Al in de Romeinse tijd werd hier wijn geproduceerd. De Romeinen brachten de wijnranken mee uit hun vaderland. In de 13e eeuw kwam de wijnbouw tot bloei. In die tijd trokken Duitse kolonisten naar het gebied. Zij brachten een ruime ervaring met het maken van wijn met zich mee.

Sväty Jur is genoemd naar Sint-Joris. De oudste kerk uit de plaats draagt zijn naam en is vroeggotisch (13e eeuw). Het rijk gebeeld-houwde hoofdaltaar is van kalksteen gemaakt. Het kunststuk is voorzien van wijnranken en laat Sint-Joris zien terwijl hij de draak verslaat. Vlak bij de kerk staat een houten klokkentoren.

De wijnbouw heeft veel invloed gehad op de architectuur in Sväty Jur. Veel huizen in het dorp zijn gebouwd rondom een binnenplaats, die bereikbaar is door een grote toegangspoort. Soms bestond zo'n gebouw uit verschillende woningen, die allemaal uitkwamen op die binnenplaats. De wijnboer reed met zijn kar naar binnen tot aan de grote kelders, waarin de wijn werd opgeslagen.

Het laatgotische Pállfy kasteel heeft renaissancistische en barokke kenmerken. Ook dit gebouw heeft een grote binnenplaats en een diepe kelder met een renaissancegewelf. Aan de hoofdstaat staan de evangelische kerk en het klooster. De gele kerk heeft een barok interieur. Het stadhuis heeft een fraaie, renaissancistische voorgevel. Een deel van de vertrekken heeft nog een renaissancistisch gewelf. De stadsmuren stammen uit de 17e eeuw, de tijd dat de Turken steeds verder naar het westen oprukten. De muur had vier stevige poorten. Er waren ook een aantal kleine poorten in de muur gemaakt, zodat de boeren gemakkelijk bij hun wijngaard konden komen. Een deel van de stadsmuren is bewaard gebleven.