Noord-China

Swipe

De Yungang-grotten

Een berg van Boeddha’s

Werelderfgoed: de Yungang-grotten

Of het nu vingergrote beeldjes zijn of de 17 m hoge kolos in grot 5, met hun boeddhistische beelden behoren de Yungang-grotten tot de meest spectaculaire heiligdommen in China.

Hoewel ze in groepen verdeeld zijn, zijn de Yungang-grotten (yúngang shíkù) bedoeld om als geheel gezien te worden. Deze onderneming zal een paar uur tijd kosten, maar gezien het feit dat de vervaardiging van de sculpturen 40.000 arbeiders een halve eeuw lang aan het werk heeft gehouden, zijn de paar uur die men aan het verkennen van deze majestueuze grotten spendeert, welbestede tijd. Van de talrijke artistieke meesterwerken die het boeddhisme de afgelopen 2000 jaar in China heeft voortgebracht, behoren de Yungang-grotten tot de diepzinnigste.

De grotten liggen 16 km ten westen van Datong in de noordelijke provincie Shanxi. Eens was deze strategische plaats, even ten zuiden van Binnen-Mongolië, een kruispunt van culturen, met invloeden uit India, Centraal-Azië en Mongolië. In 368 maakte een stam die de Tuoba (tuòbá) werd genoemd, Datong tot de hoofdstad van hun Noordelijke Wei-dynastie. De Tuoba waren fervente boeddhisten en begonnen in 453 aan de grotten te werken; dat werk eindigde omstreeks 494, toen de Noordelijke Wei hun hoofdstad naar Luoyang verplaatsten en hun gewijde taak voortzetten in de Longmen-grotten.

De lotgevallen van dit gebied zijn in de loop der eeuwen wisselvallig geweest. Tegenwoordig is Datong een industriestad en een belangrijk mijnbouwcentrum. De op een lössplateau gelegen oude hoofdstad wordt soms ook wel aangeduid als “Zee van Kolen”. Konvooien met kolen geladen vrachtwagens en zwermen fietsen veroorzaken opstoppingen op de vlakke weg naar de berg.

Eenmaal buiten de stad begint het verkeer schaarser te worden en komen de eerste glooiingen van de Wuzhou-heuvels in zicht. Stenen wachttorens die duizenden jaren lang China’s noordgrens bewaakt hebben, tekenen zich af tegen de horizon. Te midden van die schrale omgeving komen grotten vol boeddha’s in grillige houdingen in zicht. Hoewel de grotten beroemd zijn om hun afbeeldingen van de Boeddha, zijn er ook andere hemelse wezens voorgesteld. Er zijn fijn gedetailleerde bodhisattva’s en apsara’s. Sommige grotten worden bewaakt door stenen soldaten, andere zijn bedekt met uitbundige patronen die op muren en plafonds zijn geschilderd.

De grotten strekken zich over ongeveer 1 km uit van oost naar west en zijn in drie hoofdgroepen verdeeld. De groepering van de grotten is schijnbaar toevallig, maar wel kan men in de sculpturen en reliëfs stilistische veranderingen volgen met het komen en gaan van de diverse invloeden. Perzische, Indische, zelfs Griekse en Byzantijnse invloeden zijn te zien in de steensculpturen, in de daar afgebeelde wapens, muziekinstrumenten en kleding.

Rondgangen beginnen doorgaans in de Grotten 5-13. Deze centraal gelegen grotten werden tussen 462 en 495 gebouwd en bevatten enkele van de beste kunstwerken van Yungang. Terwijl men van de ene grot naar de andere gaat, is het hoge niveau van het vakmanschap in de grotten op het eerste oog evident. In Grot 5 bevindt zich een indrukwekkende 17 m hoge zittende boeddha. Als deze mollige boeddha zou kunnen opstaan en wegwandelen, zou hij niet verder komen dan zijn duimen in de grotingang. Aan beide kanten van de schaars verlichte grot, die aan een kathedraal doet denken, is een gewelfde doorgang met bovenaan mooie reliëfsculpturen van vliegende apsara’s. De muren van de grot zijn versierd met een dicht vlechtwerk van kleinere boeddhistische beeldjes, waarvan sommige dankzij recente restauratiepogingen nog altijd hun oude kleuren hebben, terwijl andere er in hun zandtinten overweldigend bijstaan. Bleek licht filtert omlaag uit wat een open venster lijkt, maar eigenlijk de oorspronkelijke toegang voor de werklui was om de enorme grotkamer te kunnen uithollen.

Groot of klein, de meeste beelden in Yungang hebben een hoekig gelaat, dikke lippen, een geprononceerde neus, brede schouders en een brede borstkas – stilistisch representatief voor de noordelijke Wei, maar sporen van andere culturele invloeden zijn ook aanwezig. Grot 8 bevat veelkoppige beelden van Indiase oorsprong die de geslaagde vermenging van verschillende artistieke tradities en de eclectische invloeden van die tijd demonstreren. Er is een vijfhoofdig, zesarmig beeld van de Hindoe-god Shiva, die op een reusachtige vogel zit. Naast het Shiva-beeld staat de driehoofdige Vishnu, rijdend op een stier.

Voor studenten kunstgeschiedenis die dit tijdperk bestuderen vormen de grotten 9-13 een belangrijke bron. De Grotten 9 en 10 zijn van een vierkant ontwerp, bestaande uit een voor- en een achterkamer. De buitenpilaren van iedere grot zijn gebeeldhouwd met gedetailleerd vormgegeven figuren die muziekinstrumenten vasthouden. De oostelijke en de westelijke muur van de voorkamer en de lateien van de achterkamer zijn fijn gebeeldhouwd met plantenmotieven.

