloot hij zich aan bij de socialistische beweging in het Kroatische Zagreb. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam hij als krijgsgevangene in Rusland terecht, waar hij de Oktoberrevolutie meemaakte en overging tot het communisme. In 1920 keerde Josip Broz terug naar zijn vaderland, dat inmiddels het koninkrijk der Slovenen, Kroaten en Serven geworden was. Acht jaar later werd hij secretaris van de verboden Communistische Partij van Zagreb. Hij belandde vijf jaar in de gevangenis. Vervolgens werd Broz lid van het Politburo en in 1937 secretaris-generaal van de partij. In 1941 vielen Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse troepen Joegoslavië binnen. Josip Broz nam de wapens tegen hen op, alsmede tegen binnenlandse collaborateurs. Langzaamaan groeide zijn partizanenbeweging uit tot de sterkste verzetsorganisatie van het land. Volgens de overlevering kreeg hij zijn bijnaam vanwege zijn autoritaire houding. “Ti to” betekent in het Servo-Kroatisch “jij dat”. Tijdens door de partizanen georganiseerde bijeenkomsten in Bihac (1942) en Jajce (1943) werden de contouren van een naoorlogs Joegoslavië geschetst. Maarschalk Tito nam de leiding over dat nieuwe Joegoslavië, in 1945 als premier en vanaf 1954 als president. In de eerste drie jaar van zijn bewind was hij een trouwe volgeling van Stalin. Hij voerde collectivisatie door en ruimde politieke tegenstanders uit de weg. In 1948 kwam het tot een breuk met de Sovjet-Unie, vanwege meningsverschillen over economisch beleid en ideologie. De ware steen des aanstoots was een voorstel van Tito Bulgarije en Albanië als deelrepublieken tot Joegoslavië te laten toetreden. Stalin was daar fel op tegen; Enver Hoxha van Albanië en Georgi Dimitrov van Bulgarije erkenden hun ‘vergissing’, maar Tito bleef de druk van Moskou weerstaan. Joegoslavië bleef communistisch maar ging een van Moskou onafhankelijke koers varen. Dat deed Tito’s prestige in binnen- en buitenland sterk toenemen. In 1950 voerde hij het systeem van arbeiderszelfbestuur in, een alternatief model voor het stalinisme. Zijn binnenlandse politiek was erop gericht de verschillende bevolkingsgroepen tevreden te houden. Ze mochten elk hun eigen identiteit bewaren. In 1974 voerde hij een nieuwe grondwet in, waarin de deelstaten nog meer rechten werden toegekend. In zijn buitenlandse politiek streefde Tito naar een ‘blokvrije’ positie voor Joegoslavië. Hij was een van de initiatiefnemers en inspirator van de conferenties van de Organisatie van Niet-gebonden Landen, aanvaardde economische steun van alle kanten en keerde zich niet alleen tegen de ideologische pretenties van China en Albanië, maar bekritiseerde ook het Sovjet-Russische optreden in Hongarije (1956) en Tsjechoslowakije (1968). Hoeveel vrienden Josip Broz Tito aan die politiek overhield, was te merken op zijn begrafenis in 1980 waar alle belangrijke staatshoofden aanwezig waren. Hij kreeg talloze onderscheidingen, waaronder het Ridder-Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In voormalig Joegoslavië is er veel debat over de plaats in de geschiedenis die Tito verdient. In economisch opzicht had bijna iedereen het beter dan nu, maar lange tijd gaf de staat ook meer geld uit dan er was. Sommigen prijzen Tito omdat hij de vrede in Joegoslavië altijd bewaard heeft, anderen verwijten hem een politiek gevoerd te hebben die na zijn eigen dood wel moest leiden tot het uiteenvallen van het land en alle ellende die daaruit voortkwam. Wat je ook van zijn etnische politiek kunt vinden, feit is dat hij nauwelijks werk heeft gemaakt van politieke hervormingen. Hoewel hij misschien het beste met de bevolking voorhad, regeerde de maarschalk als dictator; en als een dictator sterft volgt een onzekere toekomst. In het geval van Joegoslavië was die toekomst desastreus.Rondreizen
Dit is een afwisselende reis door 4 verschillende landen; Servië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Kroatië. Deze landen maakten deel uit van het voormalig...
Familiereis-Tweepersoonskamer
Ben je op zoek naar een actieve en avontuurlijke familiereis en wil je daarbij ook nog niet te ver van huis? Dan...
Familiereizen
Dit is een afwisselende reis door drie verschillende landen; Kroatië, Montenegro en Bosnië en Herzegovina. Verbaas je over de mogelijkheden van de...