Veertig dagen voor Pasen begint de vastentijd. Lijden en dood van Christus worden in de week voor Pasen herdacht. Iedere dag van deze week krijgt het voorzetsel ‘Grote|. Elke dag in de Paasweek zijn er kerkdiensten en werkt men bepaalde rituelen af. Op Goede vrijdag zijn er overal rituele begrafenisprocessies. In de Paasnacht wordt de opstanding van Christus groots gevierd. De hele gemeenschap verzamelt zich met kaarsen in de hand rond de kerk. De kaarsen worden vlak voor middernacht door de priester met heilig vuur aangestoken. Precies om middernacht zegt de priester: 'Christós anésti' (Christus is opgestaan). Iedereen feliciteert elkaar en de kinderen steken vuurwerk af op het kerkplein. Daarna spoedt men zich naar huis om te eten. De volgende dag worden overal lammetjes geroosterd en doet de hele familie zich tegoed aan allerlei lekkers.