Guatemala

Swipe

Recente politieke ontwikkelingen

In november 1990 werden verkiezingen gehouden om een nieuwe president te kiezen voor een periode van 5 jaar. De bevolking was in de vorige president teleurgesteld; er was een enorme corruptie, de economische situatie was slecht en de drugscriminaliteit nam toe. Ook had Cerezo niets kunnen veranderen aan de macht van het leger. De Guatemalaanse Revolutionaire Unie (URNG), die wordt gevormd door 4 guerrillagroepen, riep de bevolking van Guatemala op de presidentsverkiezingen te boycotten. Een van de vier commandantes van de URNG is Rodrigo Asturias, de zoon van de Nobelprijswinnaar Miguel Angel Asturias. Hij noemt zichzelf Gaspar Ilóm naar de onoverwinnelijke hoofdpersoon uit zijn vaders bekendste boek ‘Hombres de Maíz’ (De doem van de maïs 1949) als eerbetoon aan het werk van zijn vader. In deze surrealistische roman strijdt Gaspar Ilóm tegen de maïceros (maïsmannen); het verhaal symboliseert de strijd van de Maya’s van Guatemala tegen de grootgrondbezitters en de Amerikaanse multinational United Fruit Company. Toen Rodrigo dit boek op 13-jarige leeftijd las, maakte het een grote indruk op hem en werd ‘zijn sociale geweten geboren’ zoals hij het zelf zegt. Volgens hem is de enige mogelijke vrede, de vrede die de oorzaken van de oorlog wegneemt.

Aan de verkiezingen namen 12 rechtsgeoriënteerde partijen deel. Geen van de kandidaten behaalde tijdens de eerste ronde een absolute meerderheid, waardoor een tweede ronde nodig was, waarbij de rechtse uitgever Jorge Carpio het opnam tegen de eveneens conservatieve Jorge Serrano, die als politieke nieuwkomer de grote verrassing was. Volgens de kiesraad was de opkomst in de steden 60% en op het platteland 50%. Vele Guatemalanen, vooral de Indianen, voelden zich door geen enkele kandidaat vertegenwoordigd en 43% bleef dan ook thuis, hoewel er stemplicht bestaat. De politieke partij van Serrano, de MAS (Beweging van Solidaire Actie), stelde weinig voor; het was meer een ‘kiesvereniging’ om de kandidatuur van Serrano te ondersteunen. In 1985 deed Serrano ook mee aan de verkiezingen en eindigde toen als derde na Cerezo en Carpio.

In de tweede ronde behaalde Jorge Serrano Elias met 70% een duidelijke overwinning. Ook nu was de opkomst minder dan 50%. Deze 45-jarige zakenman is afkomstig uit de derde generatie van een Libanees emigrantengezin. Een gedeelte van zijn ingenieursopleiding volgde hij in de Verenigde Staten, waardoor hij goede contacten kreeg met Amerikaanse republikeinse politici. Tevens is hij lid van een kleine protestantse evangelische sekte. Via deze sekten proberen de Verenigde Staten invloed te blijven uitoefenen in Latijns-Amerika.

Tijdens de dictatuur van generaal Ríos Montt leidde Serrano de ministerraad. Ook Ríos Montt heeft nog pogingen gedaan om aan deze verkiezingen mee te doen, maar de Hoge Raad verklaarde zijn kandidatuur in strijd met de grondwet. In artikel 86 staat namelijk dat personen die ooit via een staatsgreep aan de macht gekomen zijn, uitgesloten zijn van deelname aan verkiezingen. Serrano dankte zijn succes voor een groot deel aan de steun die hij heeft gekregen van de aanhang van Ríos Montt.

Serrano wilde de strijd aanbinden met de corruptie, tevens wilde hij de overheidsuitgaven terugdringen, een einde maken aan de criminaliteit en de christelijke waarden herstellen. Ook beloofde hij de vredesbesprekingen met de URNG te zullen voortzetten.

Het was de eerste keer in de politieke geschiedenis van Guatemala dat een democratisch gekozen burgerpresident zijn ambt over-droeg aan opnieuw een democratisch gekozen burger.

In het eerste regeringsjaar van Serrano bleek dat ook hij geen macht over het leger had; de situatie bleef onrustig en er werden verschillende personen bedreigd. Wel erkende hij de onafhankelijkheid van Belize waardoor zijn minister van Buitenlandse Zaken ontslag nam en hij begon met onderhandelingen tussen de regering en de guerrillagroepen. Helaas liepen deze besprekingen al gauw vast en is de beëindiging van de sluimerende burgeroorlog nog lang niet in zicht. De URNG wil een actievere rol van de Verenigde Naties bij de vredesonderhandelingen net zoals in El Salvador het geval was, maar het leger verzet zich tegen de aanwezigheid van buitenlandse waarnemers.

