Gambia

Swipe

Ontmoetingen

Ontmoetingen met vreemde volkeren, met andere culturen en leefgewoonten zijn spannend en leerzaam. In een land als Gambia, waar bijna iedereen je aanspreekt, wordt het wel eens een beetje te veel van het goede. Gambia wil graag bekend staan als het land met de vriendelijkste mensen. Tot op zekere hoogte slaagt men daar ook in en is niéts een probleem.

Het is in Gambia dan ook niet moeilijk om in contact met de bevolking te komen. Je zegt’: Hallo’, je steekt een hand uit en het gesprek neemt een aanvang. In de meeste gevallen, vooral als je zelf het initiatief neemt, ontspint zich dan een alleraardigste conversatie, wat in veel gevallen tot nadere kennismaking leidt.

Soms is het jammer dat het zelden tot discussies komt. Dat heeft een paar oorzaken. Men wil u niet in verlegenheid brengen, tegenspreken staat maar bij weinig Gambianen in het woordenboek. Verder is de woordenschat van veel Gambianen te beperkt om er eens lekker op los te discussiëren.

Vaak beperkt het gesprek zich dan ook tot het uitwisselen van oppervlakkige informatie, iets wat u daarvoor al vele tientallen keren deed en wat u op een gegeven ogenblik zat bent. U liet het initiatief tot een gesprek over aan de Gambiaan, hetgeen onherroepelijk leidde tot’: Excuse me…’ en u wist dan dat er weer iemand in u een commerciële missie zag. Veel toeristen knappen daarop af. Jammer, maar begrijpelijk. Het initiatief tot een gesprek kunt u ook zélf nemen: bij het bezoek aan een bank, of tijdens een excursie met een iemand van het bedrijf waar u op bezoek bent. Maak eens een praatje met een onderwijzer tijdens een schoolbezoek of stap eens een fabriek binnen waar bezigheden plaatsvinden die uw interesse hebben.

In de meeste gevallen bent u van harte welkom en wordt de getoonde belangstelling ruimschoots beloond. Het is een manier om contacten te leggen die verder gaan en langer aanhouden.

Met de hierna opgenomen verhalen wordt geprobeerd u een beeld te geven van de ontmoetingen zoals die zich kunnen voordoen. Hoewel we slechts een deel van de ontmoetingen zélf meemaakten, zijn alle verhalen gebaseerd op feiten. Soms een beetje gechargeerd, maar altijd ter leringh ende vermaeck voor ieder die een écht beeld wil hebben van het dagelijkse gebeuren in Gambia, voor ieder die écht wil weten wat er kan gaan gebeuren.

Overigens, als u de ontmoetingen ter plekke zat bent en u maakt dat op een vriendelijke manier duidelijk, dan laat men u doorgaans met rust. Maar om dát verhaal 20 keer per dag te vertellen… Enfin, oordeel zelf, glimlach erom en leer er wat van.

Blijf in Gambia altijd lachen, liefst met een uitgestoken hand!

N.B. Onderstaande ontmoetingen speelden zich af in de afgelopen jaren, sommige zijn nog ouder. U ziet het, als u al langer in Gambia komt, aan de prijzen of u kunt het terugrekenen aan de hand van de situatie. In feite gaat het uitsluitend om die situaties, ze kunnen zich vandaag de dag zo maar opnieuw voordoen. Onder andere omstandigheden, met andere prijzen, noem maar op. Het gaat om de achtergrond van het verhaal. Sommige ontmoetingen leveren meer informatie op dan dat er op een andere manier uitgelegd kan worden. Lees ze, glimlach erom en gebruik ze als voorbereiding op uw ontmoetingen in Gambia.

De bioloog

We ontmoetten Denabu en ze noemde zich Victoria, haar tweede naam. Dochter van een moslimvader een een rooms-katholieke moeder. Van haar vader wist ze niet veel, die had het gezin al lang geleden verlaten, ze was opgegroeid op een compound die gedeeld werd met een aantal ooms van moeders zijde.

Vanuit die achtergrond werd duidelijk waarom ze Victoria genoemd wilde worden: aan haar moslimafkomst wilde ze liever niet herinnerd worden. Ze had ons op die compound uitgenodigd nadat we verteld hadden dat we een plaats zochten waar we het Gambiaanse leven van nabij konden aanschouwen en waar we, heel belangrijk, ook foto’s mochten maken. In rooms-katholieke kringen heeft men daar weinig moeite mee en tegen een kleine (vrijwillige) vergoeding waren we lange tijd te gast op die compound.

We praatten met iedereen die we konden verstaan, we gingen mee naar de put om water te halen, we deelden de middagmaaltijd, kortom een dag om nooit te vergeten.

Haar broer heette Lamin, maar werd vanwege dezelfde achtergrond George genoemd. Hij nodigde ons uit om hem op te zoeken bij zijn werkgever. Die werkgever bleek het M.R.C., het Medical Research Council te zijn, waar George als macrobioloog in het laboratorium wetenschappelijk onderzoek deed. George was afgestudeerd aan een van de beroemdste Britse universiteiten, daartoe in de gelegenheid gesteld door een rijke landgenoot die kennelijk vertrouwen had in de rapporten die George vanaf de basisschool meekreeg.

We hoorden later dat de hoofdonderwijzer een vriend was van die rijke landgenoot en er feite voor gezorgd had dat Georges talenten niet in de pindavelden van zijn familie, hoe belangrijk ook, begraven werden.

Na zijn afstuderen ging George terug naar zijn vaderland om daar een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan het onderzoek naar allerlei vervelende ziekten die in de tropen voorkomen.

We namen zijn uitnodiging graag aan en we hebben ons verbaasd over de vindingrijkheid van George en zijn collega’s. Met weinig middelen en veel geduld en doorzettingsvermogen werden er toch prestaties geleverd die er zijn mochten.

Omdat George bioloog was kon het natuurlijk niet uitblijven dat het milieu ter sprake kwam. George was buitengewoon nieuwsgierig naar de stand van zaken in Europa en we vertelden hem van alles. Over gescheiden ophaal van huisvuil, over recycling, over onze zorg voor de ozonlaag, over alle belastingen die geheven werden om milieuschade te voorkomen, over CFK’s, kortom het hele repertoire waar wij als leken dagelijks mee werden geconfronteerd, passeerde de revue.

George knikte slechts van tijd tot tijd, ten teken dat onze verhalen overeenkwamen met hetgeen hij uit de vakliteratuur vernam. Natuurlijk waren we benieuwd hoe al die zaken in Gambia geregeld waren. Eigenlijk wilden we weten waarom al die zaken in Gambia niét geregeld waren. We wilden weleens weten waarom al die auto’s nog zo walmden, waarom er zoveel ontbossing plaatsvond, waarom we op straat lege batterijen vonden, waarom… waarom… enzovoort.

