Jamaica

Swipe

De nationale helden

Jamaicanen zijn trots op hun land en op hun geschiedenis. Daaruit wordt duidelijk op welke manier Jamaica vanuit onderdrukking en slavernij tot een zelfstandige staat is uitgegroeid. Elk kind kan je vertellen wie tot de nationale helden gerekend worden. Onderstaand in het kort hun namen en hun betekenis voor het land. De meeste stoffelijke resten van de helden zijn bijgezet in het National Heroes Park in Kingston. Voor elk van hen is daar ter nagedachtenis een monument opgericht. 

Marcus Mosiah Garvey (1887 – 1940) was de eerste nationale held van Jamaica. Hij werd geboren in St.Ann's Bay en overleed in Groot-Brittannië vanwaar zijn stoffelijke resten in 1964 werden teruggehaald naar Jamaica. Vanuit Jamaica streed hij voor de verbetering van de rechten van de zwarte mensen. Hij was actief in Centraal Amerika, in de Verenigde Staten in Groot-Brittannië. In 1914 richtte hij de Universal Negro Improvement Association (UNIA) op, de organisatie die zich wereldwijd inzette voor de rechten van de zwarte bevolking.

Norman Washington Manley (1893 – 1969) werd geboren in het district Manchester. Na zijn dood (hij had ernstige problemen met zijn longen en luchtwegen) verdween zijn naam niet uit de politiek. In 1972 werd zijn zoon Michael de vierde premier van de Jamaicaanse republiek. Al in de jaren 1920 ontpopte Norman Manley, die rechten studeerde en al vroeg een van de meest vooraanstaande advocaten was, zich als politiek leider. In 1938 richtte hij samen met neef Alexander Bustamente de PNP (People's National Party) op. Hij werd ook bekend door zijn strijd voor stemrecht voor alle volwassen Jamaicanen en kreeg een bepaling daarover in 1944 toegevoegd aan de grondwet. Bustamente was inmiddels een concurrent geworden op het politieke toneel en leider van de Jamaica Labour Party (JLP). Tijdens de eerste algemene verkiezingen op Jamaica in 1944 verloor hij van Bustamente. In 1955 werd hij gekozen tot minister-president, een post die hij tot 1959 bekleedde. Hij organiseerde in 1961 het referendum waarin de Jamaicanen zich konden uitspreken over onafhankelijkheid. Het benoemde een commissie die de grondwet voor Jamaica op moest stellen en leidde de besprekingen met Groot-Brittannië over de Jamaicaanse onafhankelijkheid. Hij bleef politiek actief tot vlak voor zijn dood als leider van de oppositie.

Sir Alexander Bustamente (1884 – 1977) werd geboren als William Alexander Clark. Hij was de zoon van een blanke Ierse plantage-eigenaar en een moeder met gemengd bloed. In de loop van de jaren 1920 ging hij zich Bustamente noemen, naar zijn Spaanse adoptievader die hem als 5-jarige had aangenomen. Hij veranderde zijn naam officieel in 1944. Hij overleed in 1997, 93 jaar oud en werd bijgezet op de begraafplaats van de helden in Kingston.

In 1938 trad hij voor het eerst op de voorgrond als vertegenwoordiger van de stakers tijdens de 'Labour Rebellion'. Hij was de oprichter van de grootste vakbeweging op Jamaica, de Bustamante Industrial Trade Union. Hij werd ervan verdacht het brein te zijn achter de sociale onrust in 1939 en werd daarvoor in 1940 veroordeeld tot 17 maanden gevangenisstraf. In 1943 richtte hij de Jamaica Labour Party (JLP) op. Na de eerste verkiezingen waaraan iedere volwassene mocht deelnemen in 1944 werd hij minister-president van het land. In 1955 werd hij opgevolgd door zijn medestrijder in de rechten voor de zwarte bevolking: Norman Manley, aanvoerder van de PNP (zie hiervoor). Onder aanvoering van Bustamante werd in 1962 het verbond met Engeland verbroken en werd Jamaica een zelfstandige staat, hij werd de eerste president. In 1995 werd hij door koningin Elizabeth II in de adelstand verheven, de eerste zwarte die deze eer te beurt viel.

George William Gordon (± 1820 – 1865) werd geboren als zoon van een landeigenaar in het district St.Thomas en werd veroordeeld en terechtgesteld in 1865 wegens zijn aandeel in de Morant Bay Rebellion.

Hij ontwikkelde zichzelf tot zakenman en verdeelde zijn land in kleinere stukken en verkocht het zo goedkoop mogelijk aan het gewone (zwarte) volk. Die verbouwden er allerlei gewassen op en Gordon zorgde ervoor dat ze, door verkoopcombinaties te vormen, een eerlijke prijs voor hun producten kregen. Hij trad toe tot de politieke arena en werd een fervent voorvechter voor gelijke rechten voor blanken en zwarten. In 1865 beschuldigde hij de Britse gouverneur ervan dat hij er alles aan deed om de verschillen tussen de blanke en de zwarte bevolking in stand te houden zodat de zwarten geen kans hadden zich verder te ontwikkelen. Het maakte hem niet populair. Paul Bogle werd echter door hem geïnspireerd en zo werd Gordon het brein achter de Morant Bay Rebellion (nader beschreven in Deel 1 onder: Bezienswaardigheden, Saint Thomas Parish, de Morant Bay opstand). Gordon werd gevangen genomen, ten onrechte onder de krijgstucht gesteld wat snelrecht mogelijk maakte en zonder al te veel vormen van proces ter dood veroordeeld. Twee dagen na zijn veroordeling werd hij terechtgesteld.

