Granada

Swipe

Granada

De oudste koloniale stad van Latijns-Amerika, ook wel La Gran Sultana genoemd, stichtte Francisco Hernández de Cordoba in 1524. Door haar ligging aan Lago Cocibolca groeide ze uit tot de welvarendste stad van de regio. Dit trok niet alleen kooplieden aan maar ook piraten. Die bestookten Granada nadat ze vanaf de Caribische Zee, via de San Juan rivier het meer opvoeren. Daarnaast is een voortdurende strijd met rivaal León de rode draad in haar geschiedenis. Deze stad werd in hetzelfde jaar gesticht maar was in veel opzichten een tegenhanger. Waar León het intellectuele en progressieve hart was, daar was Granada het centrum van handel en conservatisme. De strijd om de macht mondde uit in een burgeroorlog die uiteindelijk in 1857 leidde tot de keuze van Managua als hoofdstad.

León riep in 1855 de hulp van avonturier en piraat William Walker in tegen Granada. Hij bezette de stad en liet haar een jaar later, terwijl hij op de vlucht sloeg, in lichterlaaie achter. Het verhaal gaat dat hij op het grote plein een bord achterliet met de woorden Aqui fue Granada, het Spaans voor ‘Hier was Granada’. Vanaf 1862 tot 1893 renoveerde men de stad zoveel mogelijk in oude stijl. Het waren de dertig jaren van de conservatieven, de overwinnaars van de oorlog.

De stadskern bestond oorspronkelijk uit twee centra: Xalteva, een inheemse gemeenschap gedomineerd door de veroveraars, en Plaza Mayor, het grote plein als politiek en sociaal centrum. De Calle Real verbindt dit plein met Xalteva. De Calle La Calzada loopt van het plein naar Lago Cocibolca. Later bouwde men het fort La Pólvora als verlenging van de Calle Real. Een vierdeling ontstond toen Calle Atravesada de stad vanaf de markt tot het treinstation uit 1886 van noord naar zuid verdeelde.

Granada had eeuwen een belangrijke functie als entree tot Nicaragua en Midden-Amerika en is nu het best geconserveerde centrum van het land. Maak een wandeling of neem een rijtuig om deze stad te leren kennen en te genieten van de prachtige, koloniale overblijfselen.

Bezienswaardigheden

Aan de westkant van het Parque Central, eigenlijk Parque Colón, staan rijtuigjes waarmee je je overdekt kunt laten rondrijden in het hete Granada. Rond het plein ligt een aantal fraaie, koloniale gebouwen.

De Kathedraal heeft een neoclassicistische gevel met een indrukwekkende zuilengalerij. De ramen geven een gotische indruk en het interieur is sober. In de gevel staat een sculptuur van padre Rafael Villavicencio. Deze geestelijke redde met gevaar voor eigen leven op 27 november 1856 de hostiekelk met inhoud van het altaar terwijl de kerk in brand stond. Boekanier William Walker liet toen, tijdens de burgeroorlog, Granada in vlammen opgaan. De padre wordt geëerd als een goed katholiek en patriot. Bij de klok in de linkertoren heb je een schitterend uitzicht over de omgeving.

Naast de kathedraal, aan de overzijde van Calle la Calzada ligt het -Palacio Episcopal, het neoclassisistische, bisschoppelijk paleis uit 1913. Iets noordelijker op het Plaza de la Independencia staat een gedenknaald ter ere van 100 jaar onafhankelijkheid (1821-1921). Rechts hiervan vind je het Casa de los Leónes uit de 16e eeuw, nu Casa de los Tres Mundos, naar een stichting die er huist. Het is een cultureel centrum en ontmoetingsplaats voor schrijvers en kunstenaars. Leraren geven hier Engelse les en ook het stadsarchief heeft er een plek. De toegang bedraagt C10; www.c3mundos.org. Ernaast zit CafE-mail, met een keuze aan gebak en een internetcafé.