We wilden graag een passende motivatie horen over het, milieutechnisch gezien, schandelijke gedrag van de gemiddelde Gambiaan. We riepen het Gambiaanse volk middels deze vakman ter verantwoording. Waarom kwam de Gambiaanse regering al die internationale afspraken niet na. Waarom werden de wetten op dit gebied in het land niet of nauwelijks nageleefd?

Georges antwoord was korter dan onze vragen. Hij ging er even voor zitten en bood ons een kop oploskoffie aan.

‘Het is nog niet zo lang geleden dat we in bijna volmaakte harmonie met de natuur leefden. We bewerkten onze grond, we aten van de opbrengst en wat we over hadden ruilden we tegen producten die we niet zelf fabriceerden. Toen kwamen de toubabs. Eerst plunderden ze ons land, toen namen ze bezit van de bodemschatten, later verkochten ze ons als slaven, als een minderwaardig soort mens. Toen dat niet meer mocht, veroverden ze ons land en brachten ons onder de wetten van landen waar we nog nooit van gehoord hadden. Toen dat ook niet meer mocht, lieten ze ons land en ons volk berooid achter.

Nu we de klap een beetje te boven komen worden we geconfronteerd met wereldwetten die nodig werden nadat de toubabs er een geweldige rotzooi van gemaakt hadden. Wij zouden nog steeds in harmonie met de natuur kunnen leven. Helaas stellen de toubabs ons daar niet toe in staat. Ze stellen eisen, ze brengen welvaart maar ook narigheid. Alles moet in plastic, alles moet verpakt, we kunnen geen kant op met ons afval. Als we al die troep volgens onze eigen manier zouden opruimen, werd het in de open lucht verbrand, andere voorzieningen zijn er niet. Hebben jullie ooit wel eens plastic afval verbrand? Als we aan de wetten van de toubabs, nogmaals: noodzakelijk geworden omdat de toubabs ze noodzakelijk maakten, als we aan hun wetten gehoorzamen, kunnen we niet eens meer een houtvuur maken om ons eten op te koken.

En wij zouden milieubedervend bezig zijn? Neem maar gerust van mij aan, dat jullie, toen je Schiphol achterliet, met dat ene vliegtuig meer milieuschade aanrichtten, dan de gemiddelde Gambiaan gedurende zijn gehele leven, dat wegens het ontbreken van alle chemicaliën waar de westerse wereld bol van staat en die geneesmiddelen worden genoemd, toch al aanmerkelijk korter is!’

Hij bood ons nog een kop oploskoffie aan en die avond hebben we lang nagepraat over zin en onzin in de internationale milieuwetgeving. Ook is sinds die tijd ons belerende vingertje een stuk korter geworden. We schrijven nog steeds lange brieven aan Victoria en George.

Het kamermeisje

Bij aankomst in het hotel werd al gauw duidelijk dat het personeel geen probleem vormde. ‘Het zag zwart van het zwart’, zoals een van onze medereizigers opmerkte. De receptie werkte efficiënt en in korte tijd waren we, vergezeld door drie hotelmedewerkers, op weg naar onze kamer. Het enige wat we te sjouwen hadden was ons eigen lichaam en dat leek als lood te wegen, een temperatuurverschil van ruim twintig graden maakt dat je je voelt als een krokodil wiens vijver bevroren is, maar dan omgekeerd.

De kamer was ruim, goed gemeubileerd en vooral: koel. Naar wat we onderweg van het vliegveld gezien en voor gevreesd hadden, een enorme meevaller. Geen heining van golfplaat, geen gaten als raam, geen doortochtsysteem als ventilatie.

Bob, het hoofd van de huishouding, installeerde ons. Hij vertelde dat onze ‘maid’ Pierre heette, maar inmiddels naar huis was. Natuurlijk gingen we ervan uit dat we ons vergist hadden, maar niks hoor: onze maid was een boy en dat bleek vrijwel voor elke maid te gelden. We ontmoetten hem de volgende ochtend. Een vriendelijke jongen die zich uitsloofde om het ons zo goed mogelijk naar de zin te maken. Hij had de vervelende eigenschap om eerst de deur open te maken en pas nadat hij zag dat er iemand thuis was, te kloppen. Verder was er weinig op hem aan te merken.

We gingen, nadat we hem duidelijk gemaakt hadden dat we een andere volgorde op prijs zouden stellen (wat hij grif beloofde en zich er vervolgens niets van aan trok), naar het strand. Heerlijk een dagje luieren, we hadden het verdiend!

Op zeker moment besloten we onze benen te strekken. Nauwelijks met onze kuiten in de golven, werden we enthousiast benaderd door een jongeman die met veel overtuiging beweerde onze maid te zijn. Nu lijken alle inlanders een beetje op elkaar, zeker als je er nog maar net bent en overstelpt bent door indrukken.

Als je pas zo kort in het land bent en je wordt al herkend, dan streelt dat je ego. Hij kwam even vertellen dat hij naar huis ging en of we dat goed vonden. Nu dachten we er geen fluit mee te maken te hebben, maar goed, als hij zich af moest melden, wat zouden wij tussen werkgever en werknemer stoken nietwaar, dus gaven we grif onze toestemming.

Hij bedankte ons uitbundig en maakte aanstalten om te vertrekken. We zagen aan zijn gezicht dat er iets mis was, dus vroegen we hem wát er mis was. De ene vriendelijkheid tegenover de andere. Er was inderdaad iets mis, goed mis. Tijdens een lichte aanval van paniek maakte hij duidelijk dat hij zijn portemonnee kwijt was. We vroegen hem of er veel geld inzat. Nou dat viel wel mee, ‘slechts’ 500 dalasis.

We wisten toen nog niet dat hij daar twee maanden voor moest werken en deden er tamelijk luchtig over. Het grootste probleem was echter dat hij niet naar huis kon, tenzij hij zou gaan lopen. ‘Goed voor de spijsvertering’, grapten we. Hij vertelde ons dat er wel zo’n vijftien kilometer afgelegd moest worden en dat er ook nog het nodige werk in de tuin op hem lag te wachten. Dat vonden we heel vervelend en we besloten te helpen. Met 100 dalasis was hij uit de brand. We wisten toen ook nog niet dat je voor 100 dalasis ongeveer naar het andere einde van het land kon reizen.

Voor tien euro laat je zo’n hardwerkende, speciaal aan jou ter beschikking gestelde jongen toch niet dat hele eind lopen? Bovendien, morgen komt dat geld weer terug. Nee, hij ging niet mee het terrein op om het geld te halen, hij bleef wel aan de zeekant wachten, misschien dat hij kon voorkomen dat mevrouw werd lastig gevallen door rondhangende bedelaars of ander gespuis. Een ontroerende toewijding.

Nou, mooi niet!! De maid was Pierre niet, onze 100 dalasis waren verdwenen en ons vertrouwen in de mensen die ons aanspraken was tot een minimum teruggebracht.

