Japan

Swipe

Economie

Voor het bouwen aan een nieuw Japan.

Laat onze kracht en geest te zamen gaan

om ons best te doen de produktie te bevorderen.

Onze goederen te zenden aan de volkeren der wereld

voor altijd en zonder onderbreking.

Zoals het water spuit uit een fontein.

Groei industrie, groei, groei, groei.

Harmonie en zuiverheid.

Matsushita Elektrisch

Met dit bedrijfslied beginnen de werknemers van een fabrikant van elektronische apparaten iedere morgen hun werk. Het is in Japan niet ongewoon om 15 minuten eerder op het werk te verschijnen zodat men onder begeleiding van een opgewekt muziekje mee kan doen aan de ochtendgymnastiek, gevolgd door het zingen van het bedrijfslied. Dit is in de ogen van veel Japanners het ideale begin van een nieuwe werkdag.

De Japanse werkweek

De Japanner kent de 8-urige werkdag, vooral in de grote bedrijven. In de praktijk werken de meeste werknemers circa 9 uur of meer per dag. Zij doen dit omdat alle andere leden van de groep dit ook doen. Degenen die hier niet aan willen meewerken, verliezen snel hun promotiekansen. In dit kader is het van belang te beseffen dat bedrijven maximaal maar 7 overuren per maand uitbetalen. De feitelijke arbeidstijd is tevens langer omdat in een doorsnee Japans bedrijf de kwaliteit van de produktie doorslaggevend is. Als de af te leveren produkten voldoen aan de gestelde kwaliteitsnorm en de orders de deur uit zijn, dan pas is het werk klaar. Dit geldt vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Bij de kleine ondernemingen moeten de werknemers vaak 6 dagen per week werken, ondanks het gegeven dat de officiële werkweek in Japan 46 uur telt. Bij de middelgrote bedrijven werkt men de ene week 5 dagen en de andere week 6. De grote bedrijven, ten slotte, kennen een 5-daagse werkweek, in uitzonderingssituaties moet men weleens op de zaterdag werken. Meer dan 95% van alle ondernemingen in de Japanse industrie heeft minder dan dertig werknemers, totaal ruim de helft van de werkgelegenheid. Tweederde van de bedrijven heeft zelfs minder dan vijf werknemers in dienst. Een kwart van alle werknemers zit bij de 1% van alle ondernemingen die honderd of meer mensen in dienst hebben.

Shuusiy Koyousei

Deze grote bedrijven betalen in de regel beter dan de kleinere en bovendien bieden zij in de ogen van de Japanner een levenslange garantie voor werk. Geen wonder dat veel Japanners het liefst in dienst zijn van een groot bedrijf. Volgens het inmiddels befaamde Shuusiy Koyousei (letterlijk: eind lichaam werknemer systeem) geven veel bedrijven er de voorkeur aan hun werknemers tot aan het pensioen in dienst te houden. Ook minder-produktieven blijven in dienst, want éénmaal in dienst, blijft in dienst! Dit betekent wel dat er een groot overschot aan werknemers is in veel bedrijven (verborgen werkloosheid). Deze 'overbodige' werknemers rekent men in Japan tot de 'raamrandgroep' (madogiwazoku); deze werknemers zijn in het gedrang bij het raam terechtgekomen. In Japan werken de mensen meestal in grote open kantoorruimtes waar de bureaus naast elkaar zijn gezet. De meeste activiteiten spelen zich midden in de zaal af. De vooraanstaanden zitten in het midden, als een spin in het web. De minder-actieven worden steeds verder opzij in de richting van de ramen geschoven en komen uiteindelijk bij het raam te zitten. Ook nieuwe en jonge werknemers beginnen hun loopbaan vaak bij de ramen of muren van deze kantoorruimtes. Het bedrijf levert in veel gevallen voedsel en woonruimte en regelt soms zelfs de vakantiedagen van de doorsnee werknemer.

