Gouden driehoek
Het Prado vormt samen met het Museo Thyssen-Bornemisza en het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía de zogenoemde gouden driehoek, de Triángulo de Oro. Deze Spaanse topmusea liggen in Madrid vlak bij elkaar en vormen met hun gezamenlijke collectie het hart van de Spaanse nationale kunstbezit.
Museo Thyssen-Bornemisza ligt op loopafstand van het Prado. Het 18e-eeuwse Palacio de Vilahermosa waarin het museum is gehuisvest, is door de beroemde Spaanse architect Rafaël Moneo verbouwd om de op een na grootste privé-schilderijenverzameling ter wereld aan een passend onderkomen te helpen: de collectie Thyssen-Bornemisza. Moneo tekende ook het wereldberoemde Sydney Opera House.
De collectie van het Thyssen-museum met een geschatte waarde van 2 miljard euro, dreigde jaren geleden uit Spanje te verdwijnen. Het Spaanse Ministerie van Cultuur wist met een bedrag van bijna 400 miljoen dollar de 775 meesterwerken te behouden en in een nieuw museum onder te brengen.
Tot deze wereldberoemde collectie behoren werken van onder andere Van Eyck, Durer, Rubens, Van Dyck, Van Gogh, Manet, Monet, Renoir, Gauguin, Toulouse-Lautrec en Cázanne.
Museo Thyssen-Bornemisza is geopend van dinsdag t/m zondag van 10-7 u. Bereikbaar met metro M2, ‘Banco' of ‘Retiro'). www.museothyssen.org.
Wat het Prado is voor de oude meesters, is het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía voor de hedendaagse kunst, voor de ‘nieuwe' Spaanse schilders als Picasso, Juan Gris, Dalí en Miró. Het museum is in zijn huidige staat nog maar betrekkelijk kortgeleden geopend: na een verbouwing van ruim 17 jaar werd het in 2005 in zijn volle omvang opengesteld voor het publiek.
Het Reina Sofia-museum is met veertigduizend vierkante meter expositieruimte verreweg het grootste museum van Spanje. Het complex werd in de achttiende eeuw door Karel III gesticht als hospitaal. Dat verleden blijft het gebouw met zijn lompe vorm, zijn eindeloze galerijen en monotone aaneenschakeling van zalen achtervolgen.
De renovatie die meer dan 280 miljoen euro koste en waaraan veel hightech te pas is gekomen voor klimaatbeheersing, uitlichting en beveiliging, heeft een indrukwekkende variant opgeleverd op het Parijse Centre Pompidou; vandaar volgens de volksmond: ‘Sofidou'.
Guerníca
Middelpunt van het omvangrijke museumbezit van het Reina Sofía is Picasso's ‘Guerníca’. Dit wereldberoemde doek dat 3.51 bij 7.82 meter meet en als de Nachtwacht wordt beveiligd, heeft vanaf 1981 toen het uit ballingschap uit Amerika naar Spanje terugkeerde, in een bijgebouw van het Prado gehangen. Daar trok het tot juni 1992 jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers. In het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía heeft het zijn definitieve bestemming gevonden. Picasso schilderde de Guerníca voor het Spaanse paviljoen van de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. Aanleiding was de vernietiging van het gelijknamige Noord-Spaanse dorp door Goerings Luftwaffe tijdens de Burgeroorlog in april van dat jaar. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhuisde het doek naar Amerika. Picasso die in 1973 overleed, bepaalde dat zijn schepping pas weer naar Spanje mocht terugkeren als de democratie was hersteld. Pas in 1981 - zes jaar na de dood van Franco - gaven de erfgenamen toestemming het doek vanuit het Museum of Modern Art in New York naar het Prado over te brengen. ‘De Guerníca is’, zoals Tomas Llorens, directeur van het museum het in een interview in NRC Handelsblad verwoordde, ‘Spaans, modern, intellectueel en figuratief. Het is een meesterwerk, maar is ook onverklaarbaar. Het is een kritisch en historisch raadsel. Bijvoorbeeld omdat het er uitziet als een allegorie, terwijl het dat in een moderne interpretatie onmogelijk kan zijn.’ Er is in Spanje een jarenlang debat gevoerd of het onderbrengen van El Guerníca in het Centro de Arte Reina Sofia wel in overeenstemming was met de laatste wil van de kunstenaar. Bovendien eisten de Catalanen dat een dergelijk museum in Barcelona zou komen. Kunstenaars als Picasso, Miró en Dalí hadden immers in Catalonië gewerkt en geleefd of waren er zelfs geboren. Uiteindelijk hebben de achtereenvolgende Spaanse ministers van cultuur, de schrijver Jorge Semprum en zijn opvolger Jordi Solá Tura, de weg vrijgemaakt voor het huidige museum waarvan de collectie dagelijks groeit door aankopen en schenkingen. Veel Spaanse musea hebben al of niet vrijwillig stukken voor het nieuwe nationale museum voor moderne kunst afgestaan. Tot de collectie behoort onder andere de nalatenschap van de Spaanse filmer Luis Buñuel waaraan een permanente tentoonstelling is gewijd. Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía is dagelijks geopend van 10-9 u; op feestdagen van 10-2.30 u; dinsdags gesloten. Bereikbaar met metro M1 ‘Atocha'. www.museoreinasofia.es.