De oplossing is simpel: ontken knalhard dat de jongen in kwestie jouw maid is. Tien tegen een dat hij iets zal mompelen in de geest van: ‘alle blanken lijken ook zo op elkaar!’

Op stap met Lamin

We zullen Lamin niet vergeten. Hij werkte in ons hotel. Nou ja, werkte. Hij was er regelmatig. Hij hoefde ook helemaal niet te werken, daar had hij zijn personeel voor. Want Lamin was het hoofd van de huishoudelijke dienst, hij was de baas over alle mensen die zich bezighielden met het onderhoud van de hotelkamers en de bungalows.

Een hele verantwoording die Lamin zwaar op de schouders lag. Je kon hem over het hele complex aantreffen, hij sjokte van de ene plaats naar de andere, maar meestal zat hij ergens.

Hij maakte de gasten steevast deelgenoot van alle kommer en kwel die zijn baan met zich meebracht en liet de gasten graag geloven dat het uitsluitend aan zijn persoonlijke inzet te danken was dat er nog kamers werden schoongemaakt. Als er nieuwe gasten kwamen (en dat gebeurde toch vele malen per week), dan was Lamin in de onmiddellijke omgeving om hen te verwelkomen. Hij maakte dan een praatje en zorgde ervoor dat de verwachtingen van de nieuwkomers omtrent het onderhoud van hun onderkomen, niet al te hoog gespannen waren.

Bij zijn tweede bezoek bleek dat het onderhoud aan alle te stellen eisen had voldaan en voilà… persoonlijke bemoeienis van Lamin. Dat leverde al gauw een tip op en hij wist op die manier zijn weekloon te verveelvoudigen.

Lamin had nóg een bron van inkomsten. Hij verzorgde uitstapjes voor degenen die tot zijn uitverkorenen behoorden. Op zijn vrije dag verzorgde hij dagtripjes, op zijn vrije avond avondtripjes en op zijn vrije zondag zondagtripjes. Nu had hij elke week een vrije dag, hij was alle avonden vrij en bovendien drie van de vier zondagen. Zijn mogelijkheden waren dus beperkt en als Lamin je mee kwam delen dat hij erin geslaagd was zich voor je vrij te maken dan was dat goed nieuws, dan was dat bij wijze van spreken aanleiding om het op de voorpagina van het dagblad af te laten drukken.

We hebben nog nooit gasten meegemaakt die niet zeer in hun nopjes waren met hun uitverkiezing. Als Lamin een paar keer met je gesproken had, je had uitgelegd wat hij allemaal voor je betekende, hoe hij zich voor je uitsloofde, dan was je bijna tot tranen toe geroerd. Als hij dan óók nog liet doorschemeren dat hij eventueel zijn dienstenpakket nog wel wilde uitbreiden door een dag of een avond met je op stap te gaan, dan begon de plannenmakerij.

Want zó was Lamin wel: hij leverde alleen op bestelling. We kozen voor Abuko, samen met een ander stel.

Er was één probleem, hij kon ons niet bij het hotel ophalen, want dat gaf problemen met de directie en met de daar altijd aanwezige taxichauffeurs, die óók uitstapjes verzorgden. We spraken af bij het politiebureau in Serekunda.

Volgende probleempje, want Serekunda heeft twee politiebureaus die bepaald niet vlak bij elkaar liggen. We gokten verkeerd en kwamen te laat aan op de afgesproken plek. Lamin boos want hij wilde de zaken op tijd laten verlopen. In een taxi naar Abuko. Lamin regelde de prijsafspraken, dus dat zat wel snor.

De toegang tot Abuko betaalden we zelf, maar Lamin wilde wél mee naar binnen. Oké, Lamin mee naar binnen, waar hij tot onze volgende verbazing aanbood om de overtollige bagage te dragen.

Hij ging door het park alsof de hyena’s hem op de hielen zaten. Wij wilden dat graag wat rustiger aandoen, maar iedere keer was onze bagage uit zicht. We hebben toch nog het een en ander gezien, maar veel was het niet.

Tot ongenoegen van Lamin maakten we hem duidelijk dat we óók nog wel wat apen wilden zien. Als je pas in Gambia bent dan denk je namelijk dat er alleen in Abuko en omgeving apen rondslingeren. Nou, daar zou Lamin wel even voor zorgen en tot onze verbijstering riep hij, steeds maar voor ons uitdravend: ‘Monkey!!! Monkey!!!’ De apen waren er inderdaad. Ze vielen bijna uit de bomen van schrik en een enorm geritsel in het bladerdak gaf aan dat ze voor enige tijd de benen genomen hadden.

We hadden het wel gezien en verheugden ons op de volgende bezienswaardigheid: een bezoek aan een nabijgelegen compound, waar we vergast zouden worden op vers getapte palmwijn, ‘jungle juice’. Om een lang verhaal niet nóg langer te maken: we kregen onze jungle juice, we mochten even binnen de muren van de compound kijken, maar we moesten wel snel weer weg, anders zou de taxi ons niet kunnen vinden. Nu was die taxi al verdwenen voordat we Abuko binnengingen, dus dat kwam ook al vreemd over.

Lamin was Lamin niet. Lamin rekende de palmwijn af en we weten heel secuur dat ’ie vijf dalasis in de hand van de boer stopte. Het duurde even voordat we een taxi hadden die ons terugbracht. Laatste probleempje: Lamin kon zich niet in de buurt van het hotel laten zien in verband met de oneerlijke concurrentie. Hij stapte dus halverwege uit en vroeg ons af te rekenen.

Nu hadden we 250 dalasis afgesproken, all in, zonder toegangsprijs voor Abuko. Nog steeds te veel, maar ja, met z’n vieren en zo’n arme man die toch maar voor je klaar stond… Hij wilde 600 dalasis hebben, 250 volgens afspraak, 100 voor de palmwijn en nog eens 250 voor de taxi, ‘want dit was een andere’.

Kijk, toen zijn we even uitgestapt en hebben hem voorgerekend wat hij had uitgegeven. We kwamen alles bij elkaar op 65 dalasis, inclusief palmwijn en taxi’s.

Na hem aan z’n verstand gepeuterd te hebben dat het niet onze gewoonte was ons te laten afzetten hebben we hem verteld dat wij de taxi zouden betalen (wat inderdaad 35 dalasis bleek te zijn). Zijn uitgaven beperkten zich tot de palmwijn à raison van 5 dalasis en de taxirit naar Abuko van 25 dalasis. We gaven hem 130 dalasis, zodat hij nog een kwart maandloon aan het uitstapje met ons overhield.

Hustlers of bumpsters: De nationale plaag van Gambia?

Misschien dat u de naam ‘hustler’ voor een bevolkingsgroep nergens anders in de wereld tegenkomt. Uit het kopje boven deze tekst blijkt al dat het geen prettige groep kan zijn.