Het Japanse arbeidsethos

Tevens wordt er op de werkvloer veel overlegd. Een beslissing wordt nooit door één persoon genomen, onderling overleg is absoluut noodzakelijk. Als je als westers zakenman een snel akkoord wilt sluiten met een Japanse topman, dan lukt dat zelden. Hij zal altijd eerst zijn werknemers de opdracht geven de zaak uit te werken. Pas als zij akkoord gaan, geeft de topman zijn zegen. In westerse ogen misschien tijdrovend, maar wel efficiënt. De betrokkenheid tussen werknemers en werkgevers onderling is groot, terwijl de produktie, absoluut en per werknemer, hoog is; een situatie waar de meeste Japanners dik tevreden mee zijn. Aan dit arbeidsethos van de Japanse arbeider met zijn sterke bedrijfsloyaliteit is een belangrijk deel van het Japanse economische succes te danken.

Het economische succes van Japan

Afgezien van deze gunstige arbeidsverhoudingen in het bedrijfsleven zijn er ook nog andere factoren die het economische succes van Japan positief hebben beïnvloed. Een voorbeeld is het politieke beleid van de Japanse regering. Zij stichtte bedrijven die op kapitalistische wijze geleid werden, speelde een grote rol bij de financiering en het bevoordeelde het eigen bedrijfsleven bij orders. Reeds eeuwenlang bezat Japan een feodaal, maar stabiel en goed functionerend, bestuurssysteem. Bovendien voldeed de Japanse samenleving aan een aantal randvoorwaarden die economische groei mogelijk maakten, zoals een goede medische zorg, een hoge graad van alfabetisme en urbanisatie. Reeds in het begin van de negentiende eeuw woonden er in de toenmalige hoofdstad Edo, het huidige Tokyo, circa anderhalf miljoen mensen. Goed opgeleide samoerai waren na 1867 werkloos geworden, want er werden geen interne oorlogen meer gevoerd. Samen met de families van de daimyo's (zie 'Geschiedenis') en andere leden van de leidende klasse maakten zij ongeveer 6% van de toenmalige totale bevolking uit. Zij waren vrij om een beroep te kiezen en vormden het economische en politieke kader. De aanwezigheid van dit kader, in combinatie met de sturende rol van de overheid, resulteerde in een overal aanwezig en op prestatie gericht onderwijssysteem, dat een hoge scholingsgraad van de Japanse werknemer opleverde. Men wendde een dreigende overheersing en afhankelijkheid van de westerse mogendheden af door niet op grote schaal westerse technologie te importeren, maar door het te imiteren. Men kocht gewoon een machine en maakte deze feilloos en in grote hoeveelheden na. Gezien het grote belang dat Japanners in kwaliteit stelden (en stellen), werden de uiteindelijke produkten soms van een hogere kwaliteit dan de gelijksoortige westerse produkten. Mede dankzij hun hoge scholingsgraad gingen de Japanners creatief om met de verworven kennis en ontwikkelden zij nieuwe produkten, die alle werden gemaakt door een gehoorzame en hardwerkende bevolking. Er was een overschot aan arbeidskrachten in de landbouw die men niet in grote fabrieken zette, maar die zich bezig ging houden met allerlei kleinschalige activiteiten. Alle kleine bedrijven leveren via een of meer tussenfirma's aan de grote ondernemingen. Op deze wijze bleef de ontwikkeling relatief goedkoop en ontstond er een ingewikkeld systeem van groepen bedrijven die aan elkaar leveren en deels van elkaar afhankelijk zijn. De relaties tussen deze zogenaamde toeleveringsbedrijfjes, de tussenfirma's en de grote bedrijven, zijn gebaseerd op een langdurige samenwerking en een stevig vertrouwen in elkaar.

