Namibië en Botswana

Swipe

Flora

Bomen en planten

In Namibië en Botswana lijkt de plantenwereld op het eerste gezicht een troosteloos bestaan te leiden. Zeker, in de kustgebieden met de nodige regenval kun je, zeker in het voorjaar (dat valt in augustus-september) nog heel veel fraais ontdekken. Maar er is meer! Er zijn diverse planten en bloemen die je op plaatsen tegenkomt waarvan je niet zou vermoeden dat er enig leven mogelijk was. Onderstaand, in alfabetische volgorde, enkele van die vreemde kostgangers.

Anaboom

Deze boom, die meer dan 30 meter hoog kan worden met een stamdiameter van wel 2 meter, gedijt uitstekend in een droog klimaat. Dat heeft hij te danken aan zijn zogenaamde penwortel die tot zeer diep in de grond op zoek gaat naar water. Per jaar groeit de boom ongeveer 30 centimeter. De vruchten, die in de vorm van peulen uit de boom vallen, zijn belangrijk als voedsel voor dieren. Een kilogram van deze peulen bevat ongeveer 11.000 zaden, waarmee deze boom niet tot de bedreigde gewassen behoort. Het is een acaciasoort die, vanwege de grijze kleur van zijn schors, door inlanders ook wel witboom genoemd wordt.

Baobab

De baobab, vooral bekend onder de naam apenbroodboom, vindt u in het noorden van Namibië en Botswana. Het is een veel voorkomende boom in Afrika en zeer karakteristiek. Mogelijk behoort de baobab tot de oudste gewassen ter wereld. Van de boom zijn exemplaren bekend die meer dan 3.000 jaar oud zijn. Hun hoge leeftijd danken ze aan het vermogen om steeds opnieuw schors aan te maken, waardoor de baobab nauwelijks gevoelig is voor branden of olifanten die graag van de schors snoepen. De boom is omgeven met tal van legendes. Zonder bladeren ziet hij eruit alsof de wortels uit de kruin komen, reden genoeg om hem ook wel 'onderstebovenboom' te noemen. Alle delen van de boom worden benut, van het maken van geneesmiddelen tot het inrichten van de stam als gevangenis of logeergelegenheid.

Halfmens

De naam halfmens wordt gebruikt door de lokale bevolking. Een andere, eveneens veel gebruikte naam is de Engelse benaming: olifantenslurf. Deze naam zegt iets meer over de vorm dan de eerdergenoemde hoewel, in tegenlicht zou het zomaar een mens kunnen zijn die op u staat te wachten. Hoe dan ook, het is een vetplant die 1 tot 2,5 meter hoog wordt. Er zijn echter exemplaren waargenomen die wel 5 meter hoog waren. Hij groeit slechts 1 centimeter per jaar en kan gemakkelijk 100 jaar oud worden. Ze komen in hoofdzaak voor in het zuiden van Namibië, in de omgeving van de Oranjerivier. De plant bloeit in de periode juli-september en de bloemen zijn uitzonderlijk van vorm. De kleur is rood aan de binnenzijde en groen aan de buitenkant. Tot december vormen zich de zaden. Hoewel de handel in de plant verboden is, komt hij niet voor op de lijst van bedreigde plantensoorten.

Kameeldoornboom

Deze tot 17 meter hoge acacia staat in Namibië bekend onder diverse namen zoals kameeldoring, giraffethorn, camelthorn en mokala. De Engelse benaming wordt het meest gebruikt. De namen zeggen al iets over de boom. Het is een zeer langzaam groeiende boom die uitstekend gedijt in een woestijnlandschap en bij voorkeur op zandgrond groeit. Het hout wordt gebruikt in de bouw, is hard en dicht van structuur. De boom is bestand tegen hoge temperaturen, maar ondervindt ook geen hinder van vorst.

Het enige dier dat daadwerkelijk van deze zeer doornachtige acacia snoept is de giraffe die, dankzij zijn speciale tong geen last heeft van de doornen. De zaden, die in peulvorm uit de bomen vallen, zijn een lekkernij voor runderen, maar vormen in geroosterde vorm ook de basis voor een soort koffie. Het is de lokale overtuiging dat, wanneer er een onweersbui overtrekt, de bliksem altijd inslaat in deze acacia. Daar is geen enkel wetenschappelijk bewijs voor, maar u zult tevergeefs zoeken naar een inboorling die zich schuilhoudt voor het onweer onder een camelthorntree.

Kokerboom

Uit de Latijnse naam valt al af te leiden dat het hier niet om een boom gaat maar om een aloësoort, een vetplant dus. Het is een indrukwekkende verschijning die tot 8 meter hoog kan worden. Op de dikke stam groeien de takken als een onverzorgd kapsel. Daarmee lijkt de boom een beetje op een knotwilg. Hij ontleent zijn naam aan het feit dat de San (Bosjesmannen) de holle takken gebruikten als pijlkoker. De boom kan alleen groeien op een rotsachtige ondergrond. Deze neemt overdag de zonnewarmte op en geeft die gedurende de (soms zeer koude) nacht weer af, zodat de boom een tamelijk constante temperatuur heeft. U vindt de boom in het zuiden van Namibië. In de omgeving van Keetmanshoop bevindt zich zelfs een (beschermd) kokerboomwoud.

