Griekse Eilanden

Swipe

Flora en Fauna

Mede door de ernstige ontbossing komen er niet meer zoveel grote zoogdieren in het wild voor op de Griekse eilanden. Hier en daar een hert, wilde geiten en wat everzwijnen. Kleinere zoogdieren zoals wilde katten, egels, knaagdieren, dassen en marters vallen vaak ten prooi aan het alsmaar drukker wordende verkeer. U zult ze dan ook vaker dood op de weg zien liggen dan in levende lijve tegen komen. Verder zijn er ook veel vleermuizen. In de zee komen nog dolfijnen en zeehonden voor.

Vogelsoorten

Griekenland telt wel vierhonderd vogelsoorten, waaronder veel roofvogels en watervogels. Op sommige eilanden leven zelfs flamingo's. Bij ons is hij nauwelijks meer te zien, maar de huis-tuin-en-keukenmus leeft op de Griekse eilanden uitbundig voort. Amfibie-achtigen zoals schildpadden, kikkers, padden, (niet giftige) slangen, gekko’s, kameleons en hagedissen zijn er talrijk. Ook de insectenwereld is er springlevend. Sprinkhanen, allerlei keversoorten, cicaden (krekels), schorpioenen en duizendpoten genoeg. Ook heel mooie vlindersoorten zijn er te vinden. In de zeeën zwemmen zwaardvissen, makrelen, tonijnen, sardines, haaien en inktvissen. Verder leven er veel schelpdieren, kreeften, sponzen en op de rotsen wemelt het van de zee-egels. Uitkijken dus bij het pootjebaden, want een prik van een zee-egel is erg pijnlijk.

Alles in bloei

Wie van bloemen houdt, kan het beste in het voorjaar naar de eilanden reizen. In maart en april kan het er nog redelijk fris zijn en is het aan te raden een dikke trui, dichte schoenen en een lange broek in de koffer te stoppen. Mei en juni zijn de ideale maanden zeker voor een wat actievere vakantie. Dan is het op de meeste eilanden nog mooi groen en staat alles in bloei. In juli, augustus wordt het zo warm dat het meeste groen verdort en verdroogt en lichaamsbeweging vrijwel onmogelijk wordt. In september en oktober wordt de natuur door regenval weer wat groener. Op de meeste eilanden is het in het voorjaar één grote kleurrijke bloemenzee. Brem kleurt de bermen geel en er bloeien anemonen, chrysanten, irissen, narcissen, krokussen en hyacinten. Oleanders, hibiscussen en bougainvillea verspreiden hun bloemenpracht. Prachtig zijn ook de vele geraniums die overal als grote struiken in het wild opduiken of voor de huizen in kleurrijke potten staan. Mocht u zich afvragen wat die bedwelmende zoete geur is die u vooral ’s avonds ruikt? Dat is jasmijn. De plant met de kleine witte bloemetje wordt ook wel eens ‘Koningin van de nacht' genoemd omdat de overheersende geur 's nachts op zijn sterkst is.

Ontbossing

Ooit was Griekenland een zeer bosrijk gebied, maar door ontbossing op grote schaal in de loop van de tijd hebben de weelderige bossen plaats moeten maken voor de typische frýgana-begroeiing die overal op hellingen te zien is: lage struiken, grassen, stekelige planten én kruiden. Vaak grazen er geiten en/of schapen op of worden er bijenkasten op geplaatst om kruidenhoning te verkrijgen. Tijm, lavendel, oregano, basilicum, salie en mint groeien er uitbundig in het wild en verspreiden de heerlijkste geuren. Verder zijn er veel inheemse plantensoorten die alleen maar in een bepaalde streek of op een bepaald eiland voorkomen. De mastiekstruiken op Chios en de vele verschillende orchideeënsoorten op Kreta zijn hier voorbeelden van. Veel bossen zijn er dus niet meer over, maar op veel eilanden, bijvoorbeeld op Lesbos, wordt aanplanting van bomen gestimuleerd door de overheid. Bomen die veel in heuvelachtige gebieden voorkomen zijn pijnbomen, cipressen, johannesbroodbomen en laurier.

Olijfbomen

De hoofdrol in het bomenbestand op de Griekse eilanden wordt natuurlijk vervuld door de olijfboom. Er zijn er vele miljoenen van. Alleen al op Korfoe zouden vier miljoen stuks groeien. Al duizenden jaren geeft de olijfboom het landschap van Griekenland zijn typische karakter. Uit de vondst van een fossiel met een versteend olijfblad op Santorini blijkt dat olijfbomen al in de prehistorie voorkwamen. Uit 3500 v.Chr. bestaan geschriften over olijfbomen uit de Minoïsche periode. Vanaf ongeveer 3000 v.Chr. werd de olijfboom gecultiveerd. En rond 700 v.Chr. vond de eerste export van olijfolie plaats vanuit Griekenland. Winnaars van de eerste Olympische Spelen (776 v.Chr.) kregen een lauwerkrans van olijftakken en grote hoeveelheden olijfolie als prijs. De olijftak is ook het internationale symbool voor vrede. De olijfboom gedijt het beste in hete, droge zomers en milde, natte winters. Hij groeit niet boven de 600 meter en de temperatuur mag niet lager zijn dan 5 °C. Pas na acht jaar geeft de olijfboom vruchten en de olijven zijn op zijn best als de boom zo’n zestig jaar oud is. Veel olijfbomen zijn dus honderden jaren oud. Olijven worden geoogst van november tot en met februari.

10 prachtige bestemmingen in Griekse Eilanden