Departement Cochabamba

Swipe

Omgeving van Cochabamba

Valle Alto

De hoge vallei, ten oosten van Cochabamba heeft diverse attracties, zoals authentieke koloniale stadjes, levendige inheemse markten en mooie landschappen.

Tarata, 38 km van Cochabamba, is een nog authentiek, typisch koloniaal stadje, met straten bedekt met keistenen, imponerende koloniale gebouwen en een zeer mooi centraal plein, vol met palmbomen en jacaranda’s. Het stadje staat bekend om zijn twee voormalige inwoners die beide president van Bolivia werden: Mariano Melgarejo en René Barrientos Ortuño. De huizen waar ze woonden bestaan nog. Daarnaast woonde hier tijdens de republikeinse tijd de regionale notabele klasse. Op de plaza, naast de interessante Templo de San Pedro, ligt een van de oudste kloosters van Bolivia, Convento San José uit 1772, met mooie koloniale meubels en een grote bibliotheek. Hiernaast bevindt zich Palacio Consistorial (regeringspaleis), uit 1872, van de oud-president Melgarejo, die nu als Museo Histórico functioneert. In het noordwesten van het stadje bevindt zich Convento de los Franciscanos en daar tegenover verkoopt men in stalletjes lokaal handwerk. Tussen 26 en 28 november is het belangrijkste feest van het jaar, San Severino, de patroon van het stadje. Er is geregeld transport naar Cochabamba vanaf de plaza.

Cliza, 35 km van Cochabamba, is een commerciële plaats in de Valle Alto met een grote wekelijkse landbouwmarkt op zondag die zeer interessant is om te bezoeken. Er worden allerlei lokale gerechten aangeboden zoals pichon a la braza, gebakken duif. De vallei rondom het plaatsje heeft de grootste variëteit aan maïs van het land en de productie van chicha (maïsbier) levert de meeste inkomsten op. Voorheen werd de chicha van Cliza naar de mijnwerkers in Potosi en Oruro gebracht voor het Ch’alla(offer aan Pachamama)ritueel in de mijnen. In Punata, 47 km van Cochabamba, staat de mooie Catedral de Juan Bautista, tegenwoordig een nationaal monument. Punata staat bekend om zijn heerlijke chicha, die in grote hoeveelheden geproduceerd wordt en het lokale gastronomische gerecht cusqueño, dat bestaat uit cuy (cavia). Tijdens de koloniale tijden was Punata een rustplaats voor de karavanen van ezels, die producten vervoerden vanaf Chuquisaca (Sucre) en Santa Cruz. Deze onderbraken hier hun reis om producten te verkopen, en sinds die tijd bestaat de belangrijkste marktdag op dinsdag, wanneer grote karavanen van ezels arriveren. 7 km verderop ligt Villa Rivero, dat bekendstaat om zijn Phullusweefsels, die geëxporteerd worden. In dit plaatsje bevindt zich het huis van de oud-president, Gualberto Villaroel, dat nu een museum is. Dit was een geliefde president en de bevolking is daar trots op. Aan het einde van Valle Alto ligt Arani, met Santuario de la Virgen la Bella, een nationaal monument uit 1939 vanwege zijn mooie architectuur in barokmestiesstijl.

Valle Bajo (lage vallei)

Quillacollo, (13 km) is een commercieel plaatsje dat bekendstaat om het grootste evenement in het departement, La Virgen de Urkupiña, dat elk jaar op 14 augustus begint. De hele dag door gaan er minibussen naar Cochabamba via de hoofdweg. Vanaf Ayacucho en Aroma in Cochabamba vertrekken minibussen naar Quillacollo.

Qollqas, opslagplaats van maïs

In de omgeving van Quillacollo, achter het nabijgelegen Laguna de Cotapachi ligt, over diverse heuvels verspreid, een archeologisch terrein van 61 hectaren. Hier bevonden zich 2500 qollqas, vertaald uit het Quechua ‘opslagplaatsen van maïs’ en vormden daarmee de grootste graanschuur van het Incarijk. De cirkelvormige qollqas hadden een hoogte van 3 meter en een dak van riet. Ze waren in rijen geplaatst die van noord naar zuid liepen. Tegenwoordig is er een groot reconstructieproject aan de gang en verwacht men rond 50 replica’s van qollqas af te maken.

Het plaatsje Sipe Sipe, 24 km van Cochabamba, komt tot leven op 14 september tijdens het festival Señor de los Milagros, wanneer guarapo tinto of blanco, een druivendrankje, overvloedig gedronken wordt. Nabij Sipe Sipe ligt de archeologische zone Inca Rakay, een Incafort gebouwd tussen 1460 en 1470. Het complex bestaat uit zeventien rechthoekige en vierkante gebouwen en was waarschijnlijk de Tambo Principal, ‘de centrale herberg’, waarvandaan men de enorme hoeveelheden maïs administreerde en transport van de maïs naar de overige delen van het Incarijk regelde. Bovendien diende het als een militaire post om de enorme maïsvoorraden te beschermen, die zich in de nabijgelegen qollqas ( maïs opslagplaatsen) bevonden (zie hierboven).

Transport, Av Albina Patiño, of een 9 km aangeduide, voornamelijk stijgende wandeling vanaf Quillacollo.

Het Urkupiñafestival

Volgens de legende verscheen aan het begin van de 19e eeuw, op de nabijgelegen heuvel El Calvario, de Maagd Maria voor de ogen van een herderinnetje. Toen haar ouders en buren op onderzoek uitgingen, riep het meisje bij de berg ‘Urkupiña’ uit, hetgeen ‘zij is al op de berg’ betekent. De aanwezigen zagen in een flits de Maagd opstijgen en bovendien vonden zij tussen de stenen een beeld van haar. Dit werd naar de lokale kerk gebracht en algauw werden diverse wonderen aan het beeld toegeschreven.