Het neoklassieke huis met blauwe luiken aan de noordkant van het plein is de voormalige woning van president Chamorro (1920). Nu woont er een vriendelijk, ouder echtpaar.

Aan de westzijde liggen Hotel Alhambra en het Palacio de la Cultura. Het culturele centrum is een gebouw uit de zestiende eeuw en was ooit het Casa del Club Social. Er heerst een sfeer van vergane glorie in de grote entreehal met kroonluchters. Tegenwoordig geeft men hier taal- en danslessen en repeteren er lokale folkloregroepen. Geopend van 8.00 tot 12.00 en van 14.00 tot 20.00 uur; in het weekend afwijkende tijden.

In hetzelfde blok kun je het riante huis van de familie Pellas bewonderen, de rijkste clan van Nicaragua. Deze familie bezit suikerraffinaderijen en doet in auto’s en koffie.

Aan de zuidkant van het plein ligt het alcaldía (stadhuis) en op de zuidoosthoek La Gran Francia, het mooist gerestaureerde pand van het plein. De originele bouw dateert al uit de eerste jaren van de stad. In de jaren tachtig van de vorige eeuw raakte het in verval en bestemde het stadsbestuur de plek tot parkeerplaats. Gelukkig koos het bestuur uiteindelijk toch voor restauratie. Hierbij bracht men zoveel mogelijk terug in oude koloniale staat. Het pand heeft dikke adobe muren en Spaanse terracotta dakpannen. De verdieping werd later toegevoegd. De naam van het gebouw refereert aan een voormalige eigenaar en Franse hertog. Hij zou na de moord op zijn vrouw Frankrijk ontvlucht zijn. Ook William Walker verbleef hier ooit. Tegenwoordig is het een hotel en restaurant.

In het Casa de la Mujer kan de plaatselijke bevolking terecht voor rechtshulp, allerhande cursussen en medische diensten. Voor een consult bij de arts betalen mensen maar C30 en medicijnen zijn gratis; Calle La Calzada, naast Roxanne’s massagesalon in het tweede blok rechts vanaf het Parque Central.

In het vijfde blok links aan de Calle la Calzada ligt Iglesia de Guadaloupe. Het exterieur is geteisterd door weer, wind en luchtvervuiling. De binnenkant is maïsgeel en warm. De kerk heeft mooie gebrandschilderde ramen.

Als je vanaf het plein Calle la Calzada helemaal uitloopt, kom je bij de kade aan het Lago Cocibolca. Hier meert de ferry naar Ometepe en San Carlos aan. Vanaf de malecón, de wandelpromenade, heb je een mooi uitzicht op het meer. Aan het eind is de toegangspoort tot een park waar verschillende restaurants en discotheken liggen, het Centro Turístico. Als je hier ’s?avonds heengaat, is het veiliger een taxi te nemen. Hierachter ligt Puerto Asese, de haven waar boten naar Las Isletas vertrekken.

Iglesia y Convento San Francisco, vanaf de noordoosthoek van het plein één blok noord en één blok oost, bood ooit onderdak aan een kloostergemeenschap. Nu herbergt het een prachtige museumcollectie. De hemelsblauwe kerk met neoklassieke gevel heeft een sober maar sfeervol interieur met zandkleurige wanden en veel roodbruin hout.

Het convent werd voor het eerst opgetrokken in 1529. Vanaf 1830 had het een educatieve functie en in de jaren negentig van de twintigste eeuw restaureerde men dit pand.