De keiretsu

Er zijn in Japan allerlei soorten bedrijfsgroepen (keiretsu). Beroemd zijn de kinyu-keiretsu. Een aantal van hen stamt direct af van de beruchte vooroorlogse zaibatsu (zie 'Geschiedenis'), zoals Mitsubishi, Mitsui en Sumimoto. Andere bekende namen zijn de Fuji (Fuyo)-groep, de Daiichi Kangyo-groep en de Sanwa-groep. Deze bedrijfsgroepen investeren in alle sectoren van de economie, zowel in fabrieken als in dienstverlenende bedrijven en zijn zeer actief op de nationale en internationale kapitaalmarkt. Eén kinyu-keiretsu telt vaak tachtig tot 140 zeer verschillende ondernemingen. De grootste, Mitsubishi, heeft circa 360.000 mensen in vaste dienst. Dan zijn er de kigyo-keiretsu. Deze bedrijfsgroepen vindt u voornamelijk in de industrie, zoals bij automobielfabrieken, scheepswerven en fabrikanten van elektronische apparaten. Het moederbedrijf koopt allerlei onderdelen en diensten van vaste toeleveringsbedrijven, die op hun beurt weer onderdelen en diensten kopen van nog kleinere toeleveringsbedrijven. Voorts heeft het moederbedrijf in de regel ook financiële belangen in zijn toeleveringsbedrijven. Vooraanstaande kigyo-keiretsu zijn Nippon Staal, Hitachi, Nissan, Matsushita, Toshiba, Seibu en Toyota. Toyota heeft bijvoorbeeld 200 directe toeleveringsbedrijven die op hun beurt weer bevoorraad worden door circa 1.000 nog kleinere bedrijven. Dan zijn er de kartels. Zij bestaan uit bedrijven die onderling geen enkele relatie hebben, maar die samen legale en soms illegale afspraken hebben gemaakt om de markt te beïnvloeden. Ten slotte zijn er de ryutsu-keiretsuka, bedrijfsgroepen die bestaan uit fabrieken, groothandels en kleinhandels. Zij worden ook wel de distributie-keiretsu genoemd. Vaak hebben de producerende bedrijven financiële belangen in de groot- en kleinhandels, zodat zij invloed hebben op de wijze waarop hun produkten verkocht worden. Soms zijn de relaties minder sterk en schenkt het moederbedrijf reclame- en kredietfaciliteiten in ruil voor bijvoorbeeld het verkopen door de kleinhandel van produkten van het moederbedrijf voor vastgestelde prijzen en het niet verkopen van concurrerende artikelen. Het is geen wonder dat het voor buitenlandse bedrijven erg moeilijk is om een plaatsje te verwerven op de Japanse markt. De keiretsu laten niet snel buitenlandse produkten en bedrijven toe binnen hun systeem en kopen alleen bij hun eigen relaties, ook al kunnen zij bijvoorbeeld onderdelen krijgen van buitenlandse bedrijven voor lagere prijzen. Bovendien hebben zij vaak zoveel invloed bij de kleinhandel dat die het wel uit zijn hoofd laat om geïmporteerde artikelen te verkopen die kunnen concurreren met artikelen van een keiretsu. Een andere handicap voor buitenlandse bedrijven is de wijze waarop Japan zijn binnenlandse markt heeft geconstrueerd. Japan distribueert zijn artikelen op een uiterst ingewikkelde en arbeidsintensieve manier. Bij het vervoeren van het produkt van producent naar consument zijn meer mensen betrokken dan in welk land ook. Men heeft berekend dat het er ongeveer viermaal zoveel zijn als bijvoorbeeld in Europa. Als een buitenlands bedrijf in Japan iets wil verkopen, dan moet dat via het Japanse distributienetwerk. Dit kost veel tijd en geld en eist een grote kennis van de cultuur. Het feit dat buitenlandse produkten maar moeizaam hun weg vinden op de Japanse markt is veel buitenlanders een doorn in het oog. Zij eisen dat de Japanners meer goederen uit andere landen gaan kopen. Onder dreiging van een handelsoorlog van de Verenigde Staten tegen Japanse auto's en computers is Japan dan ook de laatste jaren bezig om het omvangrijke overschot op de handels- en betalingsbalans af te bouwen. Tevens is in Japan zelf het besef doorgedrongen dat de export niet eeuwig als motor kan blijven functioneren van de economische groei. Vandaar dat het zakenleven, de financiële wereld en de overheid de handen op traditionele wijze hecht in elkaar hebben geslagen om de binnenlandse bestedingen te stimuleren.