Letterlijk vertaald betekent het: dringer of duwer. De naam is ontstaan nadat, voornamelijk jongere, Gambianen zich op een tamelijk onplezierige manier met de toeristen gingen bemoeien. In een andere betekenis kunt u het woord hustler aan de jacht verbinden. Dat jagen gebeurt op een opdringerige manier op toeristen, die voor de hustler het wild vormen. Een ander woord voor hustler is bumpster, vrij naar: ‘onzacht in aanraking komen met…’.

Het is een methode om met de bevolking in contact te komen. Hustlers zijn voorkomend en beleefd, zij stellen zich keurig voor en zijn buitengewoon geïnteresseerd in uw welzijn. Dat is niet vreemd, het overkomt u overal in Gambia. Maar de hustler heeft een bijbedoeling: hij wil iets van u. Hij wil geld, hij wil u in een bepaald restaurant hebben, hij wil u iets verkopen, hij nodigt u uit om eens een kijkje bij zijn familie te komen nemen, hij biedt aan om u ergens heen te begeleiden, kortom, zijn commerciële bijbedoelingen zijn duidelijk.

Het is tamelijk ingewikkeld om een hustler te onderscheiden. Vaak komt u ze op het strand tegen in de nabijheid van ‘strandpaviljoens’. Ook de uitgang van het hotel is een geliefkoosde plaats, of de omgeving van souvenirwinkeltjes of markten. Maar ook binnen het hotel komt u ze tegen, het kan uw kamerbediende zijn of diens chef.

Zodra iemand meer van u verlangt dan een goed gesprek over het land waar u vandaan komt, dan moet u voorzichtig worden. Tien tegen een dat u met een hustler te maken heeft. U hoeft niet meteen uw hand op de portemonnee te houden, het gebeurt hoogst zelden dat ze u bestelen in de letterlijke betekenis van het woord, óók niet als ze met z’n tweeën of, en dat komt voor, met z’n vieren zijn. De kans dat u terugkomt met politie is een te groot risico voor hen, want de politie vraagt niet eerst of ze de goede voor zich hebben, op uw aanwijzing slaan ze er meteen op los. Dat risico neemt een hustler niet.

Nu kan het alleraardigst zijn om met een hustler te praten, wat met hen te dollen en hun een koekje van eigen deeg te geven. Dat moet je dan wél kunnen en, zéker als u voor het eerst in een land als Gambia bent, is dat geen aanrader. Snel afschudden, desnoods in wat scherpere bewoordingen dan waarmee u zich normaal met een Gambiaan onderhoudt, maar koop niets, zeg niets toe, geef niets en maak nooit een afspraak met een hustler. De meest agressieve hustler zal u, als u niet van zijn optreden gediend bent, uitmaken voor racist. Direct de politie inschakelen!

Er zijn wel een paar methoden om aan een hustler te ontkomen. De simpelste is: nergens op reageren, doen alsof hij lucht is. Het lijkt onbeleefd om niets terug te zeggen als iemand je hartelijk groet, maar als het gebeurt op een van de hierboven genoemde plaatsen door een van de geschetste personen, dan is het een vorm van zelfbescherming. Hoewel geen pretje in Gambia, stevig doorstappen, doen alsof je ergens naar toe moet, wil ook helpen.

De meeste hustlers zijn jongens in de leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar. De méésten! Nu zijn die mannen dol op sportschoenen en die dragen ze dus bijna allemaal. Oók al een teken van het ‘hustlerschap’, een niet-hustler kan zich dat soort uitspattingen niet permitteren. Zoals opgemerkt: vaak ontmoet je ze op het strand. De stranden in Gambia zijn prachtig en ze lopen meestal geleidelijk af in zee. Een westerling mag graag een beetje op de rand van zee en strand lopen, een hustler laat het wel uit z’n hoofd, vanwege z’n schoenen.

Als u een strandwandeling maakt en u wilt de hustlers (althans een groot aantal) ontwijken, wandel dan op blote voeten en ga een klein stukje in zee zodra u er een ontwaart. Hij zal tien meter met u meelopen op het droge, u welkom heten en allerlei vragen stellen: hij wil méér, maar druipt snel af. Bescherm uw onderbenen en bovenkant voeten tegen zonnebrand!

Natuurlijk heeft de Gambiaanse regering honderden klachten gekregen over het optreden van hustlers. Er is haar alles aan gelegen om de toerist te vriend te houden. Er werd politie ingezet. Op vele plaatsen op het strand, vooral in de omgeving van de hotels, ziet u dan ook politieposten. De politie patrouilleert op het strand, te voet en met auto’s.

Toen de Gambiaanse regering dat voor elkaar had en er geen hustler meer was die ook maar naar een toerist durfde te kijken, (zoals gezegd de politie daar probeert niet eerst via een goed gesprek de hustler tot andere gedachten te brengen), kwamen er weer klachten over het optreden van de politie en over het feit dat contact met de lokale bevolking vrijwel uitgesloten was.

De Gambiaanse regering trok de politie voor een belangrijk gedeelte terug en jawel, dáár waren ze weer. Op een paar na, die via een speciaal programma door de regering waren opgeleid tot gids, of die een andere betrekking hadden in de toeristenindustrie. Het enige wat nu overbleef was een beroep te doen op het gezonde verstand van de toerist.

Negéér de hustler. Alleen dan is het een uitstervend ras. Maar pas er wél voor op dat u niet elke ontmoeting of elk gesprek op voorhand torpedeert door uw houding. Want dán mist u iets wat uniek is in de wereld. Jonge mensen die nieuwsgierig zijn naar de rest van de wereld. Die u, geknipt uit een oude kartonnen doos of een oude cementzak, een kaartje geven waarop hun naam en adres geschreven staan en u vragen of u hun vriend in Nederland wilt zijn.

Op het vliegveld

De tijd schrijdt ook in Gambia voort. Het aankomst/vertrekgebouw is zonder twijfel modern te noemen, ooit opgezet als prestigeobject. Veel van de oude charme bij aankomst en vertrek is daarmee verdwenen.

Onderstaande ontmoeting was mogelijk tot eind 1997. Een belangrijk deel van het verhaal past nog wel in de huidige situatie.

Noot van de schrijver: gelukkig toont het nieuwe gebouw al weer enige tekenen van verval.

Als je uit zo’n vliegtuig stapt en je komt zomaar in een andere wereld terecht, dan is dat even wennen. De temperatuur voelt zo hoog aan dat je denkt dat men vergeten is de motoren van het vliegtuig uit te zetten. En als je geen plastic tasje bij je hebt met iets luchtigs erin om te verwisselen voor trui en colbert, dan sta je toch meteen in enigszins overdreven kleding in de hitte van de tropen. Da’s afzien, zéker als je al een beetje verreisd bent.