Morgenster

Het bijzondere aan deze lage struik, ook wel duivelsdoorn genoemd, is dat ze zowel in meerjarige, als in eenjarige vorm voorkomen. Het gebied waar u ze kunt vinden is mede afhankelijk van de weersomstandigheden, maar warmte is essentieel. De helder gele stervormige bloemen ziet u op vele plaatsen in het wild (vrijwel onuitroeibaar onkruid), maar bepaalde soorten zijn veredeld en komen voor als sierplant in de tuin.

Naraplant

Deze plant zult u alleen in Namibië ontdekken en dan met name in de Sossusvlei. Het is een doornachtige plant die opvalt door de groene vruchten die door hun stekels op het eerste gezicht wel iets weghebben van een kastanje. De zaden zijn echter veel vetter, ze bevatten meer vet dan bijvoorbeeld pinda's. Sommige wilde dieren, zoals de hyena, beschouwen de vrucht als een welkome aanvulling op hun dieet en zien dan ook wel kans om deze tussen de doornen weg te halen. De naraplant kan uitstekend tegen zeer hoge temperaturen, de lange wortels gaan diep genoeg om water te vinden. Als het grondwaterpeil zakt dan heeft de naraplant voldoende water opgeslagen om lange tijd te kunnen overleven.

Olifantsvoet

De vorm maakt dat hij ook wel woestijnkoolraap wordt genoemd. De voet van deze, tot 1 meter hoge plant, lijkt dan ook inderdaad op een koolraap. Verder houdt de gelijkenis op. Hij komt hoofdzakelijk voor in Namibië en dan nog uitsluitend op de rotsachtige gronden tussen Walvis Bay en het zuiden van Kaokoland. Ze groeien in spleten van rotsen en zijn uitstekend in staat om vocht vast te houden. Waar niets anders groeit is de olifantsvoet in staat te overleven. tenzij de temperatuur daalt tot minder dan 4° Celsius. Het is een zeer langzame groeier en een bedreigde soort, mede doordat het een gewilde plant is voor verzamelaars. Tegenwoordig zijn er ook kwekerijen die zich toeleggen op de vermenigvuldiging van de olifantsvoet, het is een steeds populairder wordende kamerplant.

Rivierganna

Deze tot 2 meter hoogte opgaande struik wordt aangetroffen in rivierbeddingen of in gebieden die regelmatig onder water staan. Ze hebben absoluut behoefte aan zoet water (hoewel er een variant is: de kustganna (Slasola nollothensis) die goed bestand is tegen brak water. De struik komt voor in Namibië, Botswana en delen van Zuid-Afrika. De gangbare benaming is lyebush. Het is een zogenaamd voedergewas, wat betekent dat het beschouwd wordt als een gewas dat graag door dieren gegeten wordt (waardoor de struik zelden zijn maximale hoogte bereikt). Zeer opvallend zijn de dicht opeenstaande kleine blaadjes die vrijwel rond van vorm zijn. De vrucht is bolvormig en heeft een klein doorzichtig kroontje.

Steenplant

De oorsprong van de naam mag duidelijk zijn: deze plant lijkt, totdat hij gaat bloeien, duidelijk op een gladde grote kiezel. Inlanders noemen de plant ook wel 'Bosjesman bil', maar dat is slechts een van de vele benamingen voor de plant. Er zijn diverse kleuren te vinden, het meest opvallend zijn, naast de witte, de hardgele varianten. Soms komen meerdere varianten op dezelfde plaats voor, maar meestal is de omgeving en de hoeveelheid neerslag, alsmede de ondergrond, bepalend voor de variant. De kleine bloemen zijn stervormig met enigszins uit elkaar wijkende bloembladeren. Als ze niet in bloei staan moet u goed kunnen zoeken om ze te vinden, in de meeste gevallen zetten ze nauwelijks blad, de temperatuurregeling gebeurt van binnen uit de steen. Als ze blad vormen dan zijn het twee dikke bladeren op een heel dun steeltje.

Welwitschia

De plant groeit uitgerekend op plaatsen waar de natuur het te weinig vocht geeft en het haalt zijn voeding dan ook in hoofdzaak uit onderaardse bronnen. De plant kenmerkt zich door zijn korte steel waaraan slechts twee bladeren groeien. Hij groeit zeer langzaam en kan een eerbiedwaardige leeftijd bereiken. Door de beugel genomen wordt de welwitschia zo'n 500-600 jaar oud, maar er zijn exemplaren ontdekt die meer dan 2.000 jaar oud waren.

Behalve in Namibië komt de plant ook in Botswana en Angola voor. In Namibië is een goede gids nodig om ze te vinden. Veel planten zijn door verzamelaars meegenomen, de langzame groei is er de oorzaak van dat het heel lang duurt voordat er weer een nieuw exemplaar zichtbaar wordt. Omdat de plant tweehuizig is moeten de bloemen bestoven worden. Daarvoor heeft zich een speciaal diertje ontwikkeld die zich uitsluitend daarmee bezig houdt: de Welwitschiawants, een klein rood torretje (wants). Wilt u de welwitschia bewonderen zonder dat u naar Afrika hoeft af te reizen: in de Hortus Botanicus in Amsterdam kunt u ook een exemplaar vinden.