De jongste geschiedenis
Vreemd genoeg bleef de islampartij een belangrijke rol spelen op het Bulgaarse politieke toneel, ondanks het feit dat de partij nog geen vijfde van het aantal zetels kon bemachtigen van het aantal waarop de SDS of de BSP kon rekenen. De verschillen tussen die beide partijen bleven, zowel bij de verkiezingen van 1994 als bij die in 1997, zo gering dat de partij die de steun kon verwerven van de DPS, aanspraak kon maken op een parlementaire meerderheid. Ondanks het feit dat de communisten en de moslims slecht met elkaar overweg konden, kwam toch de BSP in 1994 weer aan de macht, ditmaal echter gesteund door de SDS. Dat was vooral te danken aan de president die door de communisten naar voren werd geschoven: Zhelyu Zhelev, de man met ervaring, al eerder interim-president.
De regering moest aftreden, onder andere als gevolg van het bankroet gaan van het banksysteem, waarschijnlijk als gevolg van foute investeringen door verkeerd management. Dat leidde tot grote onrust. Alle Bulgaren wilden ineens hun banktegoeden terug hebben en dat lukte natuurlijk niet. Het zou geleid hebben tot het faillissement van Bulgarije. De terugbetaling verliep derhalve aanmerkelijk trager dan de bevolking wenste en ongeregeldheden bleven niet uit. Op miraculeuze wijze wist de interim-regering de gemoederen te kalmeren en mensen stonden uren en dagen in de rij om van hun banktegoeden te redden wat er te redden viel.
Daarbij kwam nog de geweldige inflatie en het onder curatele stellen van de Bulgaarse Nationale Bank door het Internationale Monetaire Fonds. Dat betekende dat in 1997 de internationale wereld geen steun meer verleende aan Bulgarije, tenzij die iets aan de inflatie zou doen. Het resulteerde uiteindelijk in april 1997 tot de koppeling van de lev aan de Duitse mark. Aanvankelijk was 1 Duitse mark gelijk aan 1000 leva. De laatste drie nullen werden geschrapt zodat een lev gelijk werd aan een Duitse mark.
Een ander voorval leidde tot nog grotere onrust. De boeren kregen van de overheid te weinig steun voor de verbouw van granen en besloten tot een soort staak-de-graanproductie. Ze gingen graan telen uitsluitend voor hun eigen behoefte en het duurde dan ook niet lang of de productie van brood kwam nagenoeg stil te liggen. Nu is brood een van de belangrijkste onderdelen in het Bulgaarse eetpatroon, dus het volk, in lange rijen voor de bakkerswinkels, morde heviger. De al eerder gememoreerde inflatie leidde daarnaast nog eens tot een gebrek aan andere noodzakelijke zaken, vooral goederen die ingevoerd moesten worden zoals olie.
De hamsterwoede laaide hoog op en de winkels raakten leeg. In januari 1997 leidde dat tot algemene stakingen, tot nieuwe algemene verkiezingen en tot het aantreden van Ivan Kastov als premier. Voorafgaande aan de verkiezingen leidde de huidige burgemeester van Sofia, Stefan Sofianski gedurende drie maanden een zakenkabinet.
Ook na de verkiezingen in april 1997 bleven de moslims een belangrijke invloed uitoefenen. In de jaren na 1989 had de BPS een niet mis te verstane anti-moslimcampagne gevoerd. Toen in alle verkiezingen die daarna volgden de DPS een sleutelpositie bleek in te nemen, nam de actie tegen hen sterk af, niet in de laatste plaats door de politieke vrijage tussen de democraten en de moslims. Kastov voerde een bewonderenswaardige politiek en wist binnen korte tijd een geweldig resultaat neer te zetten. Hij kreeg het vertrouwen van de westerse leiders.
Al na een jaar werd Bulgarije genoemd als een van de economisch en monetair meest stabiele landen van de Balkan. Het ging de Bulgaren echter niet snel genoeg, ondanks het feit dat het land in 1999 werd uitgenodigd om als waarnemer toe te treden tot de Europese Unie. Er werd een plan opgesteld om stapsgewijs te komen tot de daadwerkelijke toetreding tot de Unie. Algemeen werd dat echter niet op korte termijn mogelijk geacht en het was reëel om te veronderstellen dat dat minimaal tot 2008 of 2010 zal duren als alles volgens planning verloopt. De toetreding tot de NAVO werd echter in 2004 al een feit. Ook dat werd door Kastov in gang gezet en er werd hard gewerkt aan de inkrimping van de Bulgaarse strijdkrachten en verkorting, later afschaffing, van de dienstplicht. Een belangrijke voorwaarde daarnaast was de verbreking van de banden met Servië en het sluiten van de grenzen en het luchtruim voor Servische militaire bewegingen.