Sinds 1991 wordt Guatemala geteisterd door een energiecrisis en de tarieven werden in februari 1993 met 50% verhoogd; op 21 mei 1993 werd er een algemene staking uitgeroepen als uiting van ongenoegen over de werkloosheid en de kosten van levensonderhoud.

Op 25 mei 1993 pleegde Jorge Serrano een autogolpe (zelfcoup) door het parlement, het hooggerechtshof en het constitutionele hof te ontbinden, wat volgens hem nodig was in verband met de strijd tegen corruptie en drugshandel. Tevens plaatste hij de pers onder censuur. De Verenigde Staten reageerde met een financiële sanctie en bevroor 30 miljoen dollar aan hulp en ook Japan en de Europese Unie bevroren hun financiële steun. Deze coup duurde precies een week want op 2 juni zette het leger Serrano af die naar Panama vluchtte. Vice-president Gustavo Adolfo Espina riep zichzelf uit tot staatshoofd, maar na protestbetogingen zag hij af van zijn kandidatuur ondanks de steun van het leger.

Inmiddels was het parlement weer geïnstalleerd en het koos Ramiro de León Carpio op 6 juni tot president die de tot 1996 lopende ambtstermijn van Serrano zou moeten afmaken. Hij werd in 1942 geboren als zoon van een rijke ondernemersfamilie, waarvan de leden in het verleden een belangrijke rol speelden in de politiek. Omdat hij zich druk maakte over de mensenrechten in zijn land werd hij in 1989 benoemd tot ombudsman voor de mensenrechten.

Een van zijn eerste politieke acties betrof het wegsturen van de minister van defensie die van medeplichtigheid aan de staatsgreep van Serrano werd verdacht, maar hij benoemde twee generaals van de harde lijn tot minister van Defensie en commandant van de garde. Hiermee werd het gezicht van het leger gered en waren de eigen belangen veilig gesteld. De nieuwe president had de bestrijding van de extreme armoede tot nationaal doel gebombardeerd evenals het terugdringen van het analfabetisme. Als rechts politicus zou De León geen ingrijpende veranderingen in de economische machtsverhoudingen voorstaan en hij zette de neoliberale politiek van zijn voorganger voort. Hij benoemde de Indiaanse onderwijskundige dr. Alfredo Tay Coyoy tot minister van Onderwijs, die daarmee de eerste inheemse minister werd in een Guatemalaans kabinet. Een van de doelen van deze minister was de invoering van het tweetalig onderwijs onder alle etnische groeperingen in het lager onderwijs.

Aangezien De León Carpio geen politieke basis had en de strijd moest aangaan met corrupte parlementariërs kreeg hij het heel moeilijk. De vredesbesprekingen zaten muurvast en de guerrillabeweging verweet de regering gebrek aan goede wil omdat zij de oorzaken van alle problemen: de ongelijke verdeling van land en rijkdom, de discriminatie van de Indiaanse meerderheid en de staatsterreur niet wilde aanpakken.

In januari 1994 werd een referendum gehouden over een voorstel van president De León om het parlement en het hooggerechtshof te ontbinden. Ondanks de uiterst lage opkomst van minder dan 20% heeft een meerderheid met dit voorstel ingestemd. Het hoogste rechtscollege krijgt een nieuwe samenstelling. Half augustus 1994 werden parlementsverkiezingen gehouden, die gewonnen werden door het rechtse Guatemalaanse Republikeinse Front van ex-dictator Ríos Montt die 32,5% van de stemmen kreeg. De lage opkomst van wederom 20% van de stemgerechtigden betekende een nederlaag voor president De León die het politieke systeem op deze manier wilde zuiveren, nadat hij enige parlementsleden van corruptie had beticht. Hij stelde zich niet meer opnieuw kandidaat bij de nieuwe presidentsverkiezingen die in november 1995 gehouden werden.

Voor het eerst deed ook een partij mee die de inheemse bevolking vertegenwoordigt: het Nieuwe Guatemalaanse Democratische Front (FNDG), een alliantie van inheemse, boeren- en vakbondsorganisaties met als lijsttrekker de econoom Jorge González del Valle. Rigoberta Menchú had de inheemse bevolking dan ook opgeroepen om naar de stembus te gaan. Tijdens de eerste ronde speelde de verkiezingsstrijd zich voornamelijk af tussen twee partijen: de Nationale Voorhoede Partij (PAN) en het Guatemalaanse Republikeinse Front (FRG).

