Over het algemeen lenen de bergachtige streken zich het best voor het maken van voettochten. Over de meestal ongeplaveide wegen in deze gebieden gaat slechts weinig verkeer en gewoonlijk is er een uitgebreid netwerk van voetpaden tussen de verschillende bergdorpjes. Dankzij de hogere ligging is de temperatuur gunstiger dan in het laagland en als men de wandelactiviteiten concentreert tijdens de vroege ochtenduren en de namiddag zal de warmte geen al te grote problemen opleveren. Meerdaagse tochten in dunbevolkte gebieden dienen bij voorkeur plaats te vinden onder begeleiding van een plaatselijke gids. Behalve dat hij de weg kan wijzen kan hij ook fungeren als tolk en is hij gewoonlijk op de hoogte wat betreft eventuele overnachtingsmogelijkheden bij de lokale bevolking.