IJsland

Swipe

De route door de Westfjorden

Van deze meerdaagse route worden alleen de belangrijkste plaatsen en bezienswaardigheden opgesomd. Er wordt voortdurend gewerkt aan het wegennet. Houd dus rekening met het nodige oponthoud daardoor!

Búdardalur,
Dit was al eerder het einde van de route over Snaefellsnes en hier het begin van de route door de Westfjorden.

Krosshólar,
Kliffen aan het begin van de Hvammsfjördur. Volgens het Landnámabok ging de diepzinnige denkster Audur djúpúdga hierheen om te bidden. Zij was een van de eerste vrouwen die in het district Dalasysla woonden en ook een van de eerste christenvrouwen. Op deze plek is ter nagedachtenis aan haar een groot kruis opgericht.

Fellsströnd,
De noordelijke kuststreek van de Hvammsfjördur, die prachtig afgezet is door eilandjes en klippen. Aan de westpunt van dit schiereiland voert de weg door Klofningur.

Klofningur,
Deze goedgekozen naam (Splijter) hoort bij deze enorme poort, die ontstaan is door vreemd gevormde rotswanden, waar de weg doorheen voert.
Skard,
Boerderij met kerk, die langer dan enig andere eigendom is van één familie.

Skardsströnd,
De oostelijke kuststreek van Breidafjördur. In dit gebied rond Skard komt ligniet, een soort bruinkool, vrij algemeen voor.

Reykhólasveit,
Een gebied van grote natuurlijke schoonheid. Tot de bezienswaardigheden behoort de berg Vadalfjöll, net ten noorden van Bjarkalundur, met twee toppen van basalt die 100 m boven de omliggende heidevelden uitsteken.

Reykhólar,
Een gemeenschap met 140 inwoners, waar geothermische energie wordt gebruikt voor het fabriceren van algenrijk voedsel uit zeewier.

Vatnsfjördur,
Fjord, waarvan de vallei bedekt is met ongebruikelijk veel struikhoge bosschages. Mede daardoor is het een natuurreservaat. Dit beschermde gebied bestaat uit een paar kilometer van de fjordenkust, de vallei Vatnsdalur met zijn meer Vatnsdalvatn en riviertjes en wordt omgeven door met berken begroeide heuvels. Boven de vallei torent de berg Lónsfjall uit, het hoogste punt op het zuidelijk deel van de Westfjorden. Van een der eerste kolonisten, Flóki Vilgerdarson, wordt gezegd dat hij IJsland zijn huidige naam heeft gegeven toen hij 1100 jaar geleden op de top van de berg stond en zag dat de zee volledig bedekt was met ijs. Hij vond IJsland een passende naam, nadat een strenge winter een einde maakte aan zijn eerste poging zich in dit weinig aantrekkelijke land te vestigen. In de zomer van 1974 werd in Flókalundur (aan de kust van Vatnsfjördur) ter ere van IJslands 1100-jarige kolonisatie een monument opgericht ter nagedachtenis aan deze Hrafna-Flóki (Raven-Flóki).

Hnjótur,
Een bezoek aan deze boerderij in ÖrlygsHöfn is zeker de moeite waard. U vindt er het kleine volksmuseum Egill Ólafsson, ingericht met voorwerpen uit deze streek, die vroeger zowel in de landbouw als in de visserij werden gebruikt. Een in 1974 nagebouwd Vikingschip, ter herinnering aan het begin van de kolonisatie, ligt buiten naast het vissersschip ‘Mummi’. Dit schip is in 1935 in Ísafjördur ontworpen en gebouwd door IJslands eerste scheepvaartkundig ingenieur, Bárdur Tómasson.