In de jaren 1997 en 1998 was het in het land tamelijk onrustig. Veel bedrijven werden geprivatiseerd en dat leidde niet direct tot een economisch stabiele situatie. Als gevolg van de privatisering werd de noodzaak om winst te maken ineens levensgroot en het leidde tot nieuwe ontslagen. Bovendien bleken veel bedrijven met verouderde installaties te werken hetgeen weer sluiting van een groot aantal bedrijven tot gevolg had. De werkloosheid steeg tot ongekende hoogte. Kastov had het idee dat zijn kabinet op een breed front niet bekwaam genoeg was om een dergelijke grote operatie te voltooien en ontsloeg in december 1999 16 van zijn ministers. Nooit kwam naar buiten of de ontslagen te maken hadden met gewone incompetentie, corruptie of machtsmisbruik. De premier had de zaken goed voorbereid, getuige het feit dat op stel en sprong 11 van de 16 ministers vervangen konden worden.
Het was echter duidelijk dat het volk, dat de meeste klappen moest opvangen en rond moest komen van soms minder dan 100 leva per maand, weinig vertrouwen had in de maatregelen. Kastov gaf toe dat het offer dat hij van het volk gevraagd had onevenredig groot was in relatie tot de resultaten.
In 2001 kwam er een nieuwe partij voor het voetlicht: de Nationale Beweging Simeon II. Het was in feite geen partij, maar een groepering die zich had voorgenomen om orde op zaken te stellen in Bulgarije. De in Spanje wonende voormalige koning Simeon II bleek nog steeds een geweldige aanhang in het land te hebben en hij werd dan ook als een ‘vorst’ binnengehaald. Hij besloot om met zijn beweging aan de verkiezingen deel te nemen in juni 2001 en het succes was voor de 64-jarige vroegere koning ongekend, hij verzamelde meer dan 50% van de uitgebrachte stemmen. Natuurlijk werd hij geholpen door de omstandigheden, het volk was de hervormingen, de corruptie, de privatisering en de al dan niet vermeende onbekwaamheid van de regering spuugzat.
Nu moet gezegd dat Simeon, wiens beweging pas in 2002 tot officiële politieke partij werd toegelaten, best verlichtende ideeën had. Hij haalde bekwame mensen die, net als hij, langdurig in het buitenland vertoefd hadden en daar gestudeerd en hoge posten bekleed hadden op tal van terreinen, terug naar Bulgarije om het land, samen met hem, uit het slop te halen. Veel van hen waren echter onbekenden voor de bevolking en de activiteiten van de regering werden dan ook met argusogen door de bevolking gevolgd. Als tweede partij van Bulgarije kwam de UDK uit de (stem)bus, met een straatlengte achterstand: ze verwierven slechts 18% van de stemmen.
De beweging van Simeon II vormde samen met de UDK (de Unie van Democratische Krachten), de BSP (de Bulgaarse Socialistische Partij) en de Beweging voor Vrijheid en Rechten (vertegenwoordigers van de Turken in Bulgarije) een nieuw kabinet, waarbij tal van ministersposten werden ingenomen door jonge, in het buitenland hoogopgeleide, intellectuelen. De onbekendheid in eigen land leidde er als snel toe dat twee ministers in het kabinet van Simeon II een soort oppositie gingen voeren binnen het kabinet.
In november 2001 vonden opnieuw verkiezingen plaats, ditmaal voor een nieuwe president. De belangrijkste kandidaten waren de zittende president Petur Stoijanov en Georgi Parvanov, de leider van de BSP, in omvang de derde partij van Bulgarije. In de tweede ronde kreeg Parvanov de vereiste meerderheid en werd tot president gekozen.