Er was een tweede ronde nodig in januari 1996 voor de uiteindelijke winnaar: Alvaro Arzú, de 49-jarige leider van de PAN, een liberaal-conservatieve partij. Deze ex-burgemeester van Guatemala Ciudad, die tijdens de dictaturen overheidsfuncties bekleedde, behaalde 52% van de stemmen. Zijn tegenstander Alfonso Portillo van de FRG, een voormalige sympatisant van het linkse verzet, fungeerde vreemd genoeg als stroman van ex-generaal Efraín Ríos Montt, die nog steeds een belangrijke politieke vinger in de pap heeft. De ex-generaal kan vanwege zijn staatsgreep in 1982 volgens de grondwet nooit meer staatshoofd worden, maar hij is wel voorzitter van het congres. Als Portillo gewonnen zou hebben, zou Ríos Montt Defensie en Binnenlandse Zaken krijgen. De uitslag is echter in het voordeel van Arzú uitgevallen, waarbij de opkomst iets boven de 30% lag.

Arzú, die zich ook tot steenrijk zakenman ontpopt heeft, is een vertegenwoordiger van de blanke elite en heeft de steun van het bedrijfsleven. Hoewel hij toegezegd heeft de discriminatie van de inheemse bevolking te willen tegengaan, hoeft deze volgens Rigoberta Menchú weinig van hem te verwachten. Net als zijn voorgangers wil Arzú criminaliteit en corruptie bestrijden, het rechtssysteem verbeteren en buitenlandse investeerders aantrekken. Een van zijn belangrijkste taken wordt het sluiten van vrede met de guerrillabeweging URNG zodat er een definitief einde komt aan de bijna 35-jarige burgeroorlog.

Dit vredesverdrag werd gesloten op 29 december 1996 en tevens werd door het congres de wet op de nationale verzoening aange-nomen. Volgens deze wet kunnen de verantwoordelijken berecht worden, maar er zijn wel beperkingen. Daarom zijn er tot nu toe nog maar weinig processen geweest. Een VN-missie voor Guatemala, Minugua genaamd, werd in het leven geroepen om tot 2000 toezicht te houden op de mensenrechten.

Van juli 1997 tot februari 1999 is de Commissie ter Opheldering van de Geschiedenis aan het werk gegaan om de mensenrechten-schendingen en gewelddaden te onderzoeken, maar zij mocht geen verantwoordelijken aanwijzen. In het rapport is sprake van bijna 43.000 slachtoffers van wie 83% tot de Maya-bevolking behoorde. President Arzú weigerde om het definitieve rapport in zijn geheel te ondertekenen.

In april 1998 verscheen het rapport van het kerkelijke Project ter Herstel van de Historische Herinnering waarin gesproken werd van 150.000 doden en 50.000 verdwijningen, waarbij voor 80% van de onderzochte schendingen de verantwoordelijkheid bij het leger lag. Twee dagen na het verschijnen van het rapport werd de initiatiefnemer voor het project en coördinator van het bureau voor Mensenrechten, de aartsbisschop van Guatemala José Gerardi vermoord.

President Bill Clinton bezocht Guatemala in maart 1999 als eerste Amerikaanse president en erkende dat de steun van Amerika aan de onderdrukkende militaire inlichtingendiensten in het verleden niet goed te praten is en dat het niet meer voor zal komen.

Onder het motto ‘obras no palabras’ (geen woorden maar daden) is president Alvaro Arzú de afgelopen vier jaar vooral de infrastructuur van Guatemala gaan verbeteren. Veel meer wegen zijn nu voor een deel of geheel geasfalteerd waardoor afgelegen dorpen zoals Todos Santos veel beter bereikbaar zijn geworden met alle gevolgen van dien. Voor het einde van zijn ambtstermijn wil hij de weg naar Flores geheel geasfalteerd hebben als afsluiting van zijn beleid. In verschillende gemeenschappen is ook waterleiding aangelegd en is elektriciteit beschikbaar. En daarna zijn onderwijs en de gezondheidszorg aan de beurt.