Paul Bogle (±1822 – 1865) was een zwarte baptistenpredikant en voorvechter voor de gelijkberechtiging van blanken en zwarten. Vanaf de kansel riep hij op tot de bevrijding van de zwarte bevolking van de slavernij onder het Britse bewind, hoewel slavernij officieel reeds in 1838 was afgeschaft. De Britse gouverneur deed er echter alles aan om de verschillen in stand te houden. Georg William Gordon (zie hiervoor), een zwarte politicus stelde dat openlijk aan de kaak en Bogle werd door hem geïnspireerd en durfde steeds meer in de openbaarheid te treden. Het leidde uiteindelijk tot een protestmars naar Morant Bay. Onderweg sloten zich nog honderden zwarten aan. Het werd een regelrechte opstand, waarbij aanvankelijk de stad door de volgelingen van Bogle werd bezet. Toen de Britten met een overmacht aan zwaar gewapende soldaten Morant Bay bereikten was het snel afgelopen met de opstand. Meer dan 400 zwarte Jamaicanen werden in de strijd gedood en nog eens meer dan 350 werden er gevangen genomen. Doordat de Britten voor Morant Bay de staat van beleg hadden afgekondigd, konden de gevangenen vrijwel zonder vorm proces worden berecht. Bogle, die al eerder gevangen was genomen, werd samen met hen opgehangen.

Samuel Sharpe (1801 – 1832) had een lijfspreuk die duidelijk maakt waar hij voor stond: 'Ik sterf liever aan de galg dan in slavernij'. Hij predikte zijn afkeer van de slavernij vanaf de kansel als voorganger van de baptistengemeente en wist toen nog niet wat zijn latere lot zou zijn. Hij was een fervente voorvechter voor de afschaffing van de slavernij en organiseerde een staking onder de zwarte bevolking. Onder zijn leiding weigerde die op 1e kerstdag 1831 aan het werk te gaan. De staking ging onder diverse namen de geschiedenis in, 'Christmas Rebellion' is het bekendst, maar ook 'Baptisten War' en 'Sam Sharpe Rebellion' worden genoemd voor dezelfde staking. De staking, wat een vreedzame demonstratie tegen de onderdrukking had moeten zijn, breidde zich als een olievlek uit over de districten St.James, Trelawny, Westmoreland, Manchester en St.Elizabeth. Daarmee was een aanvang gemaakt met de grootste slavenopstand uit de geschiedenis van Jamaica. Het huis van de gouverneur werd in brand gestoken en de Britten sloegen hard terug. Vele zwarten kwamen om of werden gevangen genomen en veroordeeld. Onder hen was Sharpe die op 23 mei 1832 publiekelijk terechtgesteld werd door ophanging. Het gebeurde een jaar voor de officiële afschaffing van de slavernij door de Britten in 1833. Op Jamaica werden de nieuwe wetten pas in 1838 in werking gesteld.

Granny Nanny (± 1686 – 1733), ook wel Nanny of de Maroons, Queen Nanny of Grandy Nanny genoemd, is de enige vrouw in de rij van Jamaicaanse helden. Ze werd geboren in het West Afrikaanse Ghana en door de Britten als slaaf naar Jamaica gebracht.

In die tijd ontvluchtten al vele slaven de plantages waarop ze, vaak onder zeer erbarmelijke omstandigheden, te werk waren gesteld. Letterlijk betekent Maroon 'uitgestoten zijn', of 'vogelvrije', hoewel ook de vertaling 'vluchteling' of 'wegloper' recht doet aan het oorspronkelijke oude Spaanse woord cimarrónes. In het geval van de slaven die vluchtten was dat een vrijwillige keuze en het was dus zaak om onder te duiken en uit handen van de Spanjaarden te blijven die de jacht op de Maroons als een prettige afwisseling in hun eentonig bestaan zagen.

Nanny en haar broers voelden zich sterk aangetrokken tot de Maroons, zochten zelf het gevaar op en zagen kans om in 30 jaar van rebellie ongeveer 1000 slaven te helpen ontvluchten en ze onder te brengen in onherbergzame gebieden of in vrijwel onbereikbare grotten langs de kust. Zo ontstonden er concentraties van Maroons. Een ervan werd Nanny Town genoemd. Toen de Spanjaarden verdreven waren zette ze haar strijd voort tegen het Britse bewind wat heel wat moeilijker was. De Britten waren beter bewapend en vooral beter getraind. Regelmatig wist ze echter aan Britse hinderlagen te ontsnappen. Haar vier broers waren, net als zij, aanvoerders van eenheden Maroons. Tussen 1720 en 1739 troffen Maroons en militairen elkaar in een vaak bloedige strijd. Tijdens een treffen in 1733 werd Nanny door kapitein William Cuffee, ook bekend als Captain Sambo, gedood. Een jaar later werd de plaats die haar naam droeg: Granny Town, door de Britten platgebrand en verwoest.

10 prachtige bestemmingen in Jamaica