Japan als economische supermacht

Japan is een echte economische supermacht geworden. Na de Tweede Wereldoorlog was het land nog platzak. De steden waren verwoest en de handelsvloot was tot zinken gebracht. Het herstel kwam echter spoe¬dig. De Koreaanse oorlog (1950-1953) betrok de Verenigde Staten bij de gebeurtenissen in het Verre Oosten. Japan moest weer snel herstel¬len en kreeg van de Verenigde Staten grote financiële steun. Daarna ontwikkelde de Japanse economie zich snel en groeide het land van de rijzende zon sneller dan een der andere geïndustrialiseerde landen. De Japanse economie is sterk vervlochten met de overige economieën in Zuidoost-Azië; de Japanners zijn hier heer en meester op de afzetmarkten. Bovendien belopen de Japanse investeringen in deze regio tientallen miljarden dollars. Veel Japanse bedrijven openen vestigingen in dit gebied; zij komen af op de lagere grondprijzen en lonen. Tevens willen steeds meer internationaal gerichte ondernemers hun bedrijven vestigen in de buurt van plekken waar grondstoffen worden gewonnen. Het Japanse grondgebied is zeer arm aan grondstoffen en Japan moet daarom bijna alle grondstoffen importeren uit andere landen. Ook wordt er steeds meer produktie verplaatst naar afzetlanden. Voorts besteedt de Japanse industrie steeds meer werk uit en betrekt het halffabrikaten uit landen als Zuid-Korea, Taiwan en Singapore. De meeste industriële bedrijvigheid in Japan is geconcentreerd op een smalle kustvlakte van ongeveer 1.000 kilometer lengte, van de Kanto-vlakte rond Tokyo via de beide kusten van de Binnenzee naar Noord- Kyushu. 85% van de industriële produktie komt hier vandaan. Men importeert grondstoffen om er apparaten van te maken die vervolgens weer geëxporteerd worden. De belangrijkste produkten zijn: auto's, camera's, televisies, radio's, video's, cd's', horloges, wasmachines, koelkasten en personal computers. De meeste produkten (in aantallen) worden afgeleverd door de automobielindustrie. De totale ijzer- en staalindustrie is de op een na grootste van de wereld. Het bedrijf Nippon Staal (N.S.C.) is het grootste staalconcern dat er bestaat. Ook de petrochemische industrie is een van de belangrijkste van de wereld. Voor de oliecrisis kwam de helft van al de nieuw gebouwde schepen van Japanse scheepswerven, daarna is dit aandeel geslonken tot een kwart en heeft men veel werknemers via omscholingsprojecten tewerkgesteld in andere poten van de betreffende keiretsu. Bij de onderneming Kawasaki werden bijvoorbeeld veel werknemers van de scheeps¬werven omgeschoold tot arbeiders die motoren fabriceren. Als u een Japans bedrijf wilt bezoeken, dan kunt u contact opnemen met de toeristeninformatiebureaus in Tokyo of Kyoto (zie 'Toeristeninformatie'). Zij beschikken over lijsten met daarop bedrijven die buitenlandse bezoekers toelaten. Vaak verzorgen deze bedrijven ook rondleidingen. Uiteraard zullen zij u niet hun bedrijfsgeheimen verklappen, maar toch krijgt u tijdens zo'n bezoek een redelijk beeld van het functioneren van het betreffende bedrijf.