Middelpunt van het omvangrijke museumbezit van het Reina Sofía is Picasso's ‘Guerníca’. Dit wereldberoemde doek dat 3.51 bij 7.82 meter meet en als de Nachtwacht wordt beveiligd, heeft vanaf 1981 toen het uit ballingschap uit Amerika naar Spanje terugkeerde, in een bijgebouw van het Prado gehangen. Daar trok het tot juni 1992 jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers. In het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía heeft het zijn definitieve bestemming gevonden. Picasso schilderde de Guerníca voor het Spaanse paviljoen van de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. Aanleiding was de vernietiging van het gelijknamige Noord-Spaanse dorp door Goerings Luftwaffe tijdens de Burgeroorlog in april van dat jaar. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhuisde het doek naar Amerika. Picasso die in 1973 overleed, bepaalde dat zijn schepping pas weer naar Spanje mocht terugkeren als de democratie was hersteld. Pas in 1981 - zes jaar na de dood van Franco - gaven de erfgenamen toestemming het doek vanuit het Museum of Modern Art in New York naar het Prado over te brengen. ‘De Guerníca is’, zoals Tomas Llorens, directeur van het museum het in een interview in NRC Handelsblad verwoordde, ‘Spaans, modern, intellectueel en figuratief. Het is een meesterwerk, maar is ook onverklaarbaar. Het is een kritisch en historisch raadsel. Bijvoorbeeld omdat het er uitziet als een allegorie, terwijl het dat in een moderne interpretatie onmogelijk kan zijn.’ Er is in Spanje een jarenlang debat gevoerd of het onderbrengen van El Guerníca in het Centro de Arte Reina Sofia wel in overeenstemming was met de laatste wil van de kunstenaar. Bovendien eisten de Catalanen dat een dergelijk museum in Barcelona zou komen. Kunstenaars als Picasso, Miró en Dalí hadden immers in Catalonië gewerkt en geleefd of waren er zelfs geboren. Uiteindelijk hebben de achtereenvolgende Spaanse ministers van cultuur, de schrijver Jorge Semprum en zijn opvolger Jordi Solá Tura, de weg vrijgemaakt voor het huidige museum waarvan de collectie dagelijks groeit door aankopen en schenkingen. Veel Spaanse musea hebben al of niet vrijwillig stukken voor het nieuwe nationale museum voor moderne kunst afgestaan. Tot de collectie behoort onder andere de nalatenschap van de Spaanse filmer Luis Buñuel waaraan een permanente tentoonstelling is gewijd. Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía is dagelijks geopend van 10-9 u; op feestdagen van 10-2.30 u; dinsdags gesloten. Bereikbaar met metro M1 ‘Atocha'. www.museoreinasofia.es.
Madrid
Ben je op zoek naar een rustige accommodatie net buiten het stadscentrum van het prachtige Barcelona? Dan ben je bij 4-sterren hotel...
Het Evenia Olympic Suites valt al jaren erg in de smaak bij families met kinderen. Het is gelegen in een rustig gedeelte...
Op zoek naar een fijne accommodatie in Bilbao? Gran Bilbao is een luxe 4-sterren hotel, ideaal voor een aangename vakantie. Het hotel wordt...