BreidaVík,
Deze plek bevindt zich in een mooie inham, dicht bij de meest westelijke punt van IJsland. Het heeft een met zand bedekt, goudgeel strand, wat voor IJslandse stranden zeer ongewoon is. Er is een jeugdherberg met mogelijkheden voor logies met ontbijt en slaapzakaccommodatie. Er zijn gemarkeerde wandelroutes. De dichtstbijzijnde winkel is in ÖrlygsHöfn en de eerstvolgende plaats, Patreksfjördur, ligt op 50 km afstand. 12 km zuidelijker ligt

Látrabjarg,
het meest westelijke puntje van Europa, een uniek en enorm groot vogelgebied. Het bestaat uit een 12 km lange stenen muur, de grootste vogelklif aan de noordkant van de Atlantische Oceaan. Vele miljoenen gevleugelde vrienden van diverse pluimage nestelen zich in holen en op de richels van de steile en hoog oprijzende klif, onder andere zeekoeten, meeuwen, papegaaiduikers, jan-van-gents en de grootste kolonie alken ter wereld.
Wie zich boven op de kliffen waagt, raakt haast bedwelmd door de zware, scherpe lucht van de guano. De grazige randen van Látrabjarg zijn door de nestgangen van de papegaaiduikers – die bepaald niet schuw zijn en zich tot op een meter afstand laten benaderen – ondergraven. Het zou niet de eerste keer zijn, dat een vogelliefhebber hier, samen met een stuk wit gepoept grasland en een paar eieren, aan een tuimeling naar de in de diepte wachtende oceaan begon.
De 450 m hoge rotskust vormt een natuurlijk oogstgebied voor de plaatselijke bevolking. Met lange touwen dalen ze langs de wanden af, om eieren en bijna vliegrijpe vogels te rapen, dood te slaan en in rugzakken mee naar boven te nemen. Zelfs de jongen van de noordse stormvogel worden niet gespaard, hoewel de eieren van deze ‘stinkmeeuw’ (zoals de IJslanders deze vogel noemen door de scherpe traangeur) met rust worden gelaten.
Boerderijaccommodatie is aanwezig in de dichtbij gelegen boerderij Hvallátur [612], de meest westelijke boerderij van Europa.

Patreksfjördur,
Plaatsje aan de gelijknamige fjord. De plaats werd vroeger Vatneyri genoemd en ligt op twee zich in de fjord uitstrekkende banken. Vatneyri werd al vanaf de middeleeuwen bewoond en vanaf 1602 werd het een officiële handelspost. Tegenwoordig is Patreksfjördur in de eerste plaats een vissersdorp, vandaar dat de meeste van de 870 inwoners werkzaam zijn in de visserij of aanverwante industrieën, hoewel het tevens een behoorlijk groeiend zakencentrum wordt. Vlak bij het vliegveld liggen prachtige goudgele zandstranden. De fjord dankt zijn naam aan de Ierse bisschop Patrick, wiens pleegzoon de eerste bewoner was. Door de noordelijke ligging en de hoge, het dorp omringende bergen, verdwijnt de zon gedurende een volle maand, van 7 december tot 5 januari.

Sudureyri,
Een van de twee gelijknamige plaatsen in de Westfjorden. Deze plaats ligt aan de zuidelijke oever van de kleine Tálknafjördur. Er staat een verlaten boerderij, waarbij u nog steeds de ruïnes kunt zien van een van de vele walvisstations in de Westfjorden, die rond de voorlaatste eeuwwisseling door Noren werd geëxploiteerd. Vanaf de dichtstbijzijnde boerderij, Lambseyri, voert een oud en tamelijk steil bergpad naar het zuiden van Patreksfjördur. Beide boerderijen liggen ten noorden van de hoofdweg die loopt langs Tálknafjördur en over de bergpas Hálfdán naar Arnarfjördur. Ook het vermelden waard is een oud paardenspoor, dat iets verder naar het westen ligt en loopt tussen de boerderijen van Stóri-Laugardalur in Tálknafjördur en Fífustadadalur in Arnarfjördur.