Gelukkig had onze touroperator eraan gedacht een stukje folklore in te huren. De deuren van het vliegtuig gingen open en we werden meteen geconfronteerd met Afrikaanse klanken. Eenmaal in de deuropening bleek dat er aan die klanken een complete zang- en dansgroep vastzat, die ons verraste op folklore van het zuiverste water. Videocamera en fototoestel bewezen goede diensten. Voorafgegaan door muziek, zang en dans, begaven we ons naar de aankomsthal. Daarbij stelde de folklore zich aan weerszijden van de doorgang op, zodat we, eenmaal in de hal aangekomen, weinig meer konden horen van de noodzakelijke mededelingen.

Maar, een aankomst als deze hadden we, met uitzondering van die op Hawaï en Cuba, nog niet eerder meegemaakt. De verrassingen waren nog niet ten einde.

De pascontrole verliep razendsnel en de dienstdoende beambte was de eerste die ons naar onze gezondheid vroeg. We dachten natuurlijk dat hij onze geestelijke gezondheid bedoelde, omdat we nog steeds in trui en colbert liepen en ons bij zo’n vraag wel iets voor konden stellen. Maar niks hoor, nadat we hem gerustgesteld hadden, praatte hij gewoon verder en heette ons zelfs welkom in Gambia.

Het lossen van een vliegtuig is in Gambia nog eerlijk handwerk en we moesten dus even wachten op de bagage, maar gelet op de hoeveelheid koffers die een vliegtuig vol passagiers met zich draagt, arriveerde die toch na betrekkelijk korte tijd. Het is een vreemde gewaarwording om een paar honderd koffers keurig in slagorde te zien staan. Uitzoeken maar! Door ervaring wijs geworden hadden we onze koffers van een duidelijk herkenningsteken voorzien. Dus, koffers gepakt en op weg naar de douane. Gelukkig was dat maar een paar meter, want het zweet gutste meteen van ons gezicht af.

Twee koffers en de nodige handbagage gaat je, zéker daar, niet in de koude(?) kleren zitten. Ook hier werd weer naar onze gezondheid geïnformeerd en werd onze koffer, nadat we de man in kwestie verzekerd hadden dat we niets illegaals bij ons hadden, van een krijtstreep voorzien en konden we doorlopen.

Overigens had niet iedereen dat geluk en waren er een paar die hun koffers dan ook tot op de bodem leeg moesten halen. Maar goed, niemand heeft haast in Gambia en de bus wacht wel even. Het was een drukte van jewelste in de aankomsthal, hoewel de kleine overkapping nauwelijks die naam mag dragen. Nadat wij naar het nummer van onze bus geïnformeerd hadden, stortten we ons in de menigte.

Of liever gezegd, de menigte stortte zich op ons. In een mum van tijd was mijn vrouw haar koffer kwijt aan, wat later bleek, een kruier die haar vol verwachting aankeek. ‘Which bus madam?’ Ik stond het tafereel nog even te verwerken toen mij hetzelfde overkwam. Voordat ik er erg in had was mijn koffer in zwarte handen overgegaan.

Nu ik de situatie doorhad, besloot ik in te grijpen. De kruier die mijn vrouw van haar koffer verloste zag er volstrekt gezond uit en, wat mij tot het besluit dreef, hij had twee armen en idem zoveel handen. Nu was die weelde niet voor elke kruier weggelegd, maar ik besloot van de mogelijkheid gebruik te maken en griste de koffer weer van mijn (eenarmige) bandiet terug. ‘Die dame heeft twee koffers’, legde ik mijn vrouw's kruier uit en zette mijn exemplaar onder zijn niet bezette arm.

Het kostte enige overredingskracht, waarom zou je iemand twee koffers laten dragen als er zoveel mensen zijn die geen enkele koffer hebben bemachtigd? Uiteindelijk zag de man het billijke van mijn verzoek in, maar wilde in de eerste plaats niet het slachtoffer worden van mijn dreigement een andere kruier in te zullen huren zodat hij beide koffers aan een collega over zou moeten dragen.

Wij naar de bus, die overigens belachelijk dichtbij stond. De afstand van de douane naar de kruier was bijna nog groter! Maar goed, opdracht is opdracht nietwaar? Ook de bus was omgeven door autochtonen en juist toen ik enigszins zelfgenoegzaam bedacht dat we met z’n allen toch voor een aardig stukje werkgelegenheid zorgden, stopte de kruier bij de bus en zette de koffers naast de bagageruimte.

‘How much?’ informeerde ik, behoorlijk onder de indruk van de hoeveelheid personeel waarover we beschikten. Kijk, dat moet je in Gambia nóóit en zéker niet achteraf, vragen. Wist ik veel. ‘Five dollar’, zei de man zonder blikken of blozen. En in plaats van hem één dollar in de hand te stoppen en hem uit te zwaaien, gaf ik hem er twee. Fout dus! We hebben even staan bekvechten, maar ik bleef bij m’n twee dollars.

Toen ik hem eindelijk afgepoeierd had, waren m’n koffers verdwenen! Gelukkig zag ik dat ze in de bagageruimte van de bus beland waren. Tegelijkertijd werd ik aan m’n colbert getrokken. ‘Five dollar!’, droeg de man me op. Even dacht ik dat de vorige kruier er de geheime dienst had bijgehaald, maar deze man bleek dus gewoon degene te zijn die m’n koffers van de grond gelicht en ze in het bagageruim geschoven had.

Ik voelde er weinig voor om opnieuw slag te gaan leveren. Het zag zwart om me heen, iedereen had inmiddels z’n bagage gevonden (en was die ook weer kwijtgeraakt) en er moest nog veel bagage in de bus. Ik gaf de man een dollar en een grote mond (fout, zelfs schelden doe je in Gambia lachend) en verdween in de bus. Bij m’n vrouw werd inmiddels op de ruit getikt. Naast de bus stond een man die het internationale gebaar maakte voor betalen. We keken elkaar eens aan en lachten de man vriendelijk toe. Een vergissing is menselijk nietwaar en al die blanken lijken op elkaar.

Tóch bleek die man het op ons voorzien te hebben. Na enig communiceren, de man sprak maar twee woorden Engels: ‘one dollar’, begrepen we dat hij degene was die de klep van de bagageruimte omhoog gehouden had, terwijl een ander de koffers erin legde. We hebben hem met een lachend gezicht en één vinger een ánder internationaal gebaar geleerd.

Doordat we bijna als eersten in de bus zaten, die uiteraard in de zon geparkeerd stond, waren we het gaarst van allemaal. Voordat iedereen in de bus zat en de zaak zich in beweging zette, sudderden we nog een half uurtje, want bussen met airconditioning, dáár heeft men in Gambia nog maar zelden van gehoord. Luchtbehandeling is: alles tegen elkaar open en zo hard rijden als het maar kan. Maar ja, een stilstaande bus…

Horen, zien en zwijgen

Gehoord: ‘Hé, Sjon, geef me is effe gauw dat fototoestel an, d’r zit daar een meid de grond te soenen.’

