In het centrum van deze in verhouding vrij jonge stad (1501) ligt een bijzonder fraai plein, dat omringd wordt door zestiende-eeuwse huizen met booggalerijen en mooie renaissancegevels. Vanaf het centrum leidt een overdekte houten brug uit 1910 naar het slot. Het midden van de brug bestaat uit een 14 meter hoge toren. De brug is rijk versierd met folkloristische motieven. Het overwegend in de renaissancestijl gebouwde kasteel ontstond aan het begin van de 17e eeuw. Na de Dertigjarige Oorlog kwam het in het bezit van Walter van Sestie, een van de moordenaars van Waldstein (zie bij Cheb). Tussen 1655 en 1661 werden enige barokke accenten aan het gebouw toegevoegd. In de negentiende eeuw werd het kasteel verlaten en raakte het enigszins in verval. In 1908 werd het slot opgekocht door een textielbaron. Hij liet het gebouw door de Slowaakse architect Dušan Jurkovic in de jugendstil restaureren. Deze verbouwing heeft vooral op het interieur een stempel gedrukt. Ook het park werd flink onder handen genomen. Op de terrasmuur hebben zo’n twee dozijn grappige dwergen een plaats gevonden. Zij werden door het atelier van Matthias Braun naar een ontwerp van de Fransman Jacques Callot gemaakt. Ook dit kasteel werd door de staat geconfisqueerd. In tegenstelling tot de meeste kasteel- en paleisbewoners mocht de textielbaron hier blijven wonen, omdat hij het kasteel van het verval had gered met geld dat hij niet alleen geërfd, maar grotendeels zelf verdiend had.