De feestelijkheden beginnen op 14 augustus met La Entrada, een folkloristische optocht van 10.000 dansers en danseressen, begeleid door muziekgroepen; een evenement geïnspireerd op het carnaval van Oruro met alle bekende dansen uit het land zoals de Diablada, Tinku, Morenadas en Caporales.

Op 15 augustus is er een plechtige mis en worden de feestelijke optochten vervolgd. Bovendien is er een bedevaartstocht naar de berg El Calvario, waar volgens de legende de Maagd verscheen. Volgens de traditie neemt men stukjes steen van de heilige berg mee, wat later, volgens de gelovigen, materiële rijkdom zal opleveren. Op 16 augustus houden duizenden gelovigen om middernacht vanuit Cochabamba een 16 km lange pelgrimstocht naar Quillacollo. Bij aankomst laten de mensen hun vergaarde steentjes van de heilige berg zegenen in de kerk, voor veel voorspoed. Dit is een van de grootste festivals van Bolivia waar de mensen uit de laaglanden, hooglanden en toeristen elkaar ontmoeten en waar katholieke en inheemse geloven met elkaar mengen.

Parque Nacional Tunari is een 300.000 hectare groot park, dat in 1962 werd opgericht, om de hellingen rond de belangrijkste berg rond Cochabamba, Cerro Tunari (5034m) te beschermen. Vanaf het plaatsje Cruce Liriuni, 5 km ten noorden van Quillacollo is het mogelijk om in 5 uur naar de top te lopen maar het beste is om met een gids te gaan. Alternatief kan je vanaf Quillacollo (Independencia en Ayopaya) met een microbus naar Morachata. Ter hoogte van Laguna Liriuni, op 4400 m hoogte begint de 4 uur durende wandeltocht naar de Cerro Tunari. Hier is eveneens een gids aan te bevelen.

Bij het plaatsje Pairumani, (3589 m), 20 km van Cochabamba, ligt Villa Albina, het voormalige landhuis van de bekende tinbaron Simón Patiño gebouwd tussen 1925 en 1932. Het huis heeft mooie geïmporteerde meubels uit Europa en bovendien bevindt hier zich het familiemausoleum. Beide zijn te bezoeken door middel van een toer met gids van ma.-za. Het park, dat aan de voet van Cerro Tunari ligt, is zeer mooi en heeft diverse paden die de berghelling opgaan. Het terrein omvat tegenwoordig een landbouwonderzoekscentrum en de overblijfselen van een hydro-elektrisch fabriekje dat Patiño’s landhuis van elektriciteit voorzag.

Cono Sur (zuidelijk Cochabamba)

Incallajta (2950 m), 140 km van Cochabamba, was een belangrijk Incafort van 25 hectare dat een strategische ligging had op een helling met platformen tussen twee diepe ravijnen en waarschijnlijk een defensieve functie had. Door de Spaanse kroniekschrijvers weet men dat dit fort gebouwd is tussen 1463 en 1472 door de Inca Túpac Yupanki en dat het overvallen en geplunderd is door de Chiriguanos, een volk uit de oostelijke laaglanden, op zoek naar waardevol keramiek, metaal en textiel. In 1525 beval de Inca Huayna Capac om Incallajta te renoveren. Het complex bestond uit 50 constructies, verdeeld in diverse sectoren met pleinen en patio’s, openbare gebouwen, kanalen en gebouwen waar de elite, de uitverkorenen Virgenes del Sol (Maagden van de Zon) en het leger verbleven. Het belangrijkste gebouw is de Kallanka, met zijn afmetingen van 27 meter breedte en 81 meter lengte, het grootste precolumbiaanse bedakte gebouw van Zuid-Amerika. Het dak werd ondersteund door enorme pilaren. Tevens had het gebouw in de lengte twaalf smalle ingangen en dertien vensters, die later allemaal verwoest zijn. In El Fuerte in Samaipata en in de Inca-archeologische complexen in Peru bevinden zich eveneens Kallanka’s. Deze gebouwen hadden diverse functies, zowel administratief als verzamelpunt voor bijeenkomsten en feesten. Ten oosten van het complex zijn de overblijfselen van wel 200 qollqas (opslagplaatsen) te zien.

Het in 1998 door een zware aardbeving getroffen, attractieve koloniale Totora (2973 m), met zijn charmante slingerende straatjes en koloniale en republikeinse architectuur is gedeeltelijk weer hersteld. Dit was voorheen het territorium van de grote en middelgrote haciënda’s wier eigenaren trots waren op hun Spaanse afkomst. De rijkdom kwam voornamelijk van de cocaplantages in de Yungas, die het mogelijk maakten mooie huizen te bouwen en luxemeubelen en muziekinstrumenten uit Europa te importeren. Op een bepaald moment waren er 100 piano’s in het dorp, de trots van het stadje. Nu is er nog een herinnering aan die tijden door het jaarlijkse pianofestival aan het einde van september. La Casa de Cultura, was een voormalig paleis waar tegenwoordig een museum is gevestigd, de belangrijkste attractie van het stadje.

Er is accommodatie in het stadje zoals het simpele Hostal Colonial en er zijn enkele restaurants. Er gaan micro’s naar het 180 km verder gelegen Cochabamba (3.5 uur). Vanaf República en 6 de Agosto in Cochabamba vertrekken tussen 13 en 16 uur microbussen en er rijden collectieve taxi’s de hele dag door.

10 prachtige bestemmingen in Omgeving van Cochabamba en Bolivia