Gezien: Een topless vrouw van meer dan normale proporties die gebukt een omtrekkende beweging maakt, bijna struikelend over haar eigen borsten, daarna van dichtbij een foto makend van een jonge vrouw die haar godsdiensige verplichtingen nakomt.

Een jonge inlandse vrouw die in paniek, krijsend opspringt en haar hoofd onder een gebedsmat verbergt.

Gezwegen: In sprakeloosheid…

Gelukkig had de hotelbewaking meer tegenwoordigheid van geest. Een snelle hand rukte de camera uit de hand van de verbijsterend toekijkende topless vrouw. Binnen een minuut was ook de altijd in de buurt van toeristen aanwezige politie ter plaatse. Na een enkel woord van de hotelbewaking maakte de politieman met een bijna verontschuldigend gebaar het fototoestel open en haalde het rolletje eruit, rolde het af en hield het tegen de zon alsof hij wilde zien wat er op stond. De topless vrouw krijste nu ook: ‘ik dacht dat jullie het friendlieste piepel van de wurruld was!!!! Jullie zijn gewoon… enz. nikkers!!!’ Even zag het ernaar uit dat de politie hardhandig de zaak zou beslechten. Maar met een glimlach waarmee alleen de ervaren agenten de toeristen tegemoet treden, overhandigde hij het nog steeds openhangende fototoestel aan de partner van de totaal overstuur zijnde topless ‘dame’ die door hem met vaste hand van het toneel werd afgevoerd. Het rolletje hoefde hij niet te hebben.

De jonge vrouw werd, eveneens totaal overstuur, door een tweetal collega’s tot bedaren gebracht.

Gehoord: ‘Hé Sjon, probeer jij is of de piepers hier te… eten sijn, dan schep ik een portie bruine bonen met een sausie op. O ja, geef me meteen effe een grote lepel an, d’r leg zo’n klein rotlepeltje bij de saus’.

Gezien: Dezelfde dame ’s avonds in het restaurant, chic gekleed, maar ja, haar stemgeluid en accent verraadden haar. Ze schepte een portie chili con carne op en overgoot het met een aantal eetlepels chilisaus.

Gezwegen: Ditmaal in blijde afwachting…

Terwijl de man rustig zijn aardappeltjes zat te eten, kwam de vrouw voorbij stuiven: ‘Gloeiende, gloeiende…’ en verdween uit het gezichtsveld.

Alex Haley: Roots

Jaarlijks wordt in Gambia het zg. ’homecomingfestival’ of ‘Rootsfestival’ gehouden. Vele zwarte Amerikanen bezoeken Gambia op zoek naar de plaats waar hun voorouders ooit gevangengenomen werden om na een moeizame zeereis, die maanden kon duren, als slaaf tewerkgesteld te worden op de plantages in het Caribisch gebied of in de Verenigde Staten.

Elke touroperator in Gambia biedt een dagtrip aan als: Roots. Via Barra wordt een bezoek gebracht aan Juffureh, Albadarr en James Island om daar kennis te maken met nazaten van Kunta Kinteh, de hoofdpersoon in Alex Haley’s boek Roots waarmee hij de prestigieuze Pulitzer prijs won. Het boek is later verfilmd en het werd bewerkt voor televisie.

Met die excursie is niets mis, al is het de commercie ten top, het dwingt tot nadenken over de rol van de blanken ten tijde van de slavernij en het lot van de zwarte medemens. Bij het waarheidsgehalte in het verhaal van Alex Haley dienen echter de nodige vraagtekens geplaatst te worden. Zonder twijfel geeft het echter een uitstekend beeld van de werkelijkheid in die periode.

Alex Haley heeft zich buitengewoon ingespannen om het verhaal van zijn voorouders in beeld te krijgen. Hij maakte een diepgaande studie van de verhalen die hij van zijn grootouders gehoord had en bezocht wereldberoemde bibliotheken om alles wat er ooit over de transporten op papier gezet was te bestuderen.

Daarbij stuitte hij op een verhaal uit 1767 van Thomas Davies, berucht kapitein van een van de boten die het slaventransport verzorgden.

Uiteindelijk kwam hij terecht bij een Gambiaanse griot (een doorverteller van geschiedkundige feiten wegens het ontbreken van geschreven teksten). Deze griot wist hem te vertellen dat Kunta Kinteh, als jongen uit Juffureh in Gambia was weggevoerd. Haley zette de drie verhalen: dat van zijn grootouders, van de griot en het verslag van Davies reis, in één context als: Roots.

Nader onderzoek en een combinatie van verhalen van verschillende griots maken het uiterst onaannemelijk dat Kunta Kinteh ooit in Juffureh gewoond heeft, hij leefde waarschijnlijk in het dorp dat naar hem werd vernoemd: Kinteh Kunda, het huis van Kinteh, oostelijker gelegen. Verder wordt er op gewezen dat de naam zeer algemeen was en dat het vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat alle verschillende Kintehs getraceerd kunnen worden. Zelfs niet bij benadering.

Dat weerhoudt er duizenden bezoekers per jaar niet van om een ‘pelgrimstocht’ naar Juffureh te ondernemen. Als u even stilstaat bij de vele tragische gebeurtenissen die hier in het verleden plaatsvonden, dan zult u de feiten dat het dorp bij het naderen van uw bus ontwaakte, dat vrouwen plotseling voor de maaltijd moesten gaan zorgen, dat de meest fraaie plaatjes opeens in uw beeld verschijnen en dat kinderen erop staan met u op de foto te mogen (en dat alles tegen betaling), voor lief en met een korreltje zout nemen.

Als u onverwacht een bezoek zou brengen aan Juffureh dan treft u een dorp aan dat zich in niets onderscheidt van honderden andere dorpen in Gambia. Een bezoek aan Binta (of Binde, afhankelijk van de gids), een andere nazaat, in de compound die van de de ouders van Kunta Kinteh was, die u trots de foto van haarzelf met Alex Haley en zélfs een foto van Kunta Kinteh  toont (die u dan, opnieuw tegen betaling, weer mag fotograferen), zal over 100 jaar nog steeds op dezelfde manier plaatsvinden. Waarschijnlijk zijn de griot die het hele verhaal aan het licht bracht en Binta er dan ook nog bij.

Als u tóch in Juffureh bent: vergeet niet een bezoek te brengen aan het museum, dát vindt u niet in andere dorpen. Het museum werd in 1997 geopend en geeft een eenvoudiger maar ook indringender beeld van hetgeen zich hier heeft afgespeeld dan het verhaal van uw gids of de aangeboden voorstelling door de dorpelingen, hoezeer, op zich, óók de moeite waard.