Tálknafjördur,
Klein vissersdorp aan de gelijknamige fjord. Vroeger heette de plaats Sveinseyri. De 310 inwoners leven bijna allemaal van de visvangst.

Bíldudalur,
Een bloeiende vissershaven aan de westkant van de Arnarfjördur. Het is overigens de enige plaats aan deze fjord en is al vanaf de 16e eeuw een vissers- en handelsplaats. Rond de voorlaatste eeuwwisseling was de plaats jaren een van IJslands belangrijkste visexporterende gemeenschappen. De eerste IJslandse stoomboot die speciaal voor de visvangst was uitgerust kwam hier in 1898 aan. Tegenwoordig worden grote hoeveelheden garnalen in de fjord gevangen en in deze plaats verwerkt. Er zijn op dit moment 400 inwoners, die vrijwel allemaal van de visserij afhankelijk zijn. Pal achter de plaats rijzen bijna 600 m hoge, door gletsjers zeer vlak geschuurde bergen op.

Arnarfjördur,
Een van de grootste fjorden in het noordwesten met een breedte van 10 km en een lengte van ongeveer 30 km. Langs de fjord vindt u een uniek landschap van valleien en bergen.

Sudurfirdir,
Een aantal kleine fjorden, die in de Arnarfjördur uitmonden. Er is een weelderige vegetatie, bosgrond en een rijk vogelleven, zoals een grote kolonie noordse sterns. Hier heeft de saga van Gísli Súrsson zich afgespeeld.

Dynjandi,
Op 1 km van de weg bij de Dynjandisvogur ligt de waterval, die voor mij qua schoonheid de allermooiste is. Vanaf 100 m hoogte stort hij in een 50 m brede waaier naar beneden. De waterval wordt ook wel Fjallfoss genoemd. In de paar kilometer tot Arnarfjördur komt het water over nog 5 prachtige watervallen: Háifoss, Údafoss, Göngufoss, Hundafoss en Baejarfoss.

Mjólkárvirkjun,
Waterkrachtcentrale (8,1 megawatt) in de rivier Mjólka, die voor bezoekers te bezichtigen is als tenminste van tevoren een afspraak is gemaakt.

Hrafnseyri,
Een historisch belangrijke plaats aan de Arnarfjördur. Rond 1200 was dit de woonplaats van hoofdman Hrafn Sveinbjarnarson, van wie gezegd wordt dat het de eerste IJslander was die, na jaren studie in het Italiaanse Salerno, doctor in de geneeskunde is geworden. Hrafnseyri is ook de geboorteplaats van de leider van de 19e-eeuwse vrijheidsstrijder Jón Sigurdsson. Er is een museum ter nagedachtenis aan deze grote staatsman. Er staat ook een kerkboerderij.

Kaldbakur,
Het hoogste punt van de Westfjorden. Deze 998 m hoge berg staat ten westen van weg [60], die Arnarfjördur en Dyrafjördur met elkaar verbindt.

Thingeyri,
De oudste handelspost aan de zuidkant van Dyrafjördur in het westelijk gelegen district Ísafjördur. Het eerste deel van de plaats-naam, Thing, bewijst dat deze plek van origine werd gebruikt als ontmoetings- en vergaderplaats binnen het district; er worden nog steeds oude voorwerpen gevonden, zoals restanten van hutten en hokjes, die het tijdelijke onderkomen waren van hen die aan deze bijeenkomsten deelnamen. De resten zijn beschermd, maar wachten nog steeds op de tijd, dat ze volledig opgegraven worden.
De visserij is de belangrijkste bezigheid, maar er is ook enige vorm van handel en agrarische activiteiten. Het aantal van 430 inwoners is al sinds 1925 vrij constant gebleven. Het dichtbijgelegen Dyrafjardarbotn is een prachtig gebied met een majestueuze bergenrij en een uitbundige flora. Ten noorden van de stad loopt een hobbelig autoweggetje naar de top van de 367 m hoge berg Sandafell. Het is een uitstekend gelegen uitzichtpunt, waarop een omgevingswijzer staat.
Niet ver van de stad, aan de voorkant van de fjord, is een aantrekkelijk recreatiegebied waar een interessant wandelpad langs de oevers van de Botnsá voert, in de richting van de heuvels die onder aan de bergen van het Glimmer-plateau liggen.

Önundarfjördur,
Historisch belangrijke fjord met kleurrijke stranden en moerassen.

Flateyri,
Een dorp aan de Önundarfjördur. De visindustrie is hier erg belangrijk, maar er is ook enige vorm van handel, industrie en land-bouw. In 1960 had de plaats de meeste inwoners, maar sindsdien is dit aantal gedaald tot het huidige aantal van 380 mensen. Een sneeuwlawine, afkomstig van de 668 m hoge Eyrarfjall, heeft op donderdag 26 november 1995 19 huizen (met daarin 45 mensen) in het noordoostelijk deel van het dorp bedolven en 20 levens geëist.

Sudureyri,
De tweede Sudureyri genoemde plaats is een vissersdorp en ligt aan de smalle Súgandafjördur. De [60] loopt hier door een 6 km lange tunnel. 4 km na het begin ervan is een 3 km lange tunnel-afslag naar Sudureyri gemaakt. De visvangst en visverwerkende industrie vormen de belangrijkste werkgelegenheid van de 346 inwoners. Vier km vóór het dorp is een oud zwembad en de boorput, waarmee het dorp van natuurlijke verwarming wordt voorzien. De noordkant van de kust is bedekt met struiken en in Botn, aan het begin van de fjord wordt vis gekweekt in in zee geplaatste kooien.

Ísafjördur,
Sinds de laatste 200 jaar is deze plaats het centrum en de regionale hoofdstad van de Westfjorden. De plaats ligt aan de Skutulsfjördur (harpoenfjord), die in de enorm grote Ísafjardardjúp uitmondt. Het ligt meer in dan aan de Skutulsfjördur, omdat het ligt ingekapseld tussen steile rotsen op een ver in de fjord uitstekende zandbank. Vroeger luisterde de plaats dan ook naar de naam Eyri, wat landtong betekent. De fjord zelf luisterde naar de naam van de woning van de parochiegeestelijke, die op de punt van de landengte was gebouwd, waar tegenwoordig het grootste deel van de stad ligt. In het in de 12e eeuw geschreven Book of Settlement (Landnámabok) staat, dat de eerste kolonist van deze streek, Helgi Hrólfsson, daar zijn boerderij bouwde en de fjord noemde naar een aan land gespoelde harpoen, die hij daar had gevonden.
Men denkt dat na de periode van kolonisatie er 12 of 13 boerderijen in de gemeente Eyri stonden, met een gemiddeld aantal inwoners dat tussen de 200 en 300 lag. Het is bekend, dat de lokale bevolking leefde van het boerenleven en de visserij, hoewel over de visserij slechts weinig details bewaard zijn gebleven.
In 1569 verscheen de eerste permanente handelspost in Skutulsfjördur, opgezet door handelaren uit Eyri, die daarbij verklaarden dat deze plaats het belangrijkste handelscentrum van de Westfjorden zou zijn gedurende het Deense handelsmonopolie, dat nog twee eeuwen zou duren. In 1787, toen de koning van Denemarken (en dus ook van IJsland) het handelsmonopolie ophief en al zijn onderdanen het recht verschafte handel te gaan drijven, werd Ísafjördur een van de zes handels- en industriële centra van het land. In het Suurtangigebied in de stad herinneren nog drie warenhuizen uit de 18e eeuw aan die gouden tijd. Zij vormen nu een onderdeel van het Regionale Volksmuseum voor de Westfjorden.
De gemeenschap groeide en floreerde, waardoor het een van de belangrijkste steden van IJsland werd gedurende de 19e eeuw. Na in 1801 begonnen te zijn met 19 inwoners, groeide dit aantal tot 218 in 1860 en 1085 aan het begin van de 20e eeuw. Tijdens de 19e en begin 20e eeuw was Ísafjördur de thuishaven van de omvangrijke Ásgeirsverslun Handelsmaatschappij, die waarschijnlijk het grootste familiebedrijf op IJsland is geweest. De plaats kreeg in 1866 stadsrechten. Na 1920 werd de handel grotendeels overgenomen door de coöperatieve beweging, een ontwikkeling die door de lokale autoriteiten werd gesteund om zodoende een nieuwe periode van vooruitgang te bewerkstelligen. Sterke particuliere bedrijven kwamen later opzetten en namen de visserij en visverwerkende industrie over van de coöperatieve beweging.
Na een snelle bevolkingsgroei in de afgelopen jaren heeft Ísafjördur nu ruim 3500 inwoners en heeft zich uitgebreid door nieuwe woonwijken te bouwen aan de kop van de Skutulsfjördur en in de westelijke vallei Seljalandsdalur. De meest gebezigde beroepen liggen in de visindustrie, handel en aan de visserij gebonden industrie, zoals de fabricage van elektronische weegschalen en gecomputeriseerde gegevensverzamelende systemen. Diverse kantoren en servicecentra, die ten dienste staan van de Westfjorden, staan in deze stad. De natuur is zeer contrastrijk, zoals steile, onneembare bergen en diepe fjorden. In de stad staat de oudste gebouwengroep van IJsland, gebouwd tussen 1736 en 1788.
Het vervoer vanuit de Westfjorden verloopt bijna geheel via de moderne haven of het prima vliegveld van Ísafjördur. Ook voor reizen, trips en uitstapjes te land, ter zee en door de lucht kan van dit vervoercentrum gebruikgemaakt worden. Er wordt door de bezoekers in de zomer veel gebruikgemaakt van georganiseerde boottochten naar Hornstrandir en Jökulfirdir, een noordelijker gelegen fjordenstelsel. Het hotel in de stad is bijzonder geschikt om de rest van de Westfjorden te bezoeken.
Muziek maken is van oudsher de belangrijkste bezigheid in de bloeiende culturele beweging, die geconcentreerd is rond het werk van bekende IJslandse musici en de plaatselijke muziekschool. In 1970 werd er zelfs een middelbare muziekschool geopend. Het is ook een bekende sportstad, met goede faciliteiten voor voetbal, zwemmen en vooral skiën. De skihellingen van het dichtbij zijnde Seljalandsdalur worden tot de beste van het land gerekend en zijn zowel bij de beginnende als de gevorderde skiërs bijzonder populair, of dit nu IJslanders zijn of buitenlandse bezoekers.

Skutulsfjördur,
Een smalle fjord, omsloten door hoge, steile bergen en met een uitgestrekte landengte, die erin uitsteekt, zodat de uitstekende natuurlijke haven van Ísafjördur werd gevormd. Er monden vier valleien uit in de fjord: Arnardalur, ten zuiden van de oostkant van de fjordmonding, en Engidalur, Dagverardalur en Tungudalur in het zuiden. De beschutte en vruchtbare Tungudalur is het belangrijkste vrijetijdsgebied voor de inwoners van Ísafjördur, met zomerhuisjes, een golfbaan, camping en vele schilderachtige wandelpaden.

Arnarnes,
Verrassende rotskust in de monding van de Skutulsfjördur, waar een rijk vogelleven heerst. Er staat een omgevingswijzer.

BolungarVík,
Een van de oudste en meest productieve vissershavens van IJsland ligt bij overvloedige visgronden; de visvangst is dus het hoofdberoep van de 1140 inwoners, maar tegenwoordig is een klein aantal mensen werkzaam in handel en industrie, terwijl de landbouw belangrijk is voor het gebied rondom BolungarVík. Er worden ook boottochten georganiseerd naar Jökulfirdir voor groepen van 10 tot 20 personen.
In het Landnámabok staat dat een vrouw, Thuríur Sundfyllir, met haar zoon Völu-Steinn, de eerste bewoners waren van BolungarVík, waarschijnlijk rond het midden van de 10e eeuw toen het grootste deel van de Westfjorden nog bewoond was. De plaats is door een aantal betrouwbare bronnen genoemd als het oudste viscentrum van IJsland. Hierbij is onder andere de verklaring van een boer uit Vatnsfjördur, die in de 12e eeuw de zee opging om de plaatselijke bevolking van de hongerdood te redden. Het oudste scheepsregister komt ook uit BolungarVík vandaan en dateert van 1617 tot 1624. De baai van BolungarVík mondt direct uit in de Atlantische Oceaan, beschut door een prachtige bergenrij. Twee valleien strekken zich uit tot in de bergen achter de stad, Sydridalur en Tungudalur. Laatstgenoemde vertakt zich in een andere vallei, Hlídardalur, die naar een veen voert aan de overkant van de baai van SkálaVík. Woonverblijven voor de seizoenarbeiders in de visindustrie werden in de afgelopen eeuwen op de kust rond BolungarVík gebouwd, maar de definitieve bewoning begon pas op beperkte schaal in 1870. Een dorpje ontstond pas tussen 1890 en 1910, met een aantal bedrijven, 7 winkels, een bakkerij en een bank. Er waren ongeveer 90 vissersboten, toen de tijd van de open roeiboten rond 1900 begon af te takelen. In de lente van 1903 voer de eerste motorboot van IJsland uit vanaf BolungarVík. Motorkracht stond het gebruik toe van grotere schepen, die op veel diepere visgronden konden vissen, maar de armoedige natuurlijke haven van BolungarVík verhinderde deze groeimogelijkheid op dezelfde schaal voort te zetten als andere IJslandse plaatsen. Toen in 1947 grotere schepen werden geïntroduceerd, ontwikkelde de stad zich tot een van IJslands belangrijkste vissersgemeenschappen, alhoewel het nog lang een gebruik bleef om in slecht weer de kleinere boten op de kust te zetten en de grotere beschutting te laten zoeken in het nabijgelegen Ísafjördur. In de tweede helft van de 20e eeuw begon de stad zich opnieuw uit te breiden en de plaatselijke economie werd breder, hoewel de visserij nog steeds de belangrijkste bezigheid is en alle andere industrieën direct of indirect met visserij te maken hebben.
In 1903 werd BolungarVík officieel een handelsplaats, ook al was de eerste handelaar in 1880 al in het nog steeds goed bewaarde Noorse Huis begonnen. De belangrijkste trawlerbedrijven van tegenwoordig zijn familiebedrijven, die rond 1920 opgericht zijn. De plaats verkreeg pas in 1974 stadsrechten. In de stad bevinden zich een modern gemeentehuis, gezondheidscentrum, zwembad en een sportcentrum.

SkálaVík,
Charmante en afgelegen opening aan de Noordelijke IJszee. Het is een gunstig gelegen punt om van de midzomernachtzon te genieten. Er loopt een wandelpad naar de vuurtoren Galtarviti. In de richting van BolungarVík, op 12 km afstand, staat een verlaten boerderij. De plaats was ooit vrij groot en deel van het administratieve district van BolungarVík, maar is tegenwoordig volledig onbewoond.

Ósvör,
Een dicht bij BolungarVík gelegen inham. Het was een van IJslands eerste viscentra. Kortgeleden is er heel wat gerestaureerd: een oude aanlegplaats met boot, een kaapstander, een overnachtingshut, een seizoensgebonden kampement voor reizende arbeiders, een schuurtje om vis in te drogen en een zoutopslagplaats. Deze geven een helder beeld van de condities en faciliteiten uit de tijd, dat er met roeiboten gevist werd. Het gebied met alle erop staande gebouwen is voor het publiek toegankelijk en er kan een aantal interessante wandelroutes gevolgd worden langs de bergrug, waardoor men vanuit de hoogte een goed overzicht kan krijgen van het kampement.

SúdaVík,
Een klein dorpje aan de Álftafjördur. De 220 inwoners zijn vrijwel volledig afhankelijk van de visserij en de visverwerking, ook al is er iets van handel en dienstverlening te vinden ten behoeve van de omliggende boerderijen. In de vroege ochtend van 16 januari 1995 werden de bewoners in hun slaap verrast door een lawine, die het afgelegen vissersdorp bedolf. Van de 70 huizen werden er 22 verwoest, waarbij 14 mensen omkwamen.

Reykjanes,
Een klein, geothermisch schiereiland tussen Ísafjördur en Reykjafjördur, waar onder andere een districtsschool en een zomerhotel zijn.

Drangajökull,
De meest noordelijke gletsjer op IJsland, midden in het vrijwel verlaten deel van de Westfjorden. De gletsjer is lopend makkelijk bereikbaar. Ten zuidwesten ligt aan de Ísafjardardjúp een kleine zijfjord, Kaldalón, die is ontstaan door een zich terugtrekkende valleigletsjer.

Stadarkirkja,
Een interessant kerkje bij de Steingrímsfjördur. Kortgeleden werd de op de monumentenlijst staande kerk in originele staat gerestaureerd.

Strandir
Dit is de algemene naam voor de oostkust van de Westfjorden, die zich uitstrekt van Geirólfgnúpur tot de Hrútafjördur. Langs de kust zijn bergen en rotsformaties van een immense schoonheid, zoals o.a. Drangaskörd, Reykjaneshyrna, Árnesstapar, Reykjaf-jardarkambur en Kaldbakshorn.

Reykjaneshyrna,
Een vreemd gevormde, maar mooie 316 m hoge berg bij de inham van TrékyllisVík.

Árnesstapar,
Unieke rotsformaties, iets uit de kust bij Árneshreppur.

Ingólfsfjördur,
Dit was tussen 1930 en 1950 een welvarend haringdorp. Het werd volledig verlaten toen de haring plotseling verdween uit de Húnaflói.

Hornstrandir
Dit meest noordwestelijke deel van het vasteland is een van de meest afgelegen streken van IJsland. Er woont niemand, waar-door dit het domein is van de elementen en de vogels. De snelheid en het lawaai van de moderne beschaving is hier ver weg: de natuur is hier de baas. U zult er door ijskoude rivieren moeten waden en u kunt er intens genieten van de stilte en van het fjordenlandschap. De streek (AdalVík) heeft een weelderige plantengroei, een overvloed aan vogels en is uitsluitend per boot of te voet bereikbaar; een paradijs voor wandelaars, natuurliefhebbers en vogelaars. Er zijn ontelbaar veel mogelijkheden om in de vrije natuur te kamperen. maar houd rekening met de in dit natuurreservaat geldende regels:
•, Vissen en jagen is verboden indien de landeigenaar geen vergunning heeft gegeven.
•, Een vergunning van de Iceland Nature Reserve Board is nodig als met motorvoertuigen buiten de wegen en gemarkeerde paden wordt gereden.
•, Iedere tocht door dit gebied (behalve door de landeigenaren) in de periode van 15 april tot 15 juni moet gemeld worden bij de Iceland Nature Reserve Board.

HólmaVík,
Een plaats op het zuidoostelijk deel van de Westfjorden aan de Steingrímsfjördur. De 470 inwoners werken in de visindustrie, de landbouw of in de handel. De handel in HólmaVík begon in 1895, waarna het dorp snel groeide tot het huidige aantal inwoners. Slecht nieuws is dat dit aantal langzaam maar zeker begint af te nemen.

10 prachtige bestemmingen in IJsland