Nepal

Swipe

Het boeddhisme

De historische boeddha Siddharta Gautama

Omstreeks het jaar 560 voor Chr., in de zesde maand tijdens de volle maan, werd in het dorp Lumbini, in het zuiden van Nepal, prins Siddharta Gautama geboren. Hij was de zoon van koning Suddhodana en koningin Maya. In Lumbini werd hij als een echte prins opgevoed, wat inhield dat hij binnen de paleismuren in overdadige weelde leefde. Tijdens drie tochten door het koninkrijk van zijn vader ontmoette hij achtereenvolgens een heel oude man, een ernstig zieke en een lijk. De prins was hierdoor diep geschokt. Op zijn vierde en laatste tocht door het koninkrijk van zijn vader ontmoette hij een vreedzame monnik, een man die streefde naar onthechting van het aardse leven. Langzaam maar zeker begon het tot Gautama door te dringen dat lang niet alle mensen even gelukkig waren en dat het leven buiten de paleismuren wel even anders was dan er binnen. Hij ontdekte dat het leven een lijdensperiode was. Nadat zijn vrouw Yosadara een zoon had gebaard, vertrok hij van huis en haard om verder als arme zwerver door het leven te gaan. Gautama ontmoette verscheidene geestelijke leraren en verwierf zich een schat aan ervaring in de yoga. Maar het bevredigde hem niet, hij wilde verder gaan dan een gewone yogi. Na een lange en verheven meditatie over het lijden van de mens ontdekte Gautama dat de oorzaak van het lijden van de mens de begeerte is. Gezeten onder een vijgenboom (de bodhiboom, boom van de verlichting) leerde hij hoe hij, maar ook anderen, zich van de begeerte konden verlossen. Op dat moment, op vijfendertigjarige leeftijd, was hij een Boeddha geworden, iemand die tot inzicht is gekomen, een verlichte is ge-worden. Men noemde hem Sakyamuni ofwel de wijze uit het geslacht Sakya.

Een juiste levenshouding

De kern van zijn verlossingsleer hield in, dat het lijden van de mens zou ophouden als men maar een juiste levenshouding had en verder volkomen zuiver leefde. Toen hij vijfenveertig jaar oud was onthulde Boeddha de grondgedachten van zijn leer tijdens een prediking in Sarnath, een dorp dat even ten noorden van Benares in India ligt. Hij hield hier geen ingewikkelde filosofische beschouwingen; hij leerde de mensen een praktische weg die leidt naar het inzicht. Hij ging ervan uit dat iedereen het in zich had om een boeddha te worden, ieder mens is een potentiële boeddha. De aanduiding boeddha is dus geen eigennaam, maar een titel die in beginsel voor iedereen bereikbaar is. Toen hij ongeveer tachtig jaar oud was, stierf Boeddha onder een boom in Kusinara. Volgens de boeddhistische leer werd Boeddha na zijn leven op aarde opgenomen in het nirwana, het absolute zijn, de uitdoving ofwel de eeuwige vrede.

De vier edele waarheden

De basis van het boeddhisme zijn de vier edele waarheden, aldus Boeddha tijdens zijn eerste preek in Sarnath. Deze vier waarheden zijn de waarheid van het lijden, die van de oorsprong van het lijden, die van de vernietiging van het lijden en die van de weg die naar de vernietiging van het lijden leidt.

De eerste edele waarheid maakt ons duidelijk wat het lijden in dit korte aardse bestaan inhoudt, namelijk dat geboorte, ziekte en dood lijden betekenen. Niet samen zijn met wat ons lief is, is lijden, samen zijn met wat ons niet lief is alsmede onvervulde wensen betekenen eveneens lijden.

De tweede edele waarheid heeft betrekking op de oorsprong van het lijden, de zinnelijke begeerte. Deze begeerte is gekoppeld aan de hartstocht. Deze zinnelijke, egoïstische begeerten leiden onherroepelijk naar de wedergeboorte op aarde (reïncarnatie).

De derde edele waarheid heeft betrekking op de vernietiging van het lijden. Men kan het lijden vernietigen door de begeerten te overwinnen, waardoor men volkomen bevrijd raakt van de hartstocht.

De vierde edele waarheid heeft betrekking op de weg die naar de vernietiging van het lijden leidt. Deze weg is het edele achtvoudige pad: de juiste mening, de juiste gedachte, het juiste woord, de juiste daad, het juiste gedrag, het juiste streven, de juiste bezinning en de juiste meditatie. Dit edele achtvoudige pad dat naar de vernietiging van het lijden leidt wordt door Boeddha de norm van het middelste pad of de middenweg genoemd. Dit pad is een middenweg tussen enerzijds de weg van de bevrediging van zinnelijke lusten en anderzijds de weg van de zelfkwelling die het leven niet verruimt maar alleen moeilijker maakt. Hierbij dient in gedachten te worden gehouden dat Boeddha’s leer ten dele een reactie was op de leer van de brahmanen (hindoeïsme), waarvan strenge ascese en het kastensysteem een onderdeel vormden.

De mens Boeddha

Boeddha probeerde zoveel mogelijk de volkstaal te gebruiken, zodat de gewone mensen hem konden begrijpen. Dit in tegenstelling tot de brahmanen, die meestal in woorden spraken welke alleen door ingewijden konden worden begrepen. Boeddha was een man met een uitstraling van mildheid en vriendelijkheid en voorzover wij weten is er nimmer een onvriendelijk woord over zijn lippen gekomen. Ook was Boeddha een liefhebber van stilte en het zwijgen beminde hij. Hij was vervuld van een groot medelijden met de mensen om hem heen en tevens een voorbeeld van zelfbeheersing. Het allerbelangrijkste was echter zijn indrukwekkende persoonlijkheid. Mede daardoor kon het boeddhisme uitgroeien tot wat het nu is: een wereldgodsdienst.

Het boeddhisme in onze wereld

In deze wereld heeft het boeddhisme de verdraagzaamheid en de geweldloosheid tussen mensen bevorderd en werkt het mee aan een grotere liefde voor de natuur en in het bijzonder de dieren. Voorts gaat deze godsdienst onvoorwaardelijk uit van de principiële gelijkwaardigheid van alle mensen.

In enkele boeddhistische tempels is het dragen van leer verboden. In sommige delen van Nepal, zoals bijvoorbeeld in Khumbu Himal, het woongebied van de sherpa’s, beschouwt men het als een belediging van de goden als u een dier doodt. Op de markten in Khumbu Himal verkoopt men wel vlees; deze dieren zijn echter buiten het leefgebied van de sherpa’s geslacht.

10 prachtige bestemmingen in Nepal