Filippos was een groot organisator, generaal en diplomaat. Hij maakte van zijn eigen land een eenheid en veroverde Thessalië en Thracië. In 338 veroverde hij Griekenland en onder zijn leiding werd een nieuwe Griekse statenbond opgericht. Hij verbood de Grieken onderling oorlog te voeren en wilde tegen de Perzen, die Griekenland nog steeds bedreigden, ten strijde trekken. Maar, vlak daarvoor, in 336 werd hij vermoord.

Zijn zoon Alexander die al vanaf jonge leeftijd aan de zijde van zijn vader meevocht, volgde hem op. Alexander was een leerling van de Griekse wijsgeer Aristoteles en had daarom grote belangstelling voor de Griekse kunst. Als meesterstrateeg stichtte hij het grootste rijk uit de Oudheid. Het strekte zich uit van Libië tot Punjab. Hij versloeg onder meer de Perzische koning Darius en hij verspreidde de Griekse cultuur en taal in de Aziatische wereld. Hij introduceerde ook Oosterse gewoonten, zoals het kussen van de hand van een hogergeplaatste, wat de Grieken dan weer verafschuwden.

Deze periode van de vermenging van de Griekse en Oosterse cultuur wordt het Hellenisme genoemd. Uit deze tijd stamt bijvoorbeeld het beroemde beeld van Afrodite (De Venus van Milo) dat op het eiland Milos werd gevonden. Alexander, die inmiddels de bijnaam De Grote had gekregen, wilde doorstoten naar Arabië en Carthago, maar in 323 op 32-jarige leeftijd stierf hij vrij plotseling aan hevige koortsaanvallen. Vermoedelijk was de oorzaak syfilis.