Noorwegen

Swipe

De fjorden

Het is niet moeilijk voor te stellen dat de eroderende krachten van het landijs enorm groot zijn geweest. De plaatselijk 3 km dikke ijsmassa’s schuurden en polijstten gedurende honderdduizenden jaren het land, en hebben grote hoeveelheden grondmorene, zijmorene en eindmorene achtergelaten. De gletsjers hebben aan de westkant rivierdalen verder uitgeslepen tot zeer diepe U-vormige trogdalen, en aan de oostkant ontstonden brede valleien.

Toen het landijs uiteindelijk definitief afsmolt lieten de gletsjers op de hoogvlakten het typische fjell landschap achter: brede vlakke bergruggen met afgeronde toppen, en hoogvlaktes met een onregelmatig oppervlak met meertjes en zonder duidelijke dalen (Hardangervidda, Finnmarksvidda). Alleen de hoogste toppen aan de westkant van het gebergte hadden boven het ijs uitgestoken en zijn zeer spits (o.a. de bergen van Sunnmøre, de Stetind en de Lofoten). Toen het ijs smolt liepen aan de Zweedse kant valleien vol water en vormden zich langgerekte meren. Aan de Noorse kust liepen de verdiepte dalen door het stijgende zeewater vol en ontstonden de karakteristieke fjorden. Het is niet moeilijk om de sporen van het gletsjerijs in het landschap te herkennen. Overal liet het landijs moreneruggen, stuwwallen, eskers (smalle ruggen van grind, die onder het ijs werden gevormd) en zwerfkeien in het landschap achter. Op veel plaatsen zijn de gladgeschuurde ‘bultrotsen’ te herkennen, met de typische gletsjerkrassen en gepolijste vormen die de schurende gletsjers in de rotsen achterlieten. Smeltwaterrivieren onder het ijs slepen kloven in het gesteente en lieten ‘gletsjermolens’ achter, grote ronde gaten, door ronddraaiende stenen uitgeschuurd.

Een ander gevolg van het smelten van het landijs is de opheffing van grote delen van Scandinavië. Het land dat onder de druk van kilometers dikke ijslagen was ingedrukt veert langzaam weer op. Het land is inmiddels tussen 50 (westkust van Noorwegen) en 300 meter (Botnische Golf) omhoog gekomen. Sinds het landijs is verdwenen staan de bergen bloot aan weer en wind en vele dagen per jaar met vorst. Vriezen en dooien doet rotswanden breken en stenen vallen, zodat aan de voet van de bergwanden puinhellingen zijn gevormd. Lawines helpen in de winter mee aan de afbraak van het gebergte en laten karakteristieke lawinekegels aan de voet van de hellingen achter.

Sinds het verdwijnen van het landijs is er weinig tijd geweest voor de vorming van een vruchtbare bodem. Alleen in rivierdalen, of op smalle stroken land langs de kust is geschikte landbouwgrond te vinden (in totaal slechts 3% van het grondgebied van Noorwegen). Veel gebieden zijn te rotsachtig, en in het noorden is het klimaat te koud voor het verbouwen van graan.

Ook de rivieren hebben na het smelten van het landijs nog geen tijd gehad om zich verder in te slijpen en een gelijkmatig lengteprofiel te ontwikkelen. Hierdoor vertonen de rivieren van Scandinavië een typische opeenvolging van rustig stromende gedeeltes, langgerekte meren en plotselinge watervallen en stroomversnellingen.

10 prachtige bestemmingen in Noorwegen