Trenčín
Op de plaats waar nu Trencín ligt, stichtten de Romeinen in 179 een nederzetting. Het dorp lag langs de oude weg van de Middellandse Zee naar de Oostzee. Een inscriptie uit die tijd vertelt het verhaal van de Romeinse overwinning op de 'barbaarse stammen'. De inscriptie is te vinden op de rots waar in de elfde eeuw door de Slaven een uitzichttoren werd neergezet. De inscriptie is het beste te zien vanuit hotel Tatra, een gebouw uit 1901 in de secessiestijl.
Rond 1300 namen de Hongaren het gebied over en bouwden op de resten van de toren een fort. Vanaf 1387 liet de toenmalige eigenaar, koning Siegfried, de burcht zodanig vergroten en versterken dat de aanval van de hussieten goed doorstaan werd. Tevens schonk hij aandacht aan het wooncomfort. In de veertiende eeuw was de burcht in het bezit van Zápol'sky van Trencín, die vanwege zijn invloed ook wel de koning van Slowakije genoemd werd. Hij moderniseerde het gebouw en breidde het uit.
Aan het begin van de zestiende eeuw werd het kasteel veroverd door de troepen van de Oostenrijkse keizer. Zo'n 100 jaar later deed keizer Rudolf II de burcht van Trencín en het nabijgelegen kuuroord Trencianske Teplice cadeau aan graaf Illésházy. In 1835 verkocht de laatste telg uit dit geslacht het landgoed aan de Griekse zakenman Georg Sina. Deze bekommerde zich vooral om het kuuroord omdat de burcht in 1790 door een brand grotendeels in de as gelegd was. Vanaf die tijd was het kasteel onbewoond en verviel het bouwwerk tot een ruïne. De kleindochter van Sina schonk de resten van de burcht aan de stad, aangezien de restauratie van de ruïne handenvol geld zou kosten.
De burcht beheerst nog steeds het stadsbeeld. Het bouwwerk steekt boven alles uit en is al vanaf grote afstand te zien. Het is een van de grootste burchtcomplexen van Slowakije. Een deel van de burcht is gerenoveerd en herbergt een museum met onder meer een lapidarium, historische wapens en schilderijen.
Verder behoort de oorspronkelijk gotische Maria Geboortekerk uit 1324 tot de bezienswaardigheden. De kerk staat tegen de helling van de Mariaheuvel en maakt deel uit van het burchtcomplex. Het godshuis is achtereenvolgens in de renaissance- en barokke stijl verbouwd. Aan de kerk is een grafkapel gebouwd voor de familie Illésházy. Het altaar is gemaakt van albast. Tegenover de kerk staat het gotische knekelhuis uit de vijftiende eeuw. In de tijd van de Turkse invasie werd het gebruikt als wapenopslag. De overdekte trap uit 1568 is de gemakkelijkste toegang tot het burchtterrein.
Aan het langgerekte plein Mierové Námestie zijn mooie vijftiende-eeuwse huizen te vinden. Op het plein trekt de Drievuldigheidszuil uit 1712 de aandacht. Hij is er neergezet om de slachtoffers van pestepidemieën, branden en overstromingen te herdenken. Aan het plein staat de vroeg-barokke Sint-Franciscuskerk en het bijbehorende klooster, beide uit 1657. In deze kerk zijn in 1712 door de Weense schilder Christoph Tausch prachtige fresco's aangebracht. De jezuïeten, die de kerk en het klooster hadden laten bouwen, verkochten het complex aan het einde van de 18e eeuw aan de piaristen. Zij besteedden veel aandacht aan de opleiding van jongeren. Daarom breidden zij het klooster uit en begonnen er een middelbare school. Die functie heeft het gebouw nog steeds. Tegenwoordig is er ook een galerie gevestigd, de Galéria M. A. Bazovského. De galerie is genoemd naar de Slowaakse schilder M.A. Bazovsky (1899-1968). Hij was bekend om zijn expressieve schilderstijl. Iets verder in het straatje staat de synagoge uit 1911. De byzantijnse en oriëntaalse invloeden zijn duidelijk zichtbaar.
De 20e-eeuwse Onze Lieve Vrouwekerk is in art- nouveaustijl gebouwd. Aan de oostkant van het plein staat het Trencín stadsmuseum met een volkenkundige verzameling, archeologische voorwerpen, kunst en informatie over de geschiedenis van de stad.