Noord- en Oost-Bohemen

Swipe

Hradec Králové

De naam Hradec Králové stamt uit de tijd dat de stad als verblijfplaats van de Tsjechische koninginnen diende (Hrad = kasteel, Králóve = van de koningin). In de tiende eeuw ontstond op de plek waar de rivier de Orlice in de Labe (Elbe) uitmondt een nederzetting. Een tweetal belangrijke handelsroutes kruisten op dit punt. In 1225 ontstond een koninklijke vesting, waar in de veertiende eeuw Tsjechische koningsweduwen hun intrek namen. Tegelijkertijd werd de Heilige-Geestkerk gebouwd. In de veertiende eeuw werd Hradec Králové de belangrijkste Boheemse stad na Praag.

De tijd van de hussietenrevolutie is niet ongemerkt aan de stad voorbijgegaan. De inwoners van Hradec Králové steunden de hussieten in hun godsdienstige strijd. Een van hun aanvoerders, de taboriet Jan Žižka heeft enige tijd in de Heilige-Geestkerk begraven gelegen. Na 1620 kreeg het katholieke geloof weer de overhand. Zo’n 40 jaar later werd Hradec Králové door keizer Leopold tot bisschopszetel uitgeroepen.

In de Dertigjarige Oorlog werd een deel van de stad verwoest. Ook in de achttiende eeuw heeft Hradec Králové te lijden gehad van het oorlogsgeweld. Deze keer ging de strijd tussen Oostenrijk en Pruisen. In 1762 werd de plaats geplunderd en voor een groot door de Pruisen met de grond gelijkgemaakt. Tussen 1766 en 1789 werd de stad als een versterkt fort opnieuw opgebouwd. Wat van het historische centrum over was, werd grotendeels gespaard. Aan het eind van de negentiende eeuw werden de versterkingen afgebroken en kon de stad zich uitbreiden.

Het marktplein Velké Námestí is het middelpunt van het oude stadscentrum. Midden op het plein herinnert een barokke Mariazuil aan een pest-epidemie die de stad aan het begin van de achttiende eeuw teisterde. De zuil wordt onder andere opgeluisterd door beelden van de vier pestheiligen Adrianus, Christophorus, Rochus en Sebastianus. Een leeuw houdt de ‘G’ van Jirí (Georg) van Podebrady vast. Hij was koning van Tsjechië en beschermheer van de stad.

Aan de zuidkant van het plein staat de Maria-Hemelvaartkerk, een prachtig staaltje van barokke bouw- en schilderkunst. In de kerk bevinden zich schilderijen van Petr Brandl. Het hoofdaltaar is bijzonder, vanwege het trompe l’oeil effect. Naast de kerk staat het voormalige jezuïetencollege. Vanaf het dak kijkt het Lam Gods uit over het plein. De westzijde van het marktplein wordt opgesierd door de Heilige-Geestkathedraal. Elisabeth, de weduwe van de koningen Wenceslas II en Rudolf I (Eliška Rejcka) gaf in 1307 opdracht tot de bouw van het godshuis, dat als enige in Bohemen vrijwel in de oorspronkelijke gotische stijl bewaard is gebleven. Opmerkelijk voor die tijd is de donkerrode baksteen die voor de kerk gebruikt werd. Een bijzondere herinnering aan het verleden is de tinnen doopvont uit 1406, de oudste in Bohemen. Matthias Rejsek heeft het laatgotische sacramentshuis ontworpen. Deze architect heeft zijn stempel ook gedrukt op de Praagse Kruittoren en de Sint-Barbarakathedraal te Kutná Horá. De hussietenleider generaal Jan Žižka heeft enige tijd in deze kerk begraven gelegen.

Naast de kathedraal vindt u de 68 meter hoge Witte Toren (Bílá Vež, 1574-1585). Deze toren dankt zijn naam aan de lichte zandsteen waaruit hij is opgetrokken. De toren werd tussen 1574 en 1585 gebouwd van het geld dat met de handel tussen Polen en Tsjechië verdiend was. In de toren hangt de klok Augustinus, de op een na zwaarste klok van Bohemen. (In de zuidtoren van de Sint-Vituskathedraal te Praag hangt de zwaarste klok van de provincie.) De letter ‘G’ op de top van de toren herinnert aan Jirí van Podebrady. Vanaf de Witte Toren heeft u een schitterend uitzicht over de stad en de omgeving. Tegen de toren staat de Sint-Clementskapel. Het barokke bouwwerk werd in de plaats van een houten kerk neergezet. De kapel is genoemd naar paus Clements. De koepel heeft de vorm van een pauselijke tiara uit 1716, met daaronder de sleutels van de apostel Paulus. Het renaissancistische raadhuis dat in de 15e en 16e eeuw gebouwd werd, staat eveneens aan het plein.

Het huis op nummer 51, ‘U Špuláku’, werd ooit gebruikt door de Boheemse broederschap. Tot deze evangelische gemeenschap behoorde ook de beroemde filosoof Jan Amos Komensky (1592-1670), bij ons beter bekend als Comenius. Hij werd, tezamen met vele anderen, verbannen uit Tsjechië, omdat hij het door de Habsburgers opgelegde katholieke geloof niet wilde aanhangen. De Nederlanden werden zijn nieuwe verblijfplaats. Hij ligt in Naarden begraven. Zijn grafkapel is officieel tot Tsjechisch grondgebied verklaard.

Naast het huis U Špuláku vindt u de voormalige residentie van de bisschop (1709-1716). Nu herbergt het gebouw een afdeling van het streekmuseum. De collectie bestaat uit antiquiteiten en werken van oude meesters.

Zo’n 300 meter ten noordwesten van het plein bevindt zich het hoofdgebouw van het Oost-Boheemse streekmuseum. Het in jugendstil gebouwde museum dateert uit het begin van de twintigste eeuw. Vlak daarbij staan meerdere bijzondere gebouwen uit die tijd, zoals de waterkrachtcentrale (1914) en het aan de andere kant van het water gelegen gymnasium (1925-1927). Iets verder noordwestelijk ligt het Masarykovo Nám., een plein dat eenzelfde sfeer uitademt. Het is aangelegd rondom een beeld van de eerste president van de Tsjechoslowaakse Republiek, Tomáš Masaryk.

10 prachtige bestemmingen in Hradec Králové en Tsjechië