Landbouw in Japan

De traditioneel belangrijkste poot van de Japanse economie is de landbouw. De boeren maken tegenwoordig 5% van de bevolking uit; nog maar 200.000 van hen werken full-time, de anderen hebben part-time banen in de stad en verdienen daarmee meer dan de helft van hun inkomen buiten het boerenbedrijf. Het gemiddelde boerenbedrijf is met een grondgebied van 1,1 hectare veel te klein om een redelijke arbeidsproduktiviteit op te leveren. Dit komt deels door een gebrek aan beschikbare grond, maar ook voor een belangrijk deel door het regeringsbeleid. De Japanse rijst¬boeren worden zeer zwaar gesubsidieerd (zij krijgen ongeveer twaalf miljard gulden per jaar) en vormen een zeer beschermde groep binnen de samenleving. Het gevolg daarvan is dat veel kleine en onrendabele bedrijfjes in stand worden gehouden en 'de vorming van meer levens¬vatbare bedrijven onmogelijk wordt gemaakt. Het is echter zeer waar¬schijnlijk dat de boeren hun beschermde positie in de samenleving gaan verliezen (zie het hoofdstuk 'Geschiedenis'). De bosbouw concentreert zich op het eiland Hokkaido. De produktie voorziet slechts in een derde van de behoefte en dus importeert Japan veel timmerhout uit zijn buurlanden. De visserij en de visindustrie zijn belangrijke economische sectoren in Japan. Vis, zeewier, schelp- en schaaldieren vormen voor Japanners belangrijke bronnen van dierlijke eiwitten. Ondanks het bezit van een moderne vissersvloot vangen de vissersschepen minder dan vroeger. Zeker nadat in 1976 de internatio¬nale viswateren werden vastgesteld en Japan een deel van zijn visgrond verloor. De toekomst in Japan is dan ook niet aan de traditionele sectoren, maar aan de nieuwe high-techbedrijven. De modernisering gaat door. De ver¬anderingen verlopen dermate snel, dat planning en bestuur moeite heb¬ben om een planmatig beleid te ontwikkelen. Men probeert dit wel door onder andere de industrie zoveel mogelijk te spreiden over het land. De overheid heeft speciale nieuwe stedelijke industriezones aangewezen. Industrieën die zich in deze zones willen vestigen, krijgen staatssteun en belastingfaciliteiten. Voorts haalt de overheid met leningen en subsi¬dies bedrijven over om zich te vestigen in gebieden waar weinig of nog geen industrie is. De revolutionaire economische ontwikkeling maakt het echter niet mogelijk om tegenwoordig nog een sturend planmatig beleid te ontwikkelen. De meeste politici en economen beperken zich tot het ondersteunen van de heersende trend en proberen de voorko¬mende problemen pragmatisch op te lossen. Een van de problemen waar men nog geen afdoende oplossing voor gevonden heeft, is de toenemende verontreiniging van bodem, water en lucht. Een vraagstuk dat niet alleen in Japan op de voorgrond zal komen te staan.

Japan in recessie

Sinds de zware aardebeving in 2011 is Japan echter in een recessie terechtgekomen. Banken kwamen met grote bedrijfsleningen te zitten die niet konden worden afbetaald en zo ging het van kwaad tot erger. Japan heeft ook veel last van de Europese schuldencrisis. Japan heeft geprobeerd om de economie weer op gang te krijgen door onder andere grote investeringsprogramma’s en een sanering van het bankwezen. Dit mocht helaas niet baten. De eilandenruzie met China heeft de Japanse economie ook niet erg geholpen. Uiteindelijk heeft Japan nu de hoogste overheidsschuld ter wereld (bijna 200% van het Bruto Binnenlands Product (BBP)). De economie van Japan wordt voor een groot deel gevormd door de dienstensector die circa 75% bedraagd van de totale economie. Deze wordt gevolgd door de industrie met circa 20% en vervolgens de landbouw met circa 5%. De beroepsbevolking van Japan telt circa 65,3 miljoen arbeiders. De werkloosheid bedraagt op dit moment ongeveer 4,3 %.

10 prachtige bestemmingen in Japan