De onderwijzer

Het was zondag en ook voor de Gambiaan een vrije dag. Jongelui vermaakten zich met balspelen op het strand, waarbij de bal bestond uit een met touwtjes bij elkaar gehouden prop van een oude cementzak. Ze deden de grootste moeite om de bal droog te houden, want met zo’n natte prop papier is er geen lol aan en bovendien is het spel snel afgelopen. Anderen vermaakten zich met handgeklap en heupwiegerij, want swingen moet het, ritme zit de Gambiaan in het bloed. En de toeristen? Die sjokten wat langs het strand of probeerden het heetst van de dag door te komen door onder een parasol, zich zo breed mogelijk makend, de zeldzame windvlagen maximaal op te vangen.

We zagen hem al van verre komen. Onmiskenbaar een Gambiaan die in een verkeerd decor terechtgekomen was. Hij droeg een driedelig zwart pak. De broekspijpen waren tot kniehoogte opgerold en hij waadde blootsvoets door de uitlopers van de golven. Onder zijn arm droeg hij een zwarte aktetas. Toen hij wat dichterbij kwam bleek hij bovendien een brilletje te dragen dat slechts in de fantasie van een voorouderlijke tekenaar op de neus van een intellectueel gezet kon zijn. Maar hij droeg het met waardigheid, dat moet gezegd. Hij had veel weg van een oude Amerikaanse prediker, alleen, hij had geen baard en bovendien was er weinig wind.

Ik stootte mijn vrouw aan en knikte in de richting van de karikatuur. Zij sloeg een hand voor de mond en hikte. Dat was fout, want doordat ze net een slok genomen had van haar tweede cocktail, schoot deze haar prompt in het verkeerde keelgat, hetgeen een formidabele combinatie van lach- en hoestbui tot gevolg had. De man keek onze kant op, maakte een kwart slag en wandelde recht in onze richting. Het leek alsof hij ons straffen zou voor het doorbreken van de stilte, waarin slechts plaats was voor het ruisen van de branding.

‘Het lijkt de man uit Irma la Douche wel’, grapte mijn vrouw. De man zette zich op een strandstretcher tegenover ons, wiste zich het zweet van zijn voorhoofd, poetste zijn bril op, rolde zijn broekspijpen af en zei: ‘Hi.’ Nu eist de wellevendheid in Gambia dat je je voorstelt, ongeacht of je prijs stelt op iemands aanwezigheid of niet, dus noemde ik mijn naam, kreeg een hand, mijn vrouw noemde zich uit pure balorigheid met de tranen nog in de ogen ineens Beppie, kreeg ook een hand en de man zei nog steeds niets. Hij maakte zijn aktetas open en diepte er een officieel document uit op, althans, daar leek het op. Nu waren we inmiddels door schade en schande wijs geworden en wisten dat officiële documenten pas officieel zijn als er een legitimatie bij is. Welnu, die was er, ondertekend door de minister van onderwijs. Dat was dus zuivere koffie. De man bood ook niets te koop aan, sterker nog, behalve het inleidende ‘hi’, had hij z’n mond nog niet opengedaan.

Hij sloeg wat restjes zand van z’n pantalon, schraapte zijn keel en zei: ‘Ik heet Mohammed.’ Ditmaal kregen we allebei een hoestbui. Hij legde ons het doel van zijn bezoek uit. Als enige gediplomeerde onderwijzer van een lokale school probeerde hij op z’n vrije dag wat geld bij elkaar te sprokkelen om zoveel mogelijk kinderen wier ouders de school niet konden bekostigen, toch onderwijs te geven. Het doel sprak ons wel aan en we besloten om een kind voor een kwartaal te sponsoren. Mohammed pakte een intekenlijst en schreef in een schrift dat voorbehouden is aan onderwijzers: ‘Paul en Beppy D 75.’ Hij nam het geld in ontvangst, nodigde ons uit voor een bezoek aan de school, keek om zich heen en stelde vast dat wij de enigen waren die in de omgeving als sponsor in aanmerking kwamen. Hij sloeg nog wat restjes zand van zijn broek, rolde zijn broekspijpen op, gaf zijn bril een beurt, wiste zich het zweet van zijn voorhoofd, zei: ‘Bye’ en slofte weer in de richting van de golven.

Wekelijks op zondag kwam hij voorbij, legde feilloos aan bij de mensen die hij nog niet eerder gezien had, steeds hetzelfde ritueel volgend, groette degene die hem eerder bedachten en u kunt het geloven of niet, we hebben nooit iemand een bijdrage zien weigeren!

Overigens, ons bezoek aan de school werd een groot succes. We werden toegezongen alsof we de wereld van de ondergang gered hadden en ja, dan haal je je zakken maar weer leeg, alle ballpoints eruit en nog een biljetje toe. Je moet er tegen kunnen!

De werkers van Gambia

Veel Gambianen zijn werkloos. Dat wil niet zeggen dat ze niets verdienen, ze hebben geen vast inkomen. Ze worden voor een dag of voor een uur ingehuurd om een auto of een schip te laden of te lossen. Ze zijn in het bezit van een kruiwagen en transporteren vrachten van de markt naar een aangegeven punt. Ze houden zich wat bezig met ambulante handel of met het werven van klanten voor beachbars. De meeste Gambianen zijn bereid om hard te werken voor hun inkomen en vaak lukt dat dan ook wel.

Nu zijn er natuurlijk mensen die zich niet druk maken over morgen als ze voor vandaag genoeg verdiend hebben om in leven te blijven. Het zijn uitzonderingen. Als je Gambianen aan het werk ziet dan dwingt dat soms respect af, soms geeft het aanleiding tot hilariteit. Een paar voorbeelden, maar in feite moet je zélf oog hebben voor wat er om je heen gebeurt. Wat er ook gebeurt, wat je er ook van vindt, reageer nooit op het werk dat mensen doen in de negatieve betekenis van het woord en probeer ze vooral niet duidelijk te maken dat u het beter weet. Dat laatste is eventueel bespreekbaar als u iemand goed kent.

Ga er eens voor zitten om aandacht te besteden aan mensen die hun dagelijkse werk doen.

Het laden en lossen van schepen en vrachtauto’s is doorgaans eerlijk handwerk. Een vrachtauto met balen cement voert vaak niet alleen de balen cement, maar ook de mannen die ervoor moeten zorgen dat de vracht gelost wordt, aan. Het is een kabaal als zo’n auto passeert en dat heeft meestal weinig te maken met de kwaliteit van de vrachtauto. Bovenop de balen cement heeft de losploeg plaatsgenomen die zich al pratend en lachend naar hun werkplek laat vervoeren. Daar aangekomen wordt er hard gewerkt. De mannen lopen onder balen van 25 of 50 kilo soms tientallen meters, waarbij onderweg ook nogal eens moet worden geklommen. Ze werken in stilzwijgen door totdat de vracht gelost is en hervatten dan op de terugweg hun luidruchtige conversatie. Ga er maar aan staan: een paar uur onder balen die soms nét zo zwaar zijn als je eigen gewicht en dan nóg spraakwater over hebben.