Direct na de ingang zijn muurschilderingen met toelichtende tekst over de geschiedenis van Granada aangebracht. In de eerste zaal links vind je de bekende Nicaraguaanse primitieve schilderkunst. De bron hiervan ligt in een boerengemeenschap op Solentiname. Minister van cultuur en kunstenaar Cardenal zette hier in de jaren zestig van de vorige eeuw een project op. Sindsdien heeft de schilderstroming zich snel verspreid zoals dat ook gebeurde met deze kunstvorm in voormalig Joegoslavië en Haïti. In de volgende zaal staat een collectie heiligenbeelden. De Spanjaarden begonnen al direct na de verovering van Nicaragua met de aanvoer hiervan vanuit het thuisland. Ze waren een hulpmiddel bij de vervanging van de lokale religie door het katholicisme. Men had tenslotte tastbare zaken nodig bij de behoefte aan ritueel. Ook de Spaanse koningen doneerden gretig en verbloemden hiermee hun expansiedrift. Later nam Guatemala de taak als productiecentrum over bij gebrek aan centra in Nicaragua. Maar ook leden van de Nicaraguaanse clerus stortten zich naar hartelust op het vervaardigen van de houten beelden. Rond 1536 verbleef pater Bartolomé de las Casas in het convent, de beroemde beschermer van de inheemse bevolking.

Op een patio staan meer dan dertig basalten sculpturen. Ze zijn gehouwen tussen 800 en 1200 na Chr. en gevonden op het eiland Zapatera, in het Meer van Cocibolca. Deze precolumbiaanse beelden zijn vervaardigd door Chorotegas, bewoners van de regio die oorspronkelijk uit Mexico kwamen. VS-diplomaat en schrijver Ephraïm George Squier ontdekte ze in 1849. Deze New Yorker schreef ook een bekend boek over Nicaragua, en zijn ontdekkingen.

Interessant is de collectie archeologische vondsten afkomstig van gemeenschappen die al rond 800 voor Chr. in de omgeving van Granada leefden. Ook staat er een serie metates, maalstenen, opgesteld. Op informatieborden kun je lezen hoe rockart ofwel steenkunst, samenhangt met de vele petrogliefen die men vond op bijvoorbeeld Ometepe. Deze bewerkte stenen liggen rond vulkaan Maderas en dateren waarschijnlijk al van 200 voor Chr.

In 1836 werd het complex een universiteitsgebouw en in 1989 begon de restauratie.

In het derde blok rechts vanaf de zuidwesthoek van het plein, aan de Calle Real Xalteva, vind je een van de mooiste kerken van Granada. Iglesia de La Merced uit 1783 is zwaar gehavend tijdens de burgeroorlog en de aardbeving van 2000, maar inmiddels fraai gerestaureerd. De decoratie in barokke kerk is uitbundig en het gebouw heeft mooie gebrandschilderde ramen. Aan de muren hangen barok omlijste reliëfs die de kruisgang van Jezus uitbeelden en er staan prachtige marmeren altaren. De toren is uit 1862. De kerk is meestal open tussen 8.00 en 16.00 uur; om 17.00 uur wordt er een mis opgedragen.

Een van Granada’s beroemde persoonlijkheden is zuster María Romero. Ze is hier geboren op 13 januari 1902 en gestorven in las Peñitas bij León, op 7 juli 1977. Na een leven gewijd aan het helpen van armen en zieken, werd ze op 11 november 2000 heilig verklaard door de paus. Ze zou veel zieken genezen hebben met door haar gezegend water. Het graf van María ligt in de hoofdstad van Costa Rica, het land waar ze een groot deel van haar leven werkte. Haar geboortehuis in Granada is ingericht als een ‘in memoriam’. Er hangen foto’s van haar werkplekken, familie, de zustergemeenschap en de reconstructie van het huis. Een van de ruimtes is ingericht als kapel. Op kussentjes kunnen bezoekers verzilverde replica’s van slecht functionerende lichaamsdelen prikken. Bidden in deze kapel zou heilzaam werken. Er staan twee holle zuilen, één voor donaties en de ander voor wensbriefjes. In een klein winkeltje verkoopt men hangertjes met een afbeelding van María Romero tot posters van de Paus. Het huis ligt vanaf de zuidwesthoek van het Parque Central vier blokken west en één blok zuid, op de hoek van Calle Estrada. De openingstijden zijn van 8.00 tot 12.00 en van 14.00 tot 17.00 uur. De toegang is gratis.