Grot 12 staat bekend als de muzikale grot. Als we de grot binnengaan, worden we begroet door een gebeeldhouwde opstelling van hemelse muzikanten met uiteenlopende muziekinstrumenten die de levendige culturele uitwisseling van die tijd demonstreren. Instrumenten als de konghou, pipa en trommels die rond het middel werden gedragen, werden vanuit Centraal-Azië ingevoerd, terwijl panfluiten en citers uit China kwamen. De grot is van onschatbare waarde voor onderzoekers van de muziek en dans van het oude China.

Netjes gerangschikte rijen en rijen kleine zittende boeddha’s die in de muren zijn uitgehakt begroeten u als u grot 15 binnenkomt. In deze grot bevinden zich meer dan 10.000 miniatuur Boeddhabeeldjes, vandaar de naam Grot van Tienduizend Boeddha’s (wànfó dòng).

De Grotten 16-20, de oudste grotten in Yungang, herbergen koninklijke geschiedenissen. Elk van de beelden in de vijf grotten symboliseert een keizer uit de Noordelijke Wei-dynastie, wat hun geloof weerspiegelt dat de keizer een levende belichaming van Boeddha is. De grotten, samen bekend als “Yungang-grotten:Vijf Duistere en Lichtende Grotten” (tányào wukù), ontstonden in de jaren 453-462. Volgens de legende werd een van de keizers door een raadgever overgehaald het boeddhisme af te zweren. Tot ongeluk van de raadsman volgde de keizer deze raad op, maar werd direct daarna ziek. Na zijn ongelovige raadgever te hebben terechtgesteld, keerde de afvallige keizer tot het geloof terug en herstelde weldra van zijn ziekte. De volgende keizer begon met de bouw van deze grotten als een teken van vroomheid in de hoop het lot van zijn voorganger te vermijden. De boeddha’s hier zijn gekleed in pijen en houden hun handen voor hun borst tegen elkaar gedrukt, een gebaar van vroomheid.

Veel van de grotten werden uitgehakt tijdens de Noordelijke Wei-dynastie; maar Grot 3, de grootste van de Yungang-grotten, werd door latere kunstenaars geschapen, tijdens de Sui- en de Tang-dynastie. De voorkant van de rots waarin hij werd uitgehouwen is ca. 24 m hoog; midden bovenin zijn 12 rechthoekige gaten die werden gebruikt om balken in te verankeren die een klooster stutten. De grot is verdeeld in een voor- en een achterkamer. Tegenwoordig bevinden zich nog maar één Boeddhabeeld en twee bodhisattva’s aan de westzijde van de achterkamer. De gezichten van deze beelden zijn vol en glad, de figuren welgevuld. Omdat deze grot in een latere periode werd uitgehouwen, wijkt de stijl van het beeldhouwwerk hier af van die in de andere grotten.

De Yungang-grotten zijn vermaard om hun afbeeldingen van de Boeddha, maar er zijn ook voorstellingen van andere hemelse wezens. Er zijn fijn gedetailleerde bodhisattva’s, discipelen die ervoor hebben gekozen het nirwana uit te stellen om anderen te redden. Sommige grotten worden bewaakt door stenen soldaten, andere zijn bedekt met uitbundige patronen die op muren en plafonds zijn geschilderd. De vermenging van verschillende culturen in Datong wordt duidelijk in de grotkunst weerspiegeld.

Helaas heeft de luchtvervuiling vanuit dit geïndustrialiseerde dal een diepgaand effect op de beelden gehad. De zichtbare delen van veel van de reliëfs en sculpturen zijn met roet bedekt, terwijl hun onderkant, die normaal gesproken in schaduw gehuld is, daarmee in contrast te veel oplicht.

Binnen rijafstand van de grotten bevinden zich nog tal van andere interessante bezienswaardigheden. Een daarvan is de 1500 jaar oude Hangende Tempel (xuánkong sì). De tempel is een bouwwerk uit de Noordelijke Wei-dynastie, dat zich aan de steile helling van de berg Heng Shan vastklampt. Grotten die in de rotsen zijn gehouwen of gebruikmaken van de natuurlijke contouren vormen de kamers en gangpaden, en bruggen verbinden de verschillende hallen. Wat er ook gebeurt, een paar dozijn slanke balken houden de tempel en bezoekers die op de smalle, krakende gangpaden lopen, acrobatisch in evenwicht.

Datong zelf heeft zijn eigen ruime keuze aan oude bezienswaardigheden, zoals de Trommeltoren (gu lóu), de Negen Draken-muur (jiulóng bì), en het Huayan-klooster (huáyán sì). De Trommeltoren staat in de binnenstad, waar hij zich verheft boven de lagere gebouwen van de stad en een belangrijk oriëntatiepunt vormt. De Negen Draken-muur, een gedeelte van een muur uit de Ming-dynastie, is 8 m hoog, 45 m lang en 2 m dik, ongeveer vier keer zo groot als, en 350 jaar ouder dan de Negen Draken-muur in het Beihai-park (beihai gongyuán) in Beijing. Er zijn nog een paar andere, kleinere drakenmuren in Datong. Het Huayan-klooster is bijzonder omdat het naar het oosten toe gericht staat, terwijl de meeste tempels in China op het zuiden georiënteerd zijn. Het is een van de weinige nog bestaande houten boeddhistische tempels in China.

10 prachtige bestemmingen in De Yungang-grotten en China