Aanvankelijk bleef Joegoslavië neutraal. Dat veranderde nadat in 1941 de regering in Belgrado een overeenkomst sloot met Hitler die erop neerkwam dat Duitse troepen gebruik konden maken van de Joegoslavische wegen voor hun inval in Rusland. Hoge Joegoslavische officieren kwamen tegen dit besluit in opstand, waarschijnlijk gesteund door de Britse geheime dienst. Joegoslavië was in oorlog met Duitsland. Troepen uit Duitsland, Italië en Hongarije trokken het land binnen en Belgrado werd op 6 april 1941 gebombardeerd. In enkele dagen tijd was het Joegoslavische verzet gebroken. Het koninkrijk werd opgeheven en Poglavnik Ante Pavelić werd door de bezetter aangesteld als de leider van de 'onafhankelijke' staat Kroatië. Het werd een waar schrikbewind, de bevolking werd zwaar onderdrukt en ieder die tegen het regime durfde opstaan werd ter plaatse geëxecuteerd. Serven en joden waren een speciaal doelwit van de bezetters en duizenden stierven in concentratiekampen.