In het vijfde blok rechts van Calle Real Xalteva staat de Iglesia de Xalteva met zijn prachtige barokke gevel. Het interieur kun je be-wonderen van 6.00 tot 7.30 en van 16.00 tot 18.00 uur.

Hiertegenover ligt het oude Plaza Xalteva. Dit plein vormde de westelijke grens van de inheemse gemeenschap Xalteva. In 1879 annexeerde de stad deze grond en zodoende werd Xalteva een wijk. In 1854, tijdens de burgeroorlog, werd vanaf de muur van het plein de vijand bestookt die in de kerk gelegerd was.

Vanaf de Xaltevakerk in hetzelfde blok westwaarts zit de kleine sigarenfabriek van Doña Elba. Hier produceren vier mensen vijf dagen per week zo’n duizend sigaren per dag. De tabak komt uit Jalapa, in de buurt van Estelí. Je kunt er rustig rondkijken, vragen stellen en eventueel sigaren kopen. Aan de muur hangt een foto van de drie zoons van de Doña, samen met Arnold Schwarzenegger. En alle vier aan een grote sigaar. Geopend van 8.00 tot 16.00 uur; 9552-3217. In Estelí is de grote fabriek van Doña Elba te bezoeken. Het pand ligt aan de Pan-Amerikaanse snelweg.

Aan de linkerzijde van de straat staat de Capilla de María Auxiliadora, een prachtige neogotische kerk. Door de aardbeving van 2000 in Masaya kun je vanwege instortingsgevaar helaas niet meer naar binnen. Een indruk van het oker-blauwe interieur krijg je op www.capillamariaauxiliadora.com. Het houten altaar is schitterend. Men hoopt snel voldoende geld in te zamelen voor de restauratie. De geloofsgemeenschap komt tot die tijd samen achter het gebouw, in een onwerkelijk aandoende noodkerk: een hal met golfplaten dak, tribunes, biechtstoelen en houten altaar.

Iets verderop vind je Fortaleza La Pólvora. De stad bouwde dit fort in 1748 als kruithuis toen ze regelmatig door piraten werd bestookt. Somoza gebruikte het als gevangenis en tijdens het sandinistische bewind diende het fort als voedseldistributiepunt. Het vijfhoekige bolwerk heeft op iedere hoek een toren en huisvest een wapenmuseum. In 1994 werd het opgeknapt en in 2005 is men opnieuw aan een verbouwing begonnen. In een van de ruimtes vond een teken- en schilderschool onderdak en de leerlingen zijn vaak op de patio aan het werk.

Achter de Auxiliadorakerk loopt de Calle El Cementerio die naar de begraafplaats leidt. Na twee blokken en een brug zie je het terrein rechts aan de overkant liggen. Vergaap je hier aan de neogotische, -klassieke en -barokke monumenten ter ere van de upper ten van Granada. Hoe verder je het terrein oploopt hoe lager en eenvoudiger de graven. Helemaal achterin staan de houten kruizen van de onbemiddelde overledenen schots en scheef tegen de heuvels. Hier is ook geen plaveisel meer te vinden.

Het oude treinstation van Granada was tot in de jaren negentig van de vorige eeuw in gebruik. Een spoornet liep tot in Guatemala en El Salvador maar de kosten liepen te hoog op. Men stelde het net buiten gebruik. De spoorbielsen zijn weggehaald en verkocht aan buurlanden. Eén locomotief en de presidentiele wagon staan nog bij het station. Het stationsgebouw doet momenteel dienst als technische school en is niet van binnen te bezichtigen. De leerlingen hebben zelf meegewerkt aan de reconstructie van het gebouw en het aangrenzende plein. Het station ligt aan het Parque de las Poetas, voorheen Parque Sandino, een half blok west vanaf noordwesthoek van het plein en zeven blokken noordwaarts, Calle Atrravesada. Op het Plein van de Dichters zijn onlangs vier zuilen geplaatst. Elk heeft een uitgesneden silhouet en een aantal dichtregels van vier beroemde Nicaraguaanse poëten.

10 prachtige bestemmingen in Granada en Nicaragua