Argentinië

Swipe

Patagonië

Het zuiden van Argentinië vanaf río Negro tot aan de Straat van Magallanes wordt Patagonië genoemd. Je kunt dit enorme gebied in tweeën delen: allereerst het vlakke monotone steppelandschap vanaf de Atlantische kust landinwaarts tot de Andes. Het andere deel ligt rond de Andes en wordt het Patagonische bergland genoemd. Dit laatste gebied verschilt alweer qua landschap met het hiervoor beschreven merengebied. Logisch, want je gaat steeds zuidelijker en het wordt kouder, de wind strakker en een groot deel is nog steeds bedekt met een enorme ijskap: Campos de Hielos, de grootste ijsmassa op het vasteland na Antarctica. Tot aan het zuiden van Patagonië heb je een fascinerend schouwspel van enorme gletsjers, bergtoppen die als naalden uit de aarde komen, smaragdblauwe meren, grote loofbossen en onvoorspelbaar weer.

Want ’s zomers kan het prachtig weer zijn maar ook binnen enkele uren omslaan in hagel- of regenbuien. De temperaturen zijn aangenaam, rond de 20 graden C. Vaak is er een harde strakke wind, maar toch zijn de zomermaanden (november tot april) de beste tijden voor een bezoek.

Je ziet op de vlaktes de guanaco (Lama guanicoe) die vaak in groepjes van 10 tot 20 families leven. Ze zijn net als de vicuña’s verwant aan de lama. In de lucht heerst de condor (Vultur gryphus), de grootste roofvogel van Zuid-Amerika. Je herkent ze aan de witte donskraag om hun nek en ze hebben een spanwijdte van meer dan 3 m. Twee nationale parken zorgen ervoor dat dit landschap beschermd blijft: Parque Nacional Perito Moreno en Los Glaciares. De laatste heeft de mooiste en de grootste gletsjers van het land waaronder de gletsjer Perito Moreno.

Landinwaarts tot aan de Atlantische kust gaat het landschap over in een enorm steppegebied. Het Patagonië dat de meesten wel kennen: vlak, monotoon, af en toe onderbroken door grote rotspartijen of tafelbergen en er is weinig vegetatie. De vlaktes zijn grotendeels begroeid met steppegras (Coiron dulce) en lage struiken. Je ziet er bijna geen bomen. Door de harde wind, bodemerosie, droogte en de zeer dunne ozonlaag is Patagonië langzaam in een woestijn aan het veranderen. In grote delen regent er niet meer dan 150 tot 300 mm per jaar en er grazen miljoenen schapen op een gebied dat bijna twee keer zo groot is als Frankrijk.

Op de vlaktes leven veel kleine dieren, zoals de knaag- en gordeldieren. De armadillo, het bekendste gordeldier, is een klein en grappig snel beestje. De mara (Dolichotis patagonum) is het bekendste knaagdier. Deze laatste is een mix tussen een konijn en een hond en heeft de kop van een paard. Een vreemd beestje. Maar er is ook het Europese konijn, een ware plaag voor de flora. Het grootste dier is de ñandu, een Zuid-Amerikaanse struisvogel, die leeft op de Patagonische laagvlaktes. Deze struisvogel is met zijn 1,5 m groter dan zijn familie in Afrika. Zij zijn zeer sociaal en leven in groepsverband, zo’n 10 of 12 bij elkaar.

Het bekendste roofdier is de Patagonische vos (Zorro patagonica). In de lagunes bevinden zich veel flamingo’s, vooral de flamenco chilena en de zwartnekzwaan (Cygnus melancoryphus). De schapen zijn meegekomen met de Spanjaarden. Het eerste ras, de merino, kwam rond 1794 uit Spanje in Argentinië. Halverwege de 19de eeuw kwamen in Zuid-Patagonië vanuit de Falklandeilanden met de Engelse en Schotse immigranten duizenden schapen naar Patagonië.

De stranden langs de kust zijn lang niet zo breed als noordelijker in de Pampa. Spectaculair zijn wel de kustranden, die vaak tientallen meters hoger zijn dan de stranden. Tot op de hoogte van de stad Comodoro Rivadavia hebben de zomers aangename temperaturen. Zuidelijker, richting de Straat van Magallanes, zijn de zomers kort en fris. Ook hier is de beste tijd vanaf november tot april voor een bezoek.

De Patagonische kust kent een heel andere fauna, uniek in Zuid-Amerika. De stranden zijn het domein van de zeehonden en pinguïns. Van de zeehonden komen drie soorten het meeste voor: de zeeolifant (Elefante marino) is met zijn 4 ton aan gewicht de grootste, dan de lobo de un pelo, de zeeleeuw (Otaria flavescens), is ook zo’n gigant. De mannetjes hebben manen, vandaar de naam zeeleeuw. Wat kleiner zijn de lobos de dos pelos, de zuidelijke zeehond en de gewone zeerob.

Van de pinguïns is het de Magellaen pinguïn die je overal ziet. Langs de gehele kust tot aan Vuurland toe zie je deze beestjes. Er zijn gebieden waar honderdduizenden pinguïns leven zoals bij Punta Tombo en Cabo Virgenes, het zuidelijkste puntje van Patagonië. Fascinerend is het om bij het schiereiland Península Valdés de walvissen te zien. Tussen juni en oktober komen honderden walvissen langs deze kust, om te jongen, want de oceaan is hier rijk aan plankton. Het zijn de zuidkapers (Eubalaena australis), die enorm groot zijn met een lengte tot 18 m. Je kunt ze in al die maanden bewonderen, want langs de kust zijn ze goed waarneembaar met hun sprongen en vinnen. Rond maart en april komen langs de stranden de orka’s op jacht naar jonge zeehonden.

Vogels zijn er volop vooral bij Península Valdés. De bekendste zijn de aalscholvers, waaronder de mooie cormorán imperial, de koningsaalscholver. Verder zie je de witte plevier (Chorlito blanco) en de Magellaen scholekster (Ostrero austral). Als je geluk hebt kun je er ook de malmokalbatros (Diomedea melanophris) boven je hoofd zien zweven, een prachtige grote vogel, met een vleugelwijdte van meer dan 2 m.

10 prachtige bestemmingen in Argentinië