In november 1999 werden er presidentsverkiezingen gehouden waarbij de opkomst bijna 54% bedroeg. De winnaar was Alfonso Portillo Cabrera, de kandidaat van het rechtse Republikeinse Front (FRG), die bijna 48% van de stemmen kreeg. Portillo is volgens velen als kandidaat gepromoot door de ex-generaal en ex-dictator Efraín Ríos Montt, de oprichter van het FRG. De tegenkandidaat, Oscar Berger Perdomo van de regeringspartij PAN (Partij van Nationale Vooruitgang), kreeg 30% van de stemmen. De kandidaat van de linkse alliantie ADN, Alvaro Colom Caballeros, werd derde met 12%. Er was een tweede verkiezingsronde nodig voor het behalen van de absolute meerderheid.

Deze ronde werd op 26 december gewonnen door oppositiekandidaat Alfonso Portillo, die ruim 68% van de stemmen kreeg bij een lage opkomst van 40%. Zijn verkiezingsleuze ‘Als ik mijzelf kan verdedigen, dan kan ik ook de burgers van mijn land verdedigen’ heeft te maken met een omstreden daad uit het verleden. In 1982 heeft hij – naar eigen zeggen – uit zelfverdediging twee jonge Mexicaanse mannen vermoord. Na zijn daad is hij gevlucht en is het nooit tot een rechtszaak gekomen.

Portillo, een voormalig leraar economie en jurist, beweerde aandacht te willen besteden aan sociale hervormingen waarbij de bestrijding van armoede, ongelijkheid en criminaliteit speerpunten zouden zijn. Zijn beleid was echter tweeslachtig. In 2001 betaalde hij een schadeloosstelling aan familieleden van slachtoffers van een massamoord in 1982, maar tot de uitvoering van vredesverdragen kwam het niet. Hij verhoogde het defensiebudget en handhaafde de presidentiële garde, terwijl de URNG-leden zich hadden ontwapend. Tegelijkertijd nam de criminaliteit flink toe.

Ex-president generaal Efaín Rioss Montt liet in 2003 weer van zich spreken toen hij presidentskandidaat werd voor de rechtse FRG. In de voorronde moest hij echter al het veld ruimen. Eind 2003 werd de voormalige burgemeester van Guatemala Ciudad Oscar Berger van de Gran Alianza Nacional tot president gekozen.

Op 9 september 2007 vond de eerste ronde van de algemene verkiezingen plaats waarbij een president, een vice president, congresleden en burgemeesters gekozen werden. Er namen vijftien partijen deel aan deze ronde waarbij er slechts twee overleefden: de centrum-linkse Nationale Eenheid van de Hoop (UNE) en de conservatieve Patriottische Partij (PP). De tweede ronde op 4 november werd gewonnen door Alvaro Colom van de UNE met een verschil van ongeveer 5%. Het is meer dan vijftig jaar geleden dat de Gualtemalanen voor een linkse president gekozen hebben. Coloms beleid is gericht op vermindering van de ongelijkheid en de bestrijding van de werkloosheid en de georganiseerde misdaad. Ironisch is dat zijn partij waarschijnlijk ook geïnfiltreerd is door de georganiseerde misdaad zoals dat met vele partijen in Guatemala het geval is. Colom wil zijn eigen weg vinden en gaat daarom niet in op het aanbod van de Venezolaanse president Hugo Chavez om tegen gunstige voorwaarden olie aangeleverd te krijgen.

Van de 12 miljoen stemgerechtigden was slechts 50% op komen dagen. De voormalige dictator Efraïn Ríoss Montt, die in Spanje gezocht wordt voor genocide, werd voor de FRG in het congres gekozen, waardoor hij juridisch onschendbaar is geworden. De verkiezingscampagne ging gepaard met bloedig geweld waarbij 40 mensen voornamelijk van de UNE en de EdG vermoord werden.

Ook Nobelprijswinnares Rigoberta Menchú was presidentskandidaat voor de EdG (Encuentro de Guatemala). Rigoberta is de eerste inheemse vrouw die een gooi doet naar het presidentschap. Zij is eigenlijk een omstreden kandidate omdat ze in 2003 deelnam aan de rechtse door rijke ondernemers gedomineerde regering van Ocasr Berger. Haar inheemse achterban heeft hierdoor weinig vertrouwen in haar mede omdat ze nu haar heil zoekt bij de EdG die geen aanhang onder de grote, arme, inheemse bevolking heeft. Bij moeilijke thema’s als de broodnodige landhervorming en de herziening van het belastingstelsel houdt Rigoberta zich op de vlakte.

10 prachtige bestemmingen in Guatemala