De nieuwe regering heeft nog weinig tot stand kunnen brengen. Dat is, gezien de startpositie op korte termijn ook nauwelijks te verwachten. Maar Simeon II had zijn beloften afgegeven aan een volk dat op korte termijn resultaten wilde zien, ondanks het feit dat hij in de verkiezingscampagne duidelijk om een periode van 800 dagen had gevraagd om orde op zaken te stellen. Toen kortetermijnresultaten, zoals te verwachten viel, evenwel uitbleven keerden de kiezers zich massaal van hem af.
Uit een gehouden enquête in 2002, minder dan een jaar na de parlementsverkiezingen, bleek dat de beweging van Simeon II een geweldige teruggang had ondergaan. Als de verkiezingen op dat moment gehouden zouden zijn was de beweging niet verder gekomen dan een derde plaats. De BSP zou de grootste partij geworden zijn, direct gevolgd door de UDK. Zo kreeg de president toch nog de grootste aanhang, een op het moment van de verkiezingen ongehoorde gedachte.
Op 2 oktober 2003 was het zover: de 800 dagen waren verstreken en zoals te verwachten viel, had de ex-koning zijn beloften niet kunnen waarmaken. Voor weinig Bulgaren was er ook maar iets verbeterd en op het platteland ging het velen zelfs slechter. Ook de ouderen klaagden steen en been. Velen bleven slechts in leven dankzij de hulp van hun kinderen. Het door de overheid vastgestelde pensioen bedroegt nauwelijks 90 euro per maand. In Sofia hingen overal aanplakbiljetten met de tektst 800 dagen, 800 leugens.
Het aantal aanhangers van Simeon II ofwel premier Sakskoburggotski daalde dramatisch. Tóch viel de terugval van zijn partij wel mee. Tijdens de parlementsverkiezingen van 2005 werd de Beweging Simeon II weliswaar overtuigend verslagen door de Socialistische Partij, maar bleef nog steeds 2e in volgorde van grootte. Samen met de Beweging voor Rechten en Vrijheden werd door deze drie een coalitie gevormd onder de (socialistische) premier Sergej Stanishev. Op 25 april 2005 werd de intentieverklaring tot toetreding van Bulgarije tot de EU, wat in 2007 zijn belsag zou krijgen, ondertekend. Dat zorgde er mede voor dat de Socialistische Partij op een ruime meerdreheid kon rekenen.
In 2006 werden presidentsverkiezingen gehouden en het verbaasde niemand dat Georgi Parnanov, historicus en zittend president sinds 2002, opnieuw gekozen werd. Hij had zich een fervent voorstander getoond om Bulgarije daadwerkelijk deel uit te laten maken van het westerse Europa. De toetreding tot de NATO en de intentieverklaring tot de toetreding tot Europa maakten hem tot een populaire 'socialistische' president. Hij zou het presidentschap blijven vervullen tot 2012 en worden opgevolgd door de intellectueel Rosen Plevneliev, die al ministter was in het kabinet van Parnanov.
Op 27 juli 2009 trad Boiko (Boyko) Borisov aan als premier. Hij was geen onbekende op het politieke toneel, hij was een aantal jaren eerste secretaris op het departement van Binnelandse Zaken en gedurende een aantal jaren burgemeester van Sofia. In 2011 verschenen er publikaties over hem waaruit zou moeten blijken dat zijn handel en wandel niet van onbesproken gedrag was en er werden zelfs beschuldigingen van corruptie tegen hem geuit. De vroegere econoom regeert met harde hand en hem wordt ook machtsmisbruik verweten. Na een week van herrie in de senaat over de steeds stijgende elektriciteitsprijzen kondigde hij op 20 februari onverwacht zijn aftreden aan, maar het werd niet duidelijk op welke termijn hij terug zou treden.
2013 Bojko Borisov wordt tot aftreden gedwongen
Geschiedenis
Gevestigd op een rustige heuvel en omgeven door een groen park, ligt het exclusieve Melia Grand Hermitage. Dit 5-sterren resort in Goudstrand...
Wil je all inclusive genieten aan de Zwarte Zeekust in Bulgarije? Ga dan op vakantie naar het 4-sterrenhotel SENTIDO Marea in Goudstrand...
Aphrodite is een fijn hotel in Goudstrand Golden Sands. Met het zandstrand en de boulevard op slechts 350 meter afstand kun je...