Departement Potosí (Uyuni)

Swipe

Cerro Rico, een bezoek aan de mijnen

Dit is een indrukwekkende maar zeker ook schokkende ervaring. Sinds de komst van de Spanjaarden in de 16e eeuw heeft een groot gedeelte van de landelijke (mannelijke) bevolking in de mijnen gewerkt en de mijntour geeft een goede indruk onder welke zware omstandigheden dit werk heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt.

De tour, die om 9 en 14.30 uur aanvangt en meestal rond de vier uur duurt, begint met de uitreiking van laarzen, beschermende kleding(oude kleren aantrekken want men komt toch onder het stof!), een helm en een lantaarn. Daarna wordt de mijnwerkersmarkt Calvario bezocht, waar de arbeiders dagelijks hun werkmateriaal en cocabladeren kopen. Het is gebruikelijk dat de bezoeker wat meebrengt voor de mijnwerkers. Dit kan, op vrijdag wanneer de mijnwerkers een borrel nemen, een fles van 90% alcohol zijn (maar beter van niet!) of een zak cocabladeren, die de mijnwerkers de hele dag kauwen zodat ze de vermoeidheid en het hongergevoel overwinnen. Zelfs kan je dynamiet aan hen schenken. Soms gaat de tour langs een Ingenio, een fabriekje waar mineralen zoals zilver, zink en lood worden geraffineerd. In Bolivia is dit werk slecht voor de gezondheid want er komen veel gevaarlijke gassen vrij bij de diverse processen. Daarna gaan de bezoekers met de bus de Cerro Rico tot 4200 m en volgt een demonstratie van de ontsteking en ontploffing van dynamiet. Bij de ingang van de mijnschacht verpulveren Quechuavrouwen de ertsen met stenen en hier loop je via de rails de mijn binnen. Het is oppassen geblazen want karretjes volgeladen met mineralen, vaak door kinderen voortgeduwd, rijden met een noodgang over de rails en je moet dan ook absoluut opzij springen! Binnen de mijnen zie je hoe de mijnwerkers onder primitieve, zware en gevaarlijke omstandigheden aan het werk zijn met hun eenvoudige gereedschappen en dynamiet. Volgens de statistieken komen er elke zes maanden 20 werkers om het leven als gevolg van ongevallen of ziektes gerelateerd aan de mijnen, waaronder silicose (longaandoening). Door de stijging van de prijzen van de ertsen op de wereldmarkt willen echter vooral veel Quechua-indianen uit de arme landbouwstreken hier graag werken, want men kan met veel geluk 100-200 Bs per dag verdienen, alhoewel vele peones (hulpjes) 1000-1200 Bs per maand verdienen. Daartegenover maakt men wel dagen van twaalf tot soms achttien uur. Er zijn ongeveer 840 onderaardse gangen uit de koloniale en republikeinse tijd en 400 mijnschachten die continu geëxploiteerd worden door 34 coöperatieven en de staat, die in 2007 samen meer dan 15.000 mijnwerkers omvatten. In dat jaar werd er 3800 ton zink, lood, zilver en tin per dag uit de mijnen gehaald. Door de aanleg van nieuwe schachten en tunnels en de voortdurende boringen zijn sommige experts bang dat de Cerro Rico op een dag zal instorten. De mijnen worden steeds warmer hoe dieper men erin gaat; het verschil in temperatuur tussen diep in de mijn en de buitenlucht kan wel 45° C bedragen! Je kan tot drie km in de mijn gaan en daarbij zeven verdiepingen van 20 tot 30 m afdalen. Wanneer het echter te benauwd wordt kan je direct teruggaan naar de uitgang onder begeleiding van een assistente. Er wordt tijdens de tour uitleg gegeven over cocablaadjes, El Tío (de goddelijke duivel) en over de verschillende ceremonies gericht aan El Tio en Pachamama. Een mooi voorproefje voor een bezoek aan de mijnen in Cerro Rico is de film El Diablo del Minero (de duivel van de mijn), een ontroerende film over het leven van mijnwerkers gezien door de ogen van een jong mijnwerkertje. Vanaf de entree van de mijnen is het ongeveer 3 uur lopen naar de top van de berg op 4825 m hoogte, vanwaar spectaculaire uitzichten zijn op de stad en zijn bergachtige omgeving.

Ceremonies gewijd aan El Tío, de duivelachtige god van de mijnwerkers

El Tío is een Andesgodheid voor de mijnwerkers, die zich zittend bevindt in de meest duistere plaatsen van de mijn. Zijn aanwezigheid zorgt voor respect en handhaaft een evenwicht tussen de mijnwerkers en de godheid. Deze reciprociteit bestaat eruit dat degene die El Tío goed behandelt, beschermt zal worden tegen ongelukken binnen de mijn. Bovendien zal El Tío door zijn magische krachten, de mijnwerker de rijkelijke ertsader aanwijzen die men onder veel opoffering zoekt. Wanneer iemand El Tío slecht behandelt, niet respecteert of geen offers aan hem doet, zal de godheid hem aankijken met zijn vurige ogen en zich boos maken als een uitbarstende vulkaan. Om de verschrikkelijke gevolgen te voorkomen vereren de mijnwerkers de godheid wanneer ze de mijn betreden en verlaten. Daarnaast houden de mijnwerkers elke vrijdag of de eerste vrijdag van de maand een grote ceremonie waarbij El Tío voedsel wordt geschonken, coca, 90° alcohol en suikergoed. Daarna worden er diverse meters slingers om zijn hals gelegd en de mijnwerkers strooien gekleurde papierknipsels over hem uit. Ten slotte worden er zeven cocablaadjes aan zijn voeten gelegd die de zeven zonden symboliseren. Alle mijnwerkers omringen hem en pijchear (kauwen cocablaadjes), roken sigaretten en offeren drank aan Pachamama, zodat deze hun de verborgen mineralen laat zien.

10 prachtige bestemmingen in Cerro Rico, een bezoek aan de mijnen en Bolivia