De naam van het bergdorp Cerveny Kláštor (het rode klooster) is afkomstig van het klooster met dezelfde naam. Het van origine middeleeuwse klooster werd in 1319 door kartuizer monniken gesticht. Deze orde werd geïnspireerd door de levenswijze van de heilige Bruno in de wildernis van Chartreuse in Frankrijk. Bruno stichtte daar aan het einde van de 11e eeuw een klooster. In korte tijd bouwden zijn volgelingen ruim 100 kloosters in heel Europa. De kartuizerorde was een van de strengste. De monniken leefden een kluizenaarsbestaan. Ze hadden nauwelijks of geen contact met de buitenwereld en leefden uiterst sober. Er bestond een zwijgplicht die slechts eenmaal per week, tijdens de gezamenlijke wandeling werd doorbroken. Het werk van de monikken was het kopiëren en illustreren van codices.

De kartuizermonikken hebben het klooster tot halverwege de zestiende eeuw bewoond. In 1705 betrokken de kamalduenser monniken Cerveny Kláštor. De stichter van deze orde, pater Romuald Hadbavny, droeg halverwege de achttiende eeuw bij aan de totstandkoming van de eerste vertaling van de bijbel in het Slowaaks.

Nadat de broeders het klooster aan het eind van de achttiende eeuw verlaten hadden, raakte het gebouw in verval. In de 20e eeuw werd het gerestaureerd en nu huist er een streekmuseum in het klooster.

Vanaf Cerveny Kláštor kunnen in het zomerseizoen vlot- en rafttochten op de rivier de Dunajec gemaakt worden. Deze rivier vormt de grens tussen Slowakije en Polen en kronkelt tussen steile rostwanden door. De roeiers op de vlotten dragen de traditionele kleding uit de bergen. De tocht duurt ongeveer anderhalf uur. Ook vanaf Majere, een stuk stroomopwaarts vertrekken er vlotten, maar het eerste stuk is wat minder interessant. Vanaf het eindpunt vertrekken regelmatig bussen en minibusjes, terug naar het beginpunt. Er loopt ook een wandelpad langs het water terug naar Cerveny Kláštor.

In juni wordt in Cerveny Kláštor een folklorefestival gehouden.