Ook de vuilnisman wordt in de laadbak van de vrachtauto vervoerd. Soms zijn het er zoveel dat je je afvraagt waar het vuil dat wordt opgehaald moet blijven. Nu heeft men in Gambia minder afval dan in Nederland, de meeste voorwerpen worden gebruikt tot er echt niets meer mee te doen is. Plastic flessen, toch een artikel dat dagelijks bij duizenden verkocht wordt, heeft leegwaarde, papier wordt gebruikt als verpakkingsmateriaal. U moet niet vreemd opkijken als u brood haalt en het in de krant van gisteren verpakt wordt. Het vuil beperkt zich dan ook in veel gevallen tot, wat wij zouden noemen, GFT-afval.

Het tuinafval neemt hierbij een dominante plaats in en het wordt vaak verschillende malen opgehaald. Eénmaal als het op de oorspronkelijke plaats wordt aangeboden, de tweede keer omdat het beladen van de vuilniswagen niet geheel volgens plan verloopt en een derde maal nadat het van de vuilniswagen is afgewaaid tijdens de afvoer.

Kijk niet vreemd op als u tien vuilnismannen een compound ziet betreden. Twee ervan dragen een bezem, twee anderen een hark of hooivork. Verder zijn er vier mannen die een groot kleed dragen. Het gezelschap wordt gecompleteerd door een chauffeur (die verder niets doet) en een toezichthouder (die helemaal niets doet). De laatste zet zich meestal op de veranda, waar hem koffie, thee of iets fris wordt aangeboden. De anderen klagen nooit over die uitzonderingspositie, ze hopen op promotie.

Het tuinafval wordt door de bezemdragers bij elkaar geveegd en in samenwerking met de harken op het kleed gewerkt. Als het kleed vol is wordt het naar de auto gebracht. Tijdens het ‘overladen’ valt er weleens iets naast, maar dat is voor de volgende ploeg, die het straatvuil verzamelt. Het ritueel herhaalt zich zo vaak als noodzakelijk is en als het karwei geklaard is, controleert de opzichter of dat inderdaad zo is, bedankt voor de versnapering en de hele ploeg wandelt naar het volgende adres, meestal slechts enkele tientallen meters verderop.

De mensen die het land bewerken zijn op zichzelf aangewezen. Ze ploeteren de hele dag in de zon te midden van pinda’s, rijst, couscous en Spaanse pepers. Ze maken lange dagen, waarbij de hulp van kinderen onontbeerlijk is. U zult ze nooit horen klagen.

Ze kwamen met een ladder. Twee halve boomstammetjes van zo’n meter of drie, waartussen kortere halve boomstammetjes, met een tussenruimte variërend van dertig tot zestig centimeter, gespijkerd waren. De vraag of er een ambulance besteld moest worden, werd ontkennend beantwoord. Het huis moest geschilderd worden en met name het gedeelte boven de veranda. De vraag waarom ze met z’n tweeën kwamen, gelet op die ene ladder, werd in z’n geheel niet beantwoord. Schilderen dóe je nu eenmaal samen.

De opdrachtgever begreep er niets van, maar dat was dan ook een blanke, nog niet zo lang in Gambia. De ladder bleek iets te kort om tegen de bovenkant van het huis gezet te worden. Een paar stenen van onbestemde vorm eronder brachten uitkomst, de ladder was nu hoog genoeg. De onderste trede zat nu wél zo’n tachtig centimeter boven de grond. Behendig sprong de schilder erop. De tree bleek daar niet op berekend. De ladder had geen onderste trede meer, maar dat was slechts van korte duur. Een pak spijkers bracht uitkomst. De overige treden werden meteen grondig vastgezet en het schilderwerk nam een aanvang.

De opdrachtgever was nog steeds nieuwsgierig waarom ze maar één ladder meegebracht hadden. Het bedrijf hád er niet meer. De tweede schilder vroeg om een tafel. Om nóg een tafel. En nog eens om een klein tafeltje. Na enige acrobatische toeren, waarschijnlijk goed voor een hoge klassering tijdens de olympische spelen, bereikte hij dezelfde hoogte als z’n collega. Het bovengedeelte van het huis werd geschilderd. Het was nog diezelfde dag klaar.

Vissen gebeurt meestal met piroques, een traditionele, van oorsprong Portugese, houten boot die met vijf tot zeven bemanningsleden aan boord in de avond of vroeg in de morgen zee kiest. Het voortbewegen van zo’n boot gebeurt soms nog met de hand en er is veel kracht voor nodig. De vissers brengen vele uren op zee door en de vangst is niet altijd even groot. Bovendien moeten ze véél vangen om de gezinnen van alle bemanningsleden te voorzien van de noodzakelijke levensbehoeften.

De vis wordt spotgoedkoop aan land gebracht waar de vissersboten worden opgewacht door vrouwen die soms al uren aan het strand zitten. Da’s wel gezellig maar het levert niets op. Als er een vissersboot in aantocht is worden de vrouwen elkaars concurrenten. Ze lopen zover mogelijk de zee in, de boot tegemoet, om een goed plaatsje langs de boot te kunnen bemachtigen. Voor vijf dalasis wordt de teil die ze dragen gevuld en degene die het eerst weer op het strand is, heeft de beste kansen op verkoop tegen een goede prijs.

Er zijn ook vissers die in niet meer dan een uitgeholde boomstam zee kiezen. Ze blijven dichter bij de kust en hun visgerei bestaat slechts uit één lijn met wat haken. Het einde van de lijn houden ze in hun hand. Als er een vis bijt weten ze zeker dat er die avond wat te eten is. Het is de bedoeling om zoveel vis te vangen dat er wat van verkocht kan worden. Vaak lukt het ze, soms ook niet. Het vissersleven is hard, de dagen lang en de uitkomst van elke dag onzeker.

Iedereen moét iets doen in Gambia om in leven te blijven. De meesten redden het wel. Degenen die niet in staat zijn om te werken zijn aangewezen op het medeleven van anderen. Soms is een handicap een voordeel. Ze bedelen. Armoedegrens is in Gambia een ingeburgerd begrip. Bijstand niet.

Palm Beach

Zoals de naam Palm Beach je al doet vermoeden, is het hotel direct aan een van de mooiste stranden van Gambia gelegen...

v.a. 552 p.p.

Sun Beach

In het meest westelijk puntje van het levendige Cape Point vind je het heerlijke 4-sterrenhotel Sun Beach. Niet alleen is Sun Beach...

v.a. 799 p.p.

10 prachtige bestemmingen in Gambia