In de opaalmijn in Dubník werd al opaal gedolven lang voordat de mijnen in Mexico en Australië ontdekt werden. Aan het einde van de 16e eeuw werd het opaal hier voor het eerst uit de grond gehaald. Lange tijd was Dubník de belangrijkste leverancier van de kostbaarste steen ter wereld.

De aristocraten waren dol op opaal. Vooral de familieleden van Napoleon Bonaparte lieten hun juwelen met de waardevolle stenen versieren. Keizerin Josephine bezat een van de beroemdste opalen ter wereld, het Trojaanse Vuur. In 1775 werd de grootste opaal ooit gevonden, de Harlekijn. In die tijd bracht de steen 700.000 gulden op. Nu ligt hij in een museum in Wenen. Rond 1920 werd de mijn in Dubník gesloten, omdat hij niet langer rendabel was. Nu is de mijn voor het